Jean-Pierre Wilhelm
Tekst
Dames en Heren,
Zouden wij vandaag een manifest moeten uitgeven? Het zou te mooi zijn, en te gemakkelijk. De heldhaftige tijd van de manifesten: dada, de surrealisten en anderen, zelfs individuelen, is wel zeer voorbij. De sociale protesten zijn niet meer in de mode, zij komen niet meer van pas. De schreeuw van dada in 1918: laten wij er mee ophouden! Geen kunst meer, geen politiek meer, geen wetenschappen meer, geen oorlog meer, niets meer... zou in de huidige tijd geheel en al misplaatst zijn. Het gaat er niet langer om te schreeuwen, het gaat erom te handelen! Maar hoe te handelen? Misschien onverschillig hoe? Helemaal niet! Op een bepaalde manier dan? Dat nog minder. Wat dan? Wat gedaan moet worden, is het scheppen van handelingen en gebaren die schijnbaar absurd zijn, maar in werkelijkheid vol betekenis. En bovendien zonder enige morele agressiviteit, wat men er ook van moge denken - en zeker als wij straks voor onze ogen bepaalde fysieke wilde handelingen zullen zien afspelen? Het karakter van deze handelingen, van deze gebaren, is geheel verschillend van de bedoelingen van dada. De term ‘neo-dada’ die vaak gebruikt wordt met betrekking tot deze nieuwe artistieke beweging, komt me zeer slecht gekozen toe, zelfs foutief.
De beweging kent een zekere mode in de Verenigde Staten. Daar leeft de componist, John Cage, de uitvinder van de geprepareerde piano, en die de wisselvalligheid, het toeval in de muziek heeft geïntroduceerd. Hij kan worden beschouwd als de klassieke voorvader van deze tendens, maar slechts in zekere zin. De jonge Amerikanen George Brecht, Al Hansen, Dick Higgins, Alison Knowles, George Maciunas (de stichter van de Fluxus-beweging), Jackson Mac Low,