[Beukenootje (vervolg)]
Zosja had niet eens een voile om, want het was oorlog... hoewel het zo leuk was als het maar zijn kon, leek het of iedereen iets bijzonders verwachtte. De ouders hoopten dat Onze Lieve Heer op het laatste nippertje een baron van me zou maken... en ik, ik koesterde de hoop dat die... dat ze me voorgoed in hun midden zouden opnemen.
- Maar voelde je je gelukkig?
- Ja... natuurlijk... maar weet je... zo af en toe zei een stem in me: waarom laat je je met ze in, dat zijn toch geen mensen voor jou... Het rood van Zosja's appelwangen straalde - het was hartje winter, een winter zoals je je die in dit verdomde klimaat en tussen al die medicijnen gewoon niet kunt voorstellen. Ik sta daar trots als een pauw, als ze ons bij de uitgang van de kerk de hand komen drukken en gelukwensen. Het diner was zo... zo beschaafd, alsof iedereen een week van tevoren gezworen had zich netjes te gedragen. We aten de ree, die Zosja's oom in zijn dorp bemachtigd had, alsof die van zaagsel was... Trouwens, hij nam ons meteen na 't eten met zich mee. Hij woonde zo'n veertig kilometer verderop, in de bergen. Hij was daar zo'n beetje specialist in grondboringen en vertegenwoordigde een buitenlandse firma die daar boorputten had. En de oorlog had hem daar verrast. Hij hield van jagen en ook van gepeperde grappen... hij zou bij jullie Belgen vast in de smaak zijn gevallen.
- Dronken jullie tijdens de maaltijd?
- Jazeker. Maar direct daarna zijn we op reis gegaan, met twee sleden, de bergen in. Zosja's oom in de voorste, wij samen met een boer in de achterste. Het knarste onder de ijzers. De wind had de wolken van de laatste restjes sneeuw van de vorige dag ontdaan, maar opeens, vlugger dan de duivel met zijn staart kan draaien, begint het te sneeuwen. Een ware sneeuwstorm, niet maar zo'n beetje. Maar de pelzen hielden ons lekker warm, zodat we niet eens veel zin hadden om uit de sleden te stappen toen we voor het huis stilhielden...
Een houten huis, met twee verdiepingen... om je 'n idee te geven. Tijdens het avondeten was de stemming voortreffelijk. Zosja's oom begon de draak met ons te steken en zei dat het hem speet dat hij in onze kamer geen bel had laten installeren... voor het geval er problemen mochten zijn. Kortom: prima.
Daarna gingen we de trap op naar onze kamer. Je moest de gang doorhollen, want het was er zo koud als in een ijskast. Maar in onze kamer was de kachel aangemaakt. Ik deed de deur dicht en op de tast vond ik de lucifers, vlak bij de olielamp. Maar op hetzelfde moment voelde ik de hand van mijn vrouw. Zonder iets te zeggen nam ze de lucifers uit mijn handen en legde ze terug op het tafeltje.
- Ik begrijp het, ik begrijp het, ga verder.
- Toen we daar zo stonden, vervuld van het besef dat het moment gekomen was, dat straks, onherroepelijk - toen hoorden we de wind. Die duwde tegen het huis dat het ervan overhelde. Het kacheltje dat tot dan toe een blauw schijnsel had vertoond, werd nu gloeiend rood. Daar beukte de volgende windvlaag al tegen het huis en drong naar binnen. Zodat het mos piepte tussen de balken. Maar weet je, wij vonden dat prachtig. We hadden een paar glaasjes gedronken, en verder waren we zenuwachtig... Zosja begon tegen het ijs op de ruiten te ademen. Ze doorboorde het ijslaagje, keek door de kleine opening en riep: ‘Wat 'n nacht, 't sneeuwt zo hard dat er van de wereld niets meer te zien is.’ Maar ik wist dat dat allemaal maar gepraat was, want datgene waarvoor we hierheen waren gekomen drong zich onweerstaanbaar aan ons op, en wij... want dat weet ik nog goed... was het uit schaamte? of vrees?... wij stelden dat moment uit... net als jij en je Lineke toen jullie over die slak op de muur praatten... Een poos stonden we zo zonder een woord te zeggen, ik in het midden van de kamer, Zosja bij het raam... en opeens voelde ik hoe mijn benen me droegen. Ik was al bij haar. Ik kuste haar hals. Ze richtte zich op, draaide zich met een heftige beweging om en gaf me een kus. Toen begon ik me... begonnen mijn handen zich te verwarren in de parelmoeren knopen van mijn hemd.
- En je vrouw?
- Die bleef bij het raam staan... en pas toen ze het kraken van de