Reijnsburchs angier-hoff(1641)–Anoniem Reijnsburchs angier-hoff– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Der Pijn-Appel aenkomste, tot de Roode Angieren. NOyt lieffelijcker tijdt, noyt lieffelijcker stonden, Kan mijn verdraeyde Tongh, als nu te recht vermonden; Want noyt op soo een Feest, en heeft mijn swack ghemoedt, De Tonghe eens gheroert, de Konst yetwes ghevoedt; Noyt isser in mijn tijdt, een Chaerte uyt-gheschreven, Die sulcke Prijsen wou tot loon, voor moeyte gheven, Als ghy doet, Rood' Angier, in u Abdy vermaert, Die van oudts is ghesticht, soo Fama ons verklaert: Nu sal de vlugghe Faem, met hare vlugghe vlercken, V Lof noch blasen uyt, dat yder een kan mercken Dat ghy de Rede, naest de ware Godsdienst houdt; En veel waerdigher acht, als Peerel ofte Goudt: Ghy zijt waerdigh ghekroont, nae Reden-rijcx manieren, Van ons, Uyt Liefd' ghepijnt, met Pallem en Laurieren. Uyt Liefd' ghepijnt. J. C. Vermeer. Vorige Volgende