L
lijfj
Een lijfje was een (onder)kledingstuk dat door kinderen, zowel jongens als meisjes, in de winter gedragen werd. Nauwsluitend, mouwloos, van voren doorgeknoopt met stoffen knopen die nooit opengingen; je stak je kop gewoon door de ronde halsopening en trok het als een hemd aan. Het was gemaakt van een witte, stugge, met band doorgestikte stof. Onderaan bungelden, zowel voor als achter, twee elastieken bandjes met jarretelknoopjes en metalen beugelhaken, die koud op je vel aanvoelden. Het werd gedragen over het onderhemd en bedekte gedeeltelijk de onderbroek.
God, wat haatte hij het lijfje. Met die belachelijke jarretelbandjes, bedoeld om lange wollen kousen aan te bevestigden. Meidendingen dus. Welke jongen droeg er nu een lijfje? Geen één natuurlijk! Alleen hij. Goddank kon je er niets van zien, zat het weggeborgen onder zijn bloes en korte broek.
Het moet koud geweest zijn, bitter koud, anders zou ze het hem niet hebben aangedaan. Waarom had hij zijn rijbroek niet aangetrokken? Had hij er weer een gat ingevallen en lag hij in de verstelmand? Zat hij in de was? Hoe dan ook, bij het aankleden had ze hem lange bruine wollen kousen aangetrokken. Natuurlijk had hij zich verzet, gehuild, gesmeekt, gekrijst. Het had niet geholpen. Wanhopig zat hij aan het ontbijt - over enkele minuten zou hij het huis uit moeten hollen om de bus naar school te halen. Toen moet hij het besluit genomen hebben: dat nooit! Zó niet naar school!
Hoe hij het gewonnen heeft, weet hij niet meer, maar toen hij eindelijk, lichtingen later, in de bus zat, keek hij met voldoening naar zijn knieën, blauw van de kou, maar bloot. Natuurlijk kwam hij veel te laat op school. Natuurlijk kreeg hij straf, zou hij na moeten blijven, maar zonder schande.
Hij had er geen moment aan gedacht dat hij zijn te laat komen zou moeten verantwoorden. Pas toen de Juf hem, bij het binnenkomen in de klas,