Relaas van het voorgevallene van Petrus Joseph Schaeffer
(ca. 1803)–Anoniem Relaas van het voorgevallene van Petrus Joseph Schaeffer– AuteursrechtvrijStem: Hoe leg ik hier in deze ellende.
1. MEn hoord niet als van Gruwel-Daaden
Dat geschied door Baatzugtigheid,
Moorden, Steelen, zonder genaden
Of'er geen God was dezen tyd,
't Geschied van Arme en Ryke,
Ia zelfs door de Geestelijke.
2. Hoord aan dit Lied het is waaragtig,
Een Deservitor wilt verstaan,
Was in de Stad Ceulen woonagtig,
Had veel Geld en Goed opgedaan
Van twee Begynen die daar waaren,
Die helpen hem in groot bezwaaren.
3. Hy heeft de een beloofd te Trouwen
Soo mondelings als schriftelijk,
Maar wee! die zaak zal hun berouwen
En eindigen zoo grouwelijk!
Gelijk gy uit dit Lied zult hooren
Hoe dat hy hun kwam te vermooren.
4. Dees Vrouws-persoonen uitgegeven
G'heel zonder Middels wilt verstaan,
Vroegen hem Geld om van te leeven,
Maar hy is van daar weg gegaan,
Kwam met den Bisschop zelfs te Aken,
En zogt g'avanteerd te geraaken.
5. Dees twee Susters door nood gedreeven
Kwamen hem vinden in die Stad,
Om dat hy hun het Geld zou geeven
Dat hy zoo lang bezeeten had;
Maar hy verschrikt en was verslagen
Vreesde dat z' hem zoude beklaagen.
6. Als hun verbintenis zou uitkomen
Was hem groot nadeel toegewend,
Heeft alle zorg waargenomen
Om hun daar te houwen onbekend,
Verbergde hun met veel listen
In een Hotel dat niemand wiste.
7. Hy die by den Bisschop zoo veele
Door groote moeite en devoor,
Dat hy in de Parochie te Ceulen
Van Ons Lief Vrouw wierd Pastoor,
Dan ontbood hy dees twee Iuffrouwen,
Die hem maar diende tot rouwen.
| |
[pagina 2]
| |
8. Sy praamden hem hun te fourneeren
Van Onderhoud, en boven dat
Dan ook een Wooning voor hun te huuren
Of het verbond dat hun bevat,
Zou men den Bisschop kenbaar maaken,
Als zy'er konden by geraaken.
9. Den Bisschop moest tot Ceulen komen,
Dees Vrouwen dreigden meer en meer,
Syn vrees heeft sterk toegenomen,
Dat hy besluit in eenen keer
Om van hun dreiging{?} niet meer t' hooren
Van hun alle beit 't{?} te vermooren.
10. Hy steld met listen hun te netten,
Om mee te gaan [buiten] de Stad,
En daar den Rhyn over te zetten
Na een Wei of Beemd hoord dat,
Om zoo het scheen zig wat vermaaken,
En 't overleggen hunne zaaken.
11. Maar nauwelyks overgevaaren,
Riepen ach God! wat komt ons aan?
Wel Heer wat mag ons tog bezwaaren?
Ons dunkt wy na de Slagtbank gaan!
Wy kunnen als van angst niet leeven,
Ons Lichaam schynd van schrik te beeven.
12. Dan sprak den Moorder onberaaden,
Gy moet hier sterven door myn hand,
Voor u Lieden is geen genaaden,
Gy zoud my brengen in de schand.
Hy nam een groot Mes in zyn handen,
En ging hun wreedelyk aanranden.
13. Sy riepen vriend, ach laat ons leeven!
En vielen op hun knien bloot,
Met weenen, zugten ende beeven,
In dezen grouwelyke nood,
Wy zullen u nooit niet meer vraagen
Of u ten minsten niet beklaagen.
14. Hy hoorden na weenen of kermen,
Ia snee en stak geheel verwoed;
Sy riepen God! wilt ons ontfermen!
Vergeeft ons kwaad, ô Iesus soet!
Maria zuiver Maagd gepreezen!
Wilt by uw Zoon ons voorspraak weezen.
15. Sy zyn dan daar ten laatst beweeken
En gestorven met veel pyn,
Door veele sneeden ende steeken,
Hy kwam dan weer over den Rhyn:
Maar als die zaak rugbaar ging weezen,
Heeft hy den Moorder zeer mispreezen.
16. En hy bragt in listige laagen
Of hy niets wist van deze daad,
Hy kwam aan vele Menschen te vraagen,
Hoe het met die vermoorden staat,
Hoe hun die zaak was overkomen,
En hoe z'het leeven zyn benomen.
17. Maar men kreeg dog op hem presomptie
Hy wierd gevangen daar ter tyd,
En men heeft hem 't heel Consontie
Van deze Moorden opgeleid,
Maar met veel leugens overtuigde,
Tot dat hy voor de waarheid buigde.
18. Na overtuigd te zyn als Daader,
Leest m' hem zyn vonnis voor door kragt,
Met een rood Hembd als een verrader,
Van de Gevangenis gebragt,
Tot aan 't Schavot daar hy moet sterven
Door 't Guillotien 't leven te derven.
19. Als hy was aan 't Schavot zoo m' hoorden
Gaf aan een ieder goed vermaan,
Ik ben den Daader van die Moorden,
'k Moet daar voor dit Lot onderstaan,
'K vraag vergiffenis God en Menschen,
En ook de Regters na myn wenschen.
20. Die ik heb zoeken te bedriegen
Met valsche Declaratie groot
Myn Dood vonnis is zonder liegen
Regtveerdig sterf ik de dood.
Vaders en Moeders wilt dees dagen
Dog zorg voor uw Kinders draagen.
21. De vreeze Gods mag niet verdooven,
En leert hun wagten van Kwaad,
'K sterf in het Katholyk Geloof,
God vergeve my myne misdaad,
Hy riep ach Iesus door uw wonden!
Vergeeft dog alle myne zonden.
22. Hy klom het schavot op met verstrangen
Men riemd hem aan de Guillotin,
Heeft zyn regtveerdig lot ontfangen
Tot Spiegel van al de Lien
Wilt tog het kwaad en baatzugt schouwen,
Daar door komender veel in rouwen.
Dat hy in Vrede ruste. Amen |
|