| |
| |
| |
Wolf Wondratschek
Proza en Poëzie
Schuttingen
Ook Rome werd niet op een dag gebouwd, schrijft het gemeentebestuur. In Londen en Parijs is er al een, weten de mensen.
In München legt de stad een metro aan, lees je.
Maar Frankfort is een lelike stad, zeggen ze in München. Iemand anders zou in een andere stad kunnen zeggen, nu ziet Frankfort eruit als het sentraal station van Frankfort.
De arbeiders hebben zwart haar. De voorbijgangers hebben zich daarbij neergelegd. Ze blijven staan. Je ziet nog niet veel: straten met eenrichtingsverkeer, hoofdpijn, vrachtwagens, Lieferbeton. Zo ziet het er overal uit.
Het projekt gaat jaren duren, zei een burgemeester jaren geleden. De schuttingen zijn volgeplakt met filmaffiesjes. Ook het Westend was ooit een goede streek. Na vijven staan de verkeerslichten op rood. Hauptwache heet Goetheplatz. Halte Dornbusch heet wel halte Dornbusch. Het eten wordt koud. Frankfort bouwt Frankfort kapot. De spd zit in de schulden. Vrienden vallen moeilik van Frankfort te overtuigen.
Hoek Schillerstrasse/Zeil verongelukte een huisvrouw. Ze viel in een slecht afgezette metroput. Met het hoofd naar beneden. Bovendien wordt de familie in kennis gesteld.
De politie leidt het verkeer om. Taksisjofeurs doen goede zaken. De overheid verwerkt de binnenkomende post. De detailhandel gaat slecht.
In Frankfort ruikt het naar sjek.
Tussen de schuttingen probeer je je een metro voor te stellen. Bij mooi weer kun je je een metro voorstellen.
Schuttingen stinken na een week. Na twee weken zijn schuttingen wc's. Bij schuttingen gebeuren ook nog andere dingen.
De arbeiders zien er echt als arbeiders uit, hoor je. Ze drinken waanzinnig veel bier, wordt er verteld. Ze breken alle straten op en hebben een
| |
| |
rare taal. Volgens tot nu toe niet bevestigde berichten moet er een meisje tijdens een Vietnamdemonstratie door de bereden politie een bouwput in zijn gedreven. Soms vinden ze in de bouwputten waardevolle kaken. In Romeinse vestingen geloven de deskundigen niet.
In Frankfort wordt de lucht steeds schaarser.
De bewoners van de Eschenheimer Landstrasse dienden een klacht in tegen de stad, dat ze door het nachtwerk niet meer rustig konden slapen. De stad bood ieder gezin gratis hotelkamers aan. De bewoners weigerden. Het nachtwerk werd daarop in alle rust voortgezet.
Als iemand de bouwputten met een Portugese oester vergelijkt, zijn de voorbijgangers bang.
Bij hoogwater heeft ook de Main wat met de metro te maken. Bomen hebben hout. De vissen stinken.
Vanaf maart is het in de Frankforter dierentuin lente. Ook de warenhuizen verkopen lente. De winkelmeisjes hebben weer ronde lippen. Voor de schoenenwinkels in de binnenstad staan de mensen naar droge schoenen te kijken.
Schuttingen bouwen dorpen in de stad. Ze veranderen landschappen en mensen. Ze maken dorst. In de literatuur spelen schuttingen geen rol.
De Bildzeitung is een schutting. De brandweer moet een aantal uitrukkingen noteren.
Ik heb iemand gehoord, die voor een reusachtige bouwplaats stond en zei: ik weet niet, maar zo stel ik me Sicilië voor. Toen heb ik er een paar gezien, die stonden te knikken. Toen vloekten ze over Sicilië.
In Sachsenhausen begint de vakantie. Terwijl de arbeiders werken, wordt er over de arbeiders gediskussieerd. Bouwstroom is duurder dan huishoudstroom, dat staat vast.
Op duiven mag niet worden geschoten. In de lucht zijn ratten toegestaan. Kinderen maken ruzie over plassen. De straatvegers geloven nog in bezems. Renteniers schudden alleen nog het hoofd. Vroeger was Frankfort nog Frankfort, denken ze en vertellen het aan de buren.
Wie telefoneert, hoort geluiden. Misschien wordt er ook in de leidingen een metro aangelegd.
Iedere sekonde wordt er een revolver ontgrendeld. Prins Soeleiman van Saoedi-Arabië woont weer in de Frankforter Hof. Een schutting is
| |
| |
hoog genoeg, breed genoeg en stabiel. Maar de meteorologen kondigen weer een storing van boven de Atlantiese Oseaan aan. De Frankfurter Allgemeine is een kwestie van zelfbeheersing. Karl-Heinz Bohrer vormt een uitzondering. De anderen berichten vanuit de hele wereld. Buiten Frankfort is alles in orde. Daar heb je huizen met dure honden. Daar hoef je niet lang naar lucht te zoeken. Het gras is er schoon. Daar heet ook een schutting weer tuinhek.
| |
43 Liefdesgeschiedenissen
Didi wil altijd. Olga staat erom bekend. Ursel heeft al drie keer pech gehad. Heidi maakt er geen geheim van.
Bij Elke weet je het zo net nog niet. Petra aarzelt. Barbara zwijgt.
Andrea komt het de strot uit. Elisabeth rekent na. Eva zoekt overal. Ute is gewoon te gekompliseerd.
Gaby vindt niemand. Sylvia vindt het prima. Marianne krijgt aanvallen.
Nadine heeft het erover. Edith huilt erbij. Hannelore lacht erom. Erika is blij als een kind. Bij Loni zou je er een hoed tussen kunnen gooien. Katharina moet je ertoe overhalen. Ria komt er meteen op af. Brigitte is echt een verrassing. Angela wil er niets van weten.
Helga kan het.
Tanja is bang. Lisa tilt overal te zwaar aan. Bij Carola, Anke en Hanna heeft het geen zin.
Sabine wacht af. Met Ulla ligt het niet zo eenvoudig. Ilse kan zich ongelofelijk beheersen.
Gretel denkt er niet aan. Vera stelt zich er niks bij voor. Voor Margot is het beslist niet niks.
Christel weet wat ze wil. Camilla kan er niet buiten. Gundula overdrijft. Nina stelt zich nog aan. Ariane weigert het gewoon. Alexandra is nu eenmaal Alexandra.
Vroni is er gek op. Claudia luistert, naar haar ouders.
Didi wil altijd.
| |
| |
| |
Rechtzetting van een persoon
Samenvatting:
hij hoefde zich niet te beklagen, hij groeide toch op.
Samenvatting:
hij kwam ter wereld (hij had de ouders erover horen spreken hoe de mannen van het front terugkeerden naar de vrouwen en hoe de mannen, hoewel het zich heel anders en alleen in de omslachtige beschrijvingen van de daar niet direkt bij betrokkenen zo zal hebben afgespeeld, in dit korte uur van vernieuwd weerzien de eveneens uitgeputte en gelukkige vrouwen bij de heup pakten en omhelsden en de huizen vergrendelden, om daar als gewoonlik hun plezier te zoeken, toen de staat biezonder in de zonen van deze staat geïnteresseerd was), toen het oorlog was.
: volgens een andere scene gilde de vader het uit, sloeg daarbij met de vuist of de vlakke hand op de nu met meer fantasie en in afwachting met meer liefde als anders gedekte tafel, uit de nauwe eierdopjes vielen de eieren, rinkelend sprongen de messen en vorken tegen het porselein met de gouden randen, het bier liep over de op het tafelkleed ter versiering liggende bloemetjes, alles was, zijn moeder, zei hij, zou het eens in grote opwinding hebben uitgeschreeuwd, eroverheen geklotst, uitgelopen, losgeweekt, op de grond gevallen, ineengestort, alles was in elkaar geschoven door de rondslaande handen en vuisten van de kwade, in vanzelfsprekend uitbundige vreugde van het weerzien aangekomen vader.
Aanvankelik waren zijn handelingen onhandig en lomp, wat zich gemakkelik daaruit zou kunnen laten afleiden, dat hij zelf geen gedrag kon verklaren en bovendien geen betekenis in de verklaringen en terechtwijzingen van de ouders vermocht te zien, ofschoon hij wegens een reeds vroeg zich kenbaar makende zwijgzaamheid steeds onopvallender werd.
Zijn haar kreeg nu eens aan de rechterkant, dan weer aan de linkerkant een scheiding. Een tijd lang spraken de ouders over hun zoon als over een hobbie. Daar kwam tenslotte bij, dat hij tijdens eenvoudige wandelingen, zei hij, struikelde en de moeder, aan de hand van wie hij gehou- | |
| |
den werd, mee in het gras trok, op de langs de wegen gestorte bergen zand. Hij voelde toen bij het vallen, wat men op de huid als een genoegdoening voelt, zonder dat hieruit voor hem, als gezegd, voor de duur van een leven gezien, een wellicht beminneliker voordeel zou zijn ontstaan. Integendeel.
Hij zat wel op rechthoekig gehouden armen, zat op de ter herinnering vooruitgestoken knieën, werd aan de borst gedrukt of alleen op een steen, een bank of een houten hek gezet. Soms lachte hij. Soms werd dat alles en al het andere, waarbij het lachen eenvormig op alle kiekjes viel te herkennen, in de in leer gebonden, versleten fotoalbums nageslagen. Vader en moeder gaven zichzelf, men kon dat niet uit het fotoalbum halen, voortaan hoop op wat al een paar keer monarchie had geheten (en een enkele maal rijk). Hij dankte zijn opvoeding eigenlik alleen de fanatieke hartstocht voor orde van de vader. Zijn moeder kompleteerde deze gewoonte van de vader door een bij zichzelf aangekweekte, prinsipiële nauwgezetheid. Veel betrof zijn magerheid. Hij moest piano leren spelen. Hij moest zodra de vader het huis had verlaten, oefenen en ophouden zodra, een uur later, de vader het huis weer betrad. Als hij zijn ouders, om ook dat hier nog aan te halen, geschenken overhandigde, moest hij bedanken.
Hij zou geen geheimen mogen hebben, men zou hem, zei de vader en keek in het reeds instemmend knikkende gezicht van de moeder, die van haar kant het hoofd nu omdraaide om de instemming van de op dat moment aanwezige familieleden, die de zoon met eveneens scheve, glurende ogen aankeken en met hun blik generlei belangstelling verrieden, uit te lokken, niets, maar dan ook helemaal niets, de moeder scheen deze woorden in stilte te herhalen, kunnen verzwijgen.
Bewijsstukken in de indirekte rede (1):
Nu was het afgelopen, zei de vader. Basta. Genoeg. Waar hij eigenlik heen wilde. Dat men in elk geval rekening met de anderen moest houden. Dat men toch iemand was.
Dat men alleen het beste voor hem wilde, maar dat hij het nog niet begreep.
Jawel. Dat dat toch te gek zou worden. Dat dat al te gek zou zijn. Dat dat toch, jawel, dat dat toch een ongehoorde brutaliteit zou zijn.
| |
| |
Vaker had de vader, zei hij, gezegd dat ook hij de wereld niet kon veranderen en alles onderste buiten keren. Dat men daar nu eenmaal in moest berusten. Dat dat niemand kwaad had gedaan tot nu toe. Dat overigens iedereen dat moest doorstaan.
Dat hij zijn mond had te houden, dat hij hem moest opendoen als het hem gevraagd werd en anders niet. Er werd hem gevraagd of hij dat had begrepen.
Maar dat er geen uitzonderingen, zei zowel de vader als de moeder, gemaakt werden. Dat er geen uitzonderingen waren.
Vergelijkingen met de herinnering:
toen hij, om hier op het einde vooruit te lopen, van een brug sprong en het eerste, oorverdovende lawaai van de botsing tegen het vaste, om deze tijd van het jaar in ieder geval al ijskoud, alleen nog in vuile vlakken stromende water in zijn oren was verklonken, heerste er weer doodse stilte.
De zoon was door de strenge autoriteit van de vader dermate bang gemaakt, dat hij niet een keer, wat in vele gevallen het eenvoudigste zou zijn geweest, gilde. Op grond hiervan scheen voor hem alle waarneming van de omgeving en de in deze omgeving handelende personen te veranderen. Toen de klappen gelijkmatiger en talrijker op zijn lichaam kletsten, werd deze opvoedend bedoelde bijna eindeloze tuchtiging zienderogen zachter. Nooit uitte zijn vader een belediging, een grofheid, terwijl het hoofd van de vader toch rood aanliep van opwinding en ergernis over ongemanierdheid, fout gedrag of traagheid van zijn reakties. Als de tuchtigingen, waarschijnlik was dat onvermijdelik, enige tijd achterwege bleven, werd hij vaak, met de hand van de vader boven zijn achterhoofd, aan andere mensen voorgesteld, die hem op hun beurt, nadat de vader daarbij meestal een, twee stappen achteruit had gedaan, glimlachend, als hij zich omdraaide en omkeek naar de gasten, over het achterhoofd of de rug aaiden, iets vriendeliks over zijn hoofd heen zeggend.
De gevolgen van deze zwijgzaamheid, voornamelik een er als traagheid uitziende en de ouders daarom, toen tenminste, tot grote opwinding brengende langzaamheid en onbewegelikheid, waren aanzienlik, zolang de zoon kon denken. Het water effende zich snel boven het in een
| |
| |
soepele draaibeweging naar de bodem zinkende lichaam. Onder de oppervlakte van het water was het, als schroefde de (magere) mens zich met alle besluitvaardigheid de diepte in. Geen onvertogen woord. Iedere, blijkbaar ook de onschuldigste belangstelling voor zijn persoon was verdwenen, zij het met behoud van een zekere, niet onnatuurlijke hoffelijkheid van de een ten opzichte van de ander. Toen hij zijn familie niet van dienst was, duldde men hem, men betaalde hem zelfs, hij verwondde zich als hij struikelde en rechtuit naar beneden stortte, de weg naar de rivier af, waarvan de oevers door de binnenkort volgens de nieuwste richtlijnen gebouwde brug verbonden zouden worden.
Hij groeide op, eenvormig met reeds vanzelfsprekende verbeelding en periodiek terugkerende angsten, hij sprak zichzelf, toen hij viel, vrolikheid, entoesiasme en tevredenheid in, als spoorde hij zichzelf binnenin een tol tot snelheid aan, waar ook die sprong toe gerekend moet worden, in de doodse stilte waarvan hij voortaan zijn uiteindelik onschuldige zaken naging.
De vader eiste in het bijzijn van de moeder, als uiterste vorm van de beoogde, derhalve met bepaald grote zorg uitgevoerde bestraffing, dat hij onder deze, hem prinsipieel op de blote huid toegediende klappen zou huilen. Ook dat was als maatregel van deze opleiding bedacht. Zijn moeder liet, ze konsulteerde een arts, zijn beide oren platzetten. Over het algemeen moesten, onder toezicht van artsen en gestudeerde opvoeders, over het hoofd en het lichaam van de zoon heen veelvuldige mishandelingen een toekomst en sukses in het leven, zo heette het, bewerkstellingen, met de steeds opdringeriger en steeds beslister wordende bedoeling te intimideren en bewust bang te maken.
Men was, de ouders legden daar tegenover de gasten de nadruk op, ofschoon niet bepaald tevreden met hem, toch wel trots. Men verklaarde hem daarop nog in andere, zijn levensweg betreffende woorden, wat men onder woorden als dankbaarheid en wording verstond.
Dat zou jarenlang helemaal niet zijn opgehouden als zijn vader niet, zoals hij aannam eigenlik zelf verrast, zich zou zijn beginnen te schamen. Plotseling werd de eveneens verraste zoon van de aanwezigheid bijvoorbeeld bij maaltijden vrijgesteld. Gebrek aan belangstelling was gauw het gevolg van deze nieuwe behandeling, waaraan hij was blootgesteld. De gesprekken beperkten zich, toch al in overeenstemming
| |
| |
met zijn gewoontes, tot een enkel woord, tot een aantal gebaren en knikken met het hoofd. Eerst was dat als een opluchting voor hem. Nu zou hij alles wat zich liet bedenken, kunnen uitvoeren. Een beweging zou hem, zoals hij zichzelf wijsmaakte, kunnen losrukken van de hem van jongsaf toegediende, door zijn ouders, die hem geen sekonde uit het oog waren verloren, met hulp van bevelen, later met gebruikmaking van goedbedoelde raad, voortgebrachte bangmakerij en intimidatie. Toen hij een bioskoop instapte, was, waar een in een glimmend jasje geklede employé hem op wees, de film reeds begonnen. Toen de film was afgelopen, sloeg hij, in plaats van op te staan en als alle anderen weg te gaan, de benen over elkaar. Spoedig verloor hij ieder die hem aansprak, uit het oog.
Nauwkeurigheid waren gewoontes, tot hij op de plaats scheen stil te staan. Toen deze muziek nu aanzwol, geschiedde dat op de vlucht op boerenweggetjes. Hun zorg om het geheel was een gevoel van duizeligheid, tot het hem lichter viel als gedacht. Nadien had hij de indruk dat hij op de snelle verspreiding van het vuur dat op een namiddag door een net op dat moment heftig opstekende wind aangewakkerd, in dat woonhuis naast ons was uitgebroken, niet anders dan, zoals hij merkte, in afwijking van alle anderen, met een uitspreiden van de armen, die hij boven zijn hoofd tegen elkaar sloeg, had gereageerd, terwijl de bewoners voor hem op straat stonden en de snelle indamming van het vuur, waarbij, naar bleek, persoonlijke ongelukken niet te betreuren vielen, bespraken. Plotseling, toen hij een suikerpot boven een wit tafellaken omkeerde, kreeg hij het ijskoud. Snachts ontmoette hij een politieagent, die aan dezelfde kant van de straat als hij in ongeveer hetzelfde tempo liep. Hij probeerde hem daarbij zo snel te passeren, dat zijn stappen automaties langzamer werden.
Op een keer, toen hij uit het open raam in de hem onbekende, van inspanning vreemd lijkende gezichten der voorbijgangers keek, klonk de fluit, op stations gebeurde dat, als op die fluittoon alle wachtenden de zakdoeken te voorschijn haalden om te wuiven en nu herkende hij de gezichten, die hij van daaruit nog maar onduidelijk kon herkennen, plotseling weer.
Toen hij naar omstandigheden oud genoeg was, ontwikkelde hij plotseling een levenswijze die misschien krankzinnig aandeed in vergelijking
| |
| |
met alles wat in zijn ouderlik huis de gewoonte was. Hij begon te praten, maakte zich verstaanbaar, tenminste probeerde zich verstaanbaar te maken. Op de ouders moest alles een verschrikkeliker indruk maken. Hij had zo lang gezwegen en in de tijd van de tuchtiging en opvoeding moeizaam slechts geantwoord, meestal onder bedreiging met verdere maatregelen, die hij ook nooit kwijtraakte als hij insliep en wakker werd en met het praten weer begon, na enige zelfoverwinning, wispelturig, nog altijd zonder deze dienstigheid waarover niet alleen zijn ouders, op hun manier, het hadden gehad.
Bewijsstukken in de indirekte rede (2):
Dat men geen onmens was. Dat dat veel zenuwen kostte.
Wat hij zich verbeeldde. Wat hij dan had. Dat hij gelukkig moest zijn. Hij kon, zei men hem, van geluk spreken. Dat hij dat nog zou ondervinden.
Of hij alleen maar zijn tijd wilde doden. Of hij wilde dat men zich zorgen om zijn gezondheid zou maken. Of hij iedereen tot razernij wilde brengen.
Of hij dan eindelijk eens normaal wilde worden als andere mensen. Of hij zich wel altijd de angst van zijn ouders voorstelde, als hij niet op tijd was.
Dat er eens een eind aan moest komen. Dat het zo toch niet langer kon. Dat het zo gewoon op tijdverspilling uitliep. Dat men teleurgesteld was. Dat men zich de zoon anders had voorgesteld. Als men dat eerder, maar dat bleef niet tegengesproken van de kant van de moeder, had geweten, wat men daar in het nest had gehaald.
De vader hield van de vrije natuur. De vader verklaarde hem, op een terrasje zittend dat uitzicht over de bergen bood, de namen van de bergen. Hij wees naar de kruizen op de bergtoppen en eeuwige sneeuw, op wolkvormingen, daar wist hij alles van en nu legde hij de zoon zonder enige druk de arm om de schouders. Hij mocht vragen stellen, voor de beantwoording waarvan zich de vader plotseling moeite getroostte. Men zag aan hem dat hij zich in geen geval wilde vergissen. De vader was verrukt van de in het licht van de zon blinkende bergwereld. Deze verrukking deed hem alles vergeten. Aan de andere kant moest de zoon
| |
| |
toehoren hoe de vader deze dekors beschreef. Boterhammen die waren klaargemaakt, werden verdeeld. Ook zonder honger had de zoon de verzorging te slikken. Zo goed als hij, zei de moeder, had niemand het. De zoon moest een kostuum opdragen dat de ouders kado hadden gekregen. Hij moest een wit overhemd dragen, daar een stropdas bij. Hij moest zijn schoenen onder toezicht poetsen en moest het resultaat van dit poetsen snel laten zien. De zoon moest op oorvijgen rekenen voor deze en gene nalatigheid m.b.t. netheid en reinheid. Vuiligheid, zei de vader, was het ergste. Vuiligheid echter was dat, wat tegen de denkbeelden van de ouders inging. Het gebruik van vreemde woorden was de zoon verboden. Het negeren van die woorden was voor de vader een vorm van geestelike hiegiëne. Om van uitgesproken vieze woorden helemaal te zwijgen. Werd een van deze woorden uitgesproken, dan vielen er klappen. Het gevoel voor de waarde van de familie was toen van dien aard, dat zelfs het huilen van de zoon als bevuiling werd gevoeld, vooral voor de gasten. De zoon moest, nadat hij onder de slagen van de vader tot rede was gebracht, de handen wassen.
Aan de andere kant, zei hij, hij somde het maar op, had de zoon al op zijn negende in de keizerlike loge van de Staatsopera van Wenen gezeten, waarbij de vader door een daar aangestelde gids aan de mouw van zijn kolbert gepakt en naast de moeder, die men zich voor de aanschouwelikheid van de geschiedenis als keizerin moest voorstellen, de troon opgeduwd werd.
In Venetië had zich iets dergeliks afgespeeld, zei hij. De vader had ook in Venetië alleen maar vuiligheid aangetroffen. Dat was hem in ieder geval aan het verstand gebracht, van het begin af en tot dat ogenblik, dat het geleidelijk ouder worden van de ouders met het (in vergelijking en enkel en alleen samenvattend weergegeven) ouder worden en opgroeien van deze zoon niet meer het minst te maken had gehad.
De zoon vergat niet, wat hij niet mocht vergeten, dat alle liefde van zijn ouders, zoals zijn ouders herhaaldelijk hadden gezegd, naar hun zoon was uitgegaan. Hij had later, zei de zoon, de zwijgzaamheid van de ouders, die een soort algemene uitputting was geweest, als aangenaam ervaren, als zijn geheugen hem niet bedroog.
| |
| |
| |
Meevallers
(Cartoon)
Hoogspanningskabels aanraken en zeker weten dat je niet teleurgesteld zult zijn;
jezelf een strop om de hals leggen en er erg aan gehecht raken; het pistool tegen je eigen slaap houden en hopen dat het een diepe indruk op je maakt;
van de bovenste verdieping van een hoog huis springen om echt een keer goed op te vallen;
ook de sprong van negen meter hoog kan een meevaller zijn; maar het is niet genoeg:
jezelf een poot uit te draaien, je hoofd te verliezen, te barsten van het lachen, niet meer bij te komen van plezier, van schaamte door de grond te gaan, in je geld te stikken, je gewoon mee te laten drijven, je op te vreten, je te pletter te werken en kapot te ergeren dag in dag uit;
de gaskraan openzetten, dan komt het voorgoed je neus uit; dertig slaaptabletten slikken om werkelik tot rust te komen; je auto tegen een boom rijden en blij zijn als je je doel eindelik hebt bereikt;
uit de rijdende sneltrein springen en er heel zeker van zijn je dit keer niet weer in de deur te hebben vergist;
Russies roelette spelen en meteen winnen;
...
een scheermes pakken en de hele zaak staat voorgoed op scherp.
| |
Oefenzinnen voor een zelfmoordenaar
(Cartoon)
in de badkuip stond het badwater nog tot de rand;
de deur naar de slaapkamer stond alleen nog maar op een kier;
in de keuken was gek genoeg de waterkraan opengezet;
overal waren de gordijnen dichtgedaan;
in de hele woning waren de lampen nog aan;
over de parketvloer van de woonkamer waren drie zakken zangzaad
| |
| |
maar daar vind je alleen maar de dode kanarie;
maar in het badwater drijft alleen maar een plestik borstel;
maar op de vloer van de slaapkamer liggen alleen maar twee verscheurde
maar wat nog gekker is, zijn de op de keukenvloer leeg naast mekaar
maar wat achter de gordijnen zichtbaar wordt, is de moeite niet waard;
maar wat daar in de donkere hoek van de gang ligt, is eveneens geen
was de stoel, die omgegooid op het vloerkleed lag, omgegooid?
was de hoorn, die naast de haak lag, naast de haak gelegd?
was het tv-toestel, dat was aangezet, niet uitgezet?
maar de stoel kan heel gewoon zijn omgevallen;
en de hoorn kan gewoon van de haak af zijn gegleden;
en op de buis verschijnt net een opsporingsbericht;
het rook naar gas, maar ook de gaslucht was alleen maar verbeelding;
en plotseling is elk voorwerp een uit een notitieblok gescheurd velletje
maar het uit het notitieblok gescheurde velletje papier is alleen maar
het ontvangstbewijs voor een stapel wasgoed;
en plotseling is elke kreet een afscheidsbrief;
maar de afscheidsbrief is alleen maar een handbeweging;
en plotseling is het, of er in alle vertrekken een dode ligt;
maar dat is alleen maar de aarzeling, welke kamer op dit ogenblik het
als er eindelik een brief wordt gevonden, blijkt de gevonden brief niets
met de gezochte brief te maken te hebben;
de brief stond rechtop tegen de vaas;
de brief lag midden op de ronde tafel op een kanten kleedje;
de brief was alleen maar een onbeschreven terzijde gelegde envelop;
| |
| |
het zware vloerkleed is aan een rand omgeslagen;
de ramen zijn zorgvuldig vergrendeld;
aan de muur in de gang hangt een affiesje;
jas, sjaal en hoed hangen aan de kapstok;
maar op het buro in de studeerkamer lag een stuk zeep;
maar de deuren stonden wijd open;
maar het affiesje hing alleen nog maar aan een hoek scheef naar beneden;
maar aan het rek naast de kapstok ontbrak de tweede bos sleutels;
in de brievenbus stapelt de post zich op;
maar de handschoenen waren nog warm;
maar de telefoonlijn is dood;
| |
Korte scene
(Cartoon)
- ik weet niet, het was nog vroeg
de snekbar stonden twee ik weet niet, Grieken
ruzie van deze mannen eigenlik over ging;
ken de ene pils na de andere, ik weet niet, hoeveel;
- plotseling, ik weet niet, trok een van
geval zei een vrouw naast mij, ik weet niet, we zitten hier
toch niet in het oerwoud;
- in ieder geval was die andere plotseling naast
de snekbar bezweken, in mekaar gezakt, voorover gevallen, een
mes, nee, geen mes in zijn rug, dood of levend, ik weet
| |
| |
- naderhand, ik weet niet, lijkt
het me wel mooi verzonnen;
- ik weet niet, maar nader-
hand zagen ze plotseling dat de man ter plaatse was overleden;
- ik weet niet of de dode ook
een Turk was, in ieder geval waren het allebei Italianen;
een van de twee mannen plotseling begonnen met de bewering,
hij had liever een, ik weet niet, Mercedes dan een Opel;
- ik leek me, ik weet niet, nadat ik
het voorval had gehoord, ooggetuige te zijn van deze
| |
Op een dag kwam er een kind ter wereld
(Cartoon)
Maar, op een dag bleek dat dit kind doofstom was.
Dat moest natuurlijk op een dag worden doorverteld.
Deze dag werd het alom betreurd dat zoiets op de wereld nog kon.
In ieder geval waren de ouders tamelik sprakeloos.
Maar zoals dat gaat, was het voorval op een dag weer vergeten, tenslotte had je op deze wereld veel doofstomme kinderen.
Maar, op een dag dook het doofstomme kind op straat op.
Deze dag wist niemand presies hoe je je tegenover zo'n kind eigenlik had te gedragen.
Daarom werden er dezelfde dag nog een paar niet mis te verstane handbewegingen overeengekomen, die ook voor een dergelik kind begrijpelik moesten zijn.
Tenslotte zeiden de mensen, ze zullen dit kind op een dag van de buitendeur moeten wegjagen, van de speelplaats moeten verdrijven, of hoe dan ook moeten verwijderen.
In aanwezigheid van het doofstomme kind scheen iedereen te verstommen.
Ook de andere kinderen hadden er gauw genoeg van steeds hun handen
| |
| |
uit hun broekzakken te moeten halen, en haalden daarom op een dag hun handen er niet meer uit.
Daar kwam bij dat er de volgende dag een aantal kippen werden ontdekt met doorgesneden strot.
Deze dag spraken de ouders het doofstomme kind met handen en voeten streng toe, in dit geval luidden de woorden: oorvijgen en muilperen. Op een dag was het doofstomme kind verdwenen, en bleef zelfs verdwenen.
Maar, niemand geloofde erg in deze geschiedenis.
De geschiedenis was zo, dat op een dag de politie verscheen en het doofstomme kind weer daar afleverde, waar niemand het moest.
De ouders zetten het doofstomme kind op een mooie dag op een eenvoudige houten bank buiten deze streek, en daar zat het nou en zweeg. Dat dit kind eigenlik noch stom, noch doof, dus al helemaal niet doofstom was, dit gerucht moest op een dag de ronde wel doen.
Een ander gerucht zei het volgende:
De vader zou aan deze geschiedenis op een dag een eind hebben gemaakt.
| |
Het oude sentimentele gevoel
Er belt een of ander meisje op
hij vertelt haar, wat hij net ligt te doen,
maar ze gelooft het niet helemaal.
Chuck voelt het oude sentimentele gevoel
in zich opkomen en denkt,
we moesten naar het zuiden rijden,
| |
| |
Maar ze wil niet naar het zuiden,
ze wil wat praten, zomaar.
Chuck kijkt door het raam naar buiten,
zo zacht als de druk op het gaspedaal
| |
Waarom gevoelens laten zien?
en als hij iemand tegenkomt, zegt hij automaties
Het gaat goed met mij, ja uitstekend, te gek, geloof me!
Ja, we bellen, goed, okee,
Nee, ik weet nog niet of ik vandaag naar de film ga!
Chuck komt half München tegen,
staart gelijk naar de eerste blote knie
en de eerste gedachte is:
Blijf zitten, tot ze weer kerstbomen verkopen
of tot je je onbehagelik voelt
en je voeten in je gymschoenen beginnen te zweten
of tot er een meisje langskomt
met de jurk met vliegtuigen erop, waar palmen uit groeien
en die in de wind opwaait boven haar dijen -
tot welke dromen geeft dat aanleiding?
‘...weet je, die heeft veel fantasie, veel ervaring,
maar in werkelikheid?’ en dat soort kreten uit de opgemaakte doodskop
| |
| |
als alle fatsoenlijke vrouwen, die zich op een dag in gedachten in de wc
om van een paar van de lulligste gewoontes van een vreemde man te
De man zou geen naam moeten hebben
zou suksesvol moeten zijn
en zou eigenlik alleen maar uit de luchtkoker daar boven kunnen komen.
Daar gaat ze, remmingen zou ze niet hebben, lippenstiftjasje
het gezicht zo wit als de botten van pa,
zo onzichtbaar als ondergoed aan de waslijn,
verliefd op de gedachte aan haar volledige onderdrukking,
weggevreten door vitaminepillen,
om er wat jonger uit te zien.
Chuck zou de juwelen die haar tooien,
stuk voor stuk de binnenkant van haar huid in kunnen drukken.
Of ziet hij het allemaal wat te scherp?
Vooral als hij thuis zit in zijn kamer,
tussen de meisjes met het opgeverfde sprankje hoop,
tussen de vrienden, die vertellen dat ze, om niet de vernieling in te
de deur niet meer uit komen -
Chuck, die van zijn kind houdt,
dat nooit ter wereld zal komen.
| |
| |
| |
Dinsdags, hoe laat dan ook
Ik heb net een boek gekocht
en smiddags wat gedronken met vrienden
en ga nu naar huis en kijk opeens
naar de dingen en mensen, alsof ik er nog nooit naar had gekeken,
het is als het opzetten van een nieuwe bril
voor me hebben de arbeiders een bouwplaats opgebouwd
en ik sta voor de opgave mijn weg te vinden,
een taksisjofeur remt, alleen maar om me te laten zien,
dat hij me dood had kunnen rijden
en daar gaat een man de trap op naar de kerk
en kamt ondertussen zijn haar.
Dinsdags, hoe laat dan ook.
Wat wil hij? Wil hij biechten? Zoekt hij liefde daar in zijn eenzaamheid?
Vervloekt hij het leven? Of komt hij alleen de meter opnemen?
Dinsdags, hoe laat dan ook, gaat de telefoon
en tegelijk wordt er gebeld en iemand schuift een krant onder de deur
door, iedereen wacht op het Nieuws, dat niet komt
alles is zo'n beetje doorgegaan,
in de bioskoop, in het leven,
En God gaat naar huis zonder herkend te worden,
gaat met de zondaars om en betreedt mensenschuw
| |
Eindpunt
en toen de bus kwam, stapte ik in
| |
| |
en stond weer te wachten.
Voor me hield een meisje zich bezig met haar vrijer
en omdat ik niks had te doen, keek ik toe
hoe ze om zijn nek hing en soms achterom
keek naar mij, die vooruit keek naar haar.
balanseerde op mijn benen de straten door
en dacht helemaal nergens aan;
op een gegeven moment stapte ik uit, ging naar huis
‘Er is niets wat een man eenzamer maakt
dan het zachtjes lachen in het oor van een ander.’
| |
Lied
het mooiste wijf van de hele stad
zo'n wijf, dat doet je wat
maar dat was 't niet, wat ze wilde;
ze wilde het maken, maar ze wist niet hoe,
het spel hier onder mannen haatte ze;
ze had rijk kunnen worden, maar ze haatte fotografen,
ze had beroemd kunnen worden, maar ze haatte het geld,
ze had alles kunnen hebben, waar ook ter wereld,
maar dat was 't niet, wat ze wilde;
ze bleef een vreemde voor zichzelf,
als ze in de spiegel keek, bleef de spiegel leeg,
ze zag het, maar ze reageerde niet meer,
| |
| |
en probeerde soms te lachen
en iedere jongen klampte haar aan
fotoos maken en dat soort zaken
het mooiste wijf van de hele stad
zo'n wijf, dat doet je wat
| |
Een dichter in Amerika
De wolkenkrabber ziet eruit
In San Fransisco hing er een bordje in de badkamer,
daarop stond zuinig met water
en daaronder al acht weken geen regen
wat je al met een kwaad geweten deed,
en je trok door, was de druk gelijk nul
en de drol draaide steeds maar in de rondte
‘Waarom schrijft u zulke dingen?’
| |
| |
en lees het volgende gedicht.
‘In uw gedichten’ bijt een vrouw me toe,
‘zijn vrouwen alleen maar seksobjekten!’
‘Ja, vind ik’ bijt ze me toe.
‘Niet allemaal!’ zeg ik, ‘niet alle vrouwen,
‘Tieperend’ bijt ze me toe.
Ze merkt, ik ben een hopeloos geval.
Maar mij interesseert een andere vrouw,
die ook zit te luisteren. Zij kijkt mij aan
en ik kijk haar aan en het is, alsof we
allebei te veel hadden gedronken.
‘En u’ bijt die andere me toe, ‘wilt een dichter zijn?!’
Maar ik laat me niet meer afleiden,
stop mijn hand in mijn zak
en weet zeker, zij voelt het.
| |
| |
| |
Baudelaire in Manhattan
die niemand meer wil hebben,
en nooit biezonder gelukkig waren
en nooit een onvergeeflike zonde hebben begaan,
eenzame vrouwen met maatschappelike verplichtingen,
romantiese vrouwen met volwassen kinderen
vrouwen die van een whisky dronken zijn
als kleine kinderen, die nog niet weten
hoe je ademhaalt onder het zoenen;
en voetstappen op de gang
en de manier waarop ze ‘klootzak’ zeggen
trouwe vrouwen zonder geluk,
lelike vrouwen in het nachtelik vuur van hun verlangens,
die het, machteloos van schaamte,
maar een keer doen in hun leven
en mij daarom voor een schrijver
van wereldliteratuur aanzien.
En dat ze op de grond liggen,
daar is achteraf ook vast wel
| |
| |
een ouderwetse verklaring voor.
| |
Wat doet u de hele dag?
als altijd in Duitse gedichten:
Telefoontje met de belastingkonsulent,
een aanmaning van het kantongerecht,
krantekoppen over Idi Amin,
weekendkursussen over Hamlet,
de bokserij op de fles of geruïneerd of allebei,
had Hölderlin pijn aan zijn reet,
wat dacht Einstein op regenachtige dagen,
De dag verliep volgens de wetten van de
zwaartekracht, alles zonk een beetje dieper,
Iedereen heeft zijn verhalen.
Het leven is een baantje. Iedereen pokert
Toen ik veertien was, voelde ik me
een zuigzoen op het voorhoofd van een filosoof.
| |
| |
Dat is lang geleden. Ik vergat de eeuwigheid
van mijn geloften. Ik wilde mijn hart uitschijten
in het Sentraal Gebergte van mijn dromen. Daar lag ik,
en hoorde het fluisteren van de gekkendokters
en het ademen van de profeten
en het naderen van de nacht.
Mijn lichaam is de foute schuilplaats.
Er is altijd iets dood van
|
|