gen. Als het aanschouwelijk werd gemaakt kreeg het heel sportief alle kansen. Wie weet bezat het een verborgen aantrekkingskracht, een in de bejaarde klank weggezakt talent. Het besluit van de beheerder om het woord, tegen zijn geringe aanzien in, te handhaven zou dan begrijpelijk worden.
Op het stationsplein van de provinciestad waar hij woonde ging ik een kantoorboekhandel in. Wat zou ik kopen? De definitie was over de benodigdheden voor het spel nogal zwak. Het werd me niet duidelijk of passedies met drie of meer stenen moest worden gespeeld. Ik overwon mijn aarzeling en kocht er vijf. De proef mocht niet door een gebrekkige voorbereiding mislukken.
Ik liep door de zeventiende eeuwse stad naar het huis van mijn gastheer. Zelfs deze lichte wandeling, waarop zo weinig voorviel, werd door zijn werk gedekt. De delfstof die hij zo overzichtelijk had gerangschikt werd door mij in allerlei samenstellingen gebruikt.
Zijn woning lag aan de mooiste gracht van de stad. Er beierde een carillon en de witte bruggetjes lichtten op in de namiddagzon. Ik bleef voor het herenhuis staan en keek omhoog. De donkere gordijnen op de eerste en tweede verdieping waren half gesloten en er stonden geen planten of bloemen op de vensterbank. Het was of het licht zich van de gevel afwendde. Dit moest het huis zijn van iemand die zelden buiten kwam.
Toen ik aanbelde deed hij zo vlug open dat het leek alsof hij achter de deur had gestaan. Hij stelde zich voor en liep voor mij uit de hoge gang in. Zijn smalle gezicht werd gesierd door een puntig baardje en slordige omhoogspringende wenkbrauwen. Het grijze huisjasje had tressen, als van een ouderwetse pyjama, en het zag er zo broos uit dat het bij de geringste aanraking tot stof zou verpulveren.
We gingen in zijn werkkamer zitten en hij begon te vertellen over zijn loopbaan. Hij zette een trapje voor een wand met boeken en pakte met voorzichtige vingers een dik blauw schrift. Het was zijn eerste woordenboek dat hij, toen hij twaalf was, had samengesteld.
Hij lichtte de keus die hij in die tijd had gemaakt toe. Alleen woorden die bij zijn jonge leven hoorden kwamen voor opname in aanmerking. Het was een eenvoudige scheiding. School, bal, vader, moeder wel, beursbericht, tennisracket, verzekeringsmaatschappij niet. Nu werkte hij al jaren aan het totaal, een verzameling die voor iedereen gold. Maar zo'n persoonlijk woordenboek vond hij nog steeds aantrekkelijk. Wat moest een bejaarde met een rammelaar of een jong meisje met een lijfrente?
Terwijl hij doorpraatte keek ik om mij heen en dacht aan de dobbelstenen. Onderschatte ik zijn werk niet als ik die te voorschijn haalde? Zijn werkkamer kwam uit op een ander vertrek; de deur was half open. Op de