heeft horen vallen. Het klinkt komisch, ze lachen.
‘Zie zo!’ zegt Gerrit. ‘Punt een. We spelen dus zaterdag. Half negen in de Cockhals. De vorige keer was ze zo goed bevallen dat ik nu maar meteen f 750, - gevraagd heb, wel een bewijs dat we heel wat beter zijn geworden dan The Wreakers. Iedereen accoord? Anders moet je het nu zeggen! Joep, godverdomme! Max! Zeg! Vladimir! Je kunt toch godverdomme wel heel even stil zijn!’
‘Oehoe!’ roept Percy en trekt aan zijn stickie.
‘Godverdomme!’ roept Gerrit. Hij durft Vladimir niet verder te dreigen, onder druk van zijn mogelijk vertrek naar de Multiple Frustrations, nog voordat hij goed en wel zit.
‘Punt twee,’ zegt Gerrit. ‘Ik ben dus in het weekend al weer een paar keer benaderd door die twee figuren die vroeger al eens meegedaan hebben en die willen weten of ze weer mee kunnen doen. Ik heb ze gezegd dat ik daar niet alleen over kan beslissen, maar eerlijk gezegd vind ik zelf...’
De deur gaat open, zwiept terug. Twee jongens zijn binnen gekomen. Hun gezichten staan somber en strak. Ze dragen lichtgrijze pakken, lichtbeige hemden en daarbij die misgreep uit onwaarachtiger dagen, de stropdas. Correcte kantoorkleding die kortsluiting maakt met hun donkere zonnebrillen. Hun verschijning ademt verwijt en ze hebben trompetkoffers bij zich. Joep Drupsteen wijst Max een accoord en Max speelt het. Een lucifer schraapt en uit Percys richting drijft het zoete van pot langzaam over.
Met tegenzin komt de trombonist Willem den Duister van het bed overeind en betast pijnlijk zijn kaak.
‘Ik heb pijn aan mijn bek,’ zegt hij tegen Wiegel en trekt een smerig gezicht.
‘Goed!’ roept Gerrit opeens opgewekt. ‘Dan maar zonder Charley! Willem, doe je mee? Pak godverdomme je trombone!’
De beide figuren staan stil bij de deur.
‘Ik heb pijn aan mijn bek,’ zegt Willem en trekt twee vingers van dichtbij zijn oor tot aan de punt van zijn kin. ‘Ik denk dat ik een ontsteking krijg aan mijn bek,’ zegt hij.
‘Nou, goed!’ zegt Gerrit. ‘Jongens! Huub, werkt die versterker nog niet?’
Huub is zo'n stille die bijna niet praat. Hij ligt geknield bij gebundelde draden en rukt aan het snoer naar de spons die tegen de kam van zijn bas is gegroeid. Met een rood hoofd haalt hij zijn schouders op.
Strak en druk loopt Gerrit naar de spoelbak onder de bierpomp. Hij hurkt en even later beginnen de twee luidsprekers te brommen. Het brommen verhevigt tot klapperen en Huub roept waarschuwend hé! Gerrit zakt weer en het klapperen bedaard tot een brommen waardoorheen de bas zich krachtig laat horen. Onmiddellijk speelt Huub een solo.’ Hij stond niet eens aan!’ hoont Gerrit en grijpt naar zijn alt. Max legt een ondergrond en Vladimir gaat stuwen. Joep neemt zijn trompet van de piano en de kleinste van de grijze figuren doet woedend zijn uitval:
‘Ja, voordat jullie verder gaan, willen we dus eerst wel graag weten of we nou eigenlijk mee kunnen doen of niet. Want we willen wel weten waar we staan, weet je wel. Want als het negatief is willen we dat nu wel definitief weten, want we zijn hier nu binnen gekomen en daar kwam ook al niet veel reactie op en die eerste keer in de Cockhals was het ook eerst ja en toen nee...’
‘Dat was nooit ja,’ zegt Gerrit verontwaardigd. ‘Dat was dadelijk meteen negatief. Moet je horen, in de Cockhals werd het te hard. Ze vonden dat het te hard werd toen ik zei met hoeveel we kwamen.’
‘Dat is dus onzin, wat jij zegt,’ zegt de kleine en schuift zijn zonnebril hoger. ‘Want je hebt eerst wel degelijk gezegd dat het ja was. Als het te hard is is het te hard, daar gaat het niet om. Het gaat ons er op dit ogenblik alleen maar uniek om dat wij de informatie hebben of het ja is of nee.’
De lange grijze figuur glimlacht geknepen.
‘Moet je horen!’ zegt Gerrit. ‘Ja, of nee, daar kan ik niet zo over beslissen! Dat gaat iedereen aan! We hebben van het begin af gezegd en daar was iedereen bij en daar houd ik aan vast, dat de groep op democratische basis geschoeid is en dat blijft zo en zo vat ik het op! Als jullie wat willen dan moet ik dat eerst in stemming brengen en we zijn nu met te weinig om voltallig te kunnen stemmen, zoals je misschien al is opgevallen! Dus!’ roept Gerrit vrolijk en schuift zijn pet ver naar achter, ‘ik zou zeggen, wacht nou maar even rustig af! Ik zal het de volgende keer meteen voltallig in stemming brengen op jullie verzoek als je dat wilt en dan zien we wel weer! Dan hoor je nog wel!’
‘Het verschil tussen cis en des dat weet ik gewoon helemaal niet wat dat verschil is, weet je wel,’ zegt Max tegen Joep bij de vleugel. ‘In die twaalftoontechniek daar heb je die vogels die hebben zo'n heel dik boek geschreven over wat er niet is. Het is zo makkelijk en zo logisch dat je niet eens meer weet hoe laat of het eigenlijk wel is. Cis of des... Als je naar die klassieke componisten kijkt dan krijgen ze alle kleuren van de regenboog!’
‘Willem!’ roept Gerrit.
Willem ligt weer achterover.
‘Want als het negatief is, is het ons ook o.k.,’ zegt de kleine kwaad. ‘Maar dan gaan we nu dus ook weg.’
‘O.k.,’ zegt Gerrit vluchtig. ‘Jongens!’
Hoewel hij die twee duidelijk wegwuift, verzet geen van beiden een voet.
‘We gaan eerst wat gebonden spelen,’ zegt Gerrit. ‘Point of No Return!’
De aandacht is slecht. De twee verpesten de stemming. Wiegel bootst de jammer van Albert Ayler na, een sigaret tussen zijn vingers als wijlen Coltrane. Ahu Lul drumt op de rand van zijn stoel en Gerrit werpt een blik op de groene wijzers van zijn onderwaterhorloge.
‘Zijn we er allemaal?’ roept hij. ‘Moet er nog worden gestemd? Doe het dan godverdomme!’
‘Als je hem vlak voor het einde even een hele laat zakken is dat natuurlijk helemaal het bittere einde,’ zegt Joep rustig tegen