Reijnsburchs angier-hoff
(1641)–Anoniem Reijnsburchs angier-hoff– Auteursrechtvrij
[Folio C1v]
| |
Op de Stemme: Doet u Ooghjes open.I.
O Roode Angieren !
Kunst hout ghy in waert,
Want ghy hebt gaen stieren
Nu korts uyt een Chaert,
Daer door dat versamen
Nu ses Vrye Kamers hier,
Om Konst na 'tbetamen
Te pleghen by 't Roo-Angier.
I I.
Op u Feest met vreughde,
Ga naar margenoot*'t Laurier-Spruyt komt nu,
Jeught neemt aen in deughde,
Konst-Broeders by u;
Daer wy Ga naar margenoot† Roode Roosen,
Door Liefde tot Redens-Leer,
Oock hoopen te bloosen,
Doch Aensiet de Jonckheyt teer.
I I I.
V Konst-grage ooghen,
Sien Ga naar margenoot‡ Ooghen-troost mee,
Oestgeests-Vreught ghy moghen
Smaken sult in vree:
Den Ga naar margenoot*Pijn-Appel goedich,
Hem oock heeft Uyt Liefd' ghepijnt,
Hier te komen spoedich,
Daer sy oock als-nu verschijnt.
| |
[Folio C2r]
| |
De Ga naar margenoot† Cooren-Aeren mede
Hier komen ter Feest,
Liefd' moet blijcken hede,
By elck Konst-graegh Gheest:
Het Ga naar margenoot‡ Lelytjen onder
Den Dooren, sijn komst oock heeft
Uyt Liefd' bestaen, sonder
Dat het yet om Zoili gheeft.
V.
Wy Broeders eendrachtich:
Ga naar margenoot* Roo Angieren nu
Hier daer 't Woordt is krachtigh,
Komen om by u
Nu soet te vergaren,
En te thoonen ons Kunst kranck,
Dus wilt openbaren,
Dat ghy ons komst neemt in danck.
Neemt uyt Liefd' in danck aen, de komst der Roode Roosen,
Die hier komen uyt Liefd', u Redens-Feest ter eer;
Op dat de Liefde mach, ô ! Roo Angieren bloosen
Hier, daer 't Woordt krachtigh is; Aensiet de Ionckheyt teer.
Aensiet de Jonckheyt.
Vervreught in deught,
G. van Breda. |
|