Raam. Jaargang 1971
(1971)– [tijdschrift] Raam– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 23]
| |
B. Duijvestijn
| |
[pagina 24]
| |
motieven en achtergronden zoekt niet al te moeilijk. Zijn essay Ich bin ein Bewohner des ElfenbeinturmsGa naar voetnoot5) (1967) is met de duidelijke opzet geschreven om over de methoden en de bedoelingen van zijn schrijverschap te informeren. In dit essay tracht Handke vanuit zijn visie de bestaande, traditionele literatuur tot op de bodem door te lichten. Heel konkreet is dit essay een aanklacht geworden tegen het illusionistisch toneel, de conventionele literatuur in het algemeen, ook die zogenaamde realistische literatuur, die in plaats van DE werkelijkheid steeds een fiktieve werkelijkheid uitbeeldt. De huidige literatuur is - nog steeds volgens Handke - verstard, niet meer vitaal; ze is ‘beschrijvingsliteratuur’ geworden, zelfs ‘beschrijvingsimpotentie’. Wil de literatuur voor auteur en publiek nog iets te betekenen hebben, dan moet ze in haar wezen en dus radikaal vernieuwd worden, slechts dan kan ze voor Handke het middel zijn om ‘over mijzelf zo niet tot duidelijkheid, dan toch tot grotere duidelijkheid te komen, mijzelf te leren kennen of niet te leren kennen, te leren wat ik verkeerd denk, wat ik onbezonnen denk, wat ik ondoordacht spreek, wat ook anderen ondoordacht doen, denken, spreken: zelf daarop attent te worden en anderen daarop attent te maken, sensibeler, gevoeliger, nauwkeuriger te maken en zelf te worden, opdat ik anderen beter kan begrijpen en beter met hen kan omgaan.’ Het gaat er Handke niet om, een alternatieve literatuur te scheppen, het gaat er hem om, in de literatuur naar mogelijkheden te zoeken om het eigen bewustzijn en dat van het publiek te verscherpen. Deze bewustzijnsvorming is voor Handke het allereerste doel van zijn schrijverschap. Om zo'n bewustzijnsvorming te stimuleren, is Handke uiterst origineel te werk gegaan. Zijn werkmethode is namelijk geweest om door middel van een schokeffekt een dergelijk bewustzijnsproces op gang te brengen. Dit schokeffekt berust op de principiële ontgoocheling, een radicale doorbreking van ieders en iedere verwachting. Door alle bestaande methoden en konventies van het toneel, de literatuur in het algemeen, het gehele taalgebruik aan te tonen en te isoleren, wil hij het aan velerlei sjablonen gewend geraakte publiek shockeren. Daarom worden standaarduitdrukkingen, gemeenplaatsen en frasen uit hun oorspronkelijke omgeving losgemaakt; ze worden ‘umfunktioniert’ en duidelijk als taalkundige of literaire cliché gedevalueerd om het publiek erop te wijzen hoe taal als ongereflekteerd gebruiksgoed te wantrouwen is. Door op het onpersoonlijke, het onoorspronkelijke van de literaire konventie te wijzen, maakt Handke duidelijk, op welke manier het publiek onbewust en ondoordacht met de taal omgaat, waarbij hij vervolgens wil wijzen op de noodzaak van een kritische reflexie. Het publiek moet zich bij al deze clichés en konventies betrapt en in de boot genomen voelen, wat er toe moet leiden dat hij in de taal en in de literatuur naar nieuwe mogelijkheden zoekt en kortom bewuster gaat leven. Zowel Publikumsbeschimpfung als Der Hausierer bestaan bijna uitsluitend uit dergelijke citaten en clichés. Ook in Kaspar en de Tormann vormen deze een belangrijk konstituerend middel. De taal is een van de fundamenteelste strukturen in ons denken en handelen. Daarop hebben onder meer Wittgenstein en de Franse strukturalisten al gewezen. Naar de geest van dezen kent Handke aan het hierboven geschetst taalgebruik een tweede funktie toe: de clichés dienen het publiek attent te maken op strukturen in de taal, die met bepaalde strukturen in de samenleving korresponderen. | |
[pagina 25]
| |
Handkes taalkritiek is daarmee een bijzondere vorm van maatschappijkritiek. Door de gemeenplaafsen, met name in Kaspar en het spreekstuk Selbstbezichtigung, welke bijna alle algemene fatsoensnormen betreffen, zal het publiek scherper moeten bemerken, met welke middelen de maatschappij probeert vat te krijgen op de mens. De taal die Kaspar leert is niet de taal ‘an sich’, hét spreken, hij leert de maximen van de burgerlijke moraal en laat zich, door deze ongereflekteerd over te nemen, inpassen in die maatschappij. Handkes originaliteit bestaat daarin dat deze ‘opvoeding’ zuiver taalkundig, als een spreekproces, wordt beschreven. In Das Mündel will Vormund sein toont Handke aan dat een dergelijke beïnvloeding zelfs zonder taal mogelijk is. Een paar voorbeelden uit Kaspar mogen duidelijk maken, hoe Handke via onschuldige Strukturen in de taal wijst op het voorkomen van bedenkelijke strukturen in onze samenleving: ‘De beroemdheid is beroemd, máár bescheiden. De arme man is arm, máár gelukkig. De rijke man is rijk, máár beminnelijk. Het oordeel is hard, máár rechtvaardig. De oorlog is weliswaar een ongeluk, máár soms onvermijdelijk’. Een nadere kijk op Handkes meest saillante werken zal duidelijk maken hoe Handke de doelstelling van zijn schrijverschap, nl. de bewustmaking van zijn publiek, tracht te realiseren. | |
PublikumbeschimpfungOm de bestaande literatuur te veranderen zoekt Handke eerst en vooral naar nieuwe methoden. Hij treedt daarbij als toneelauteur in de voetsporen van Duitslands grootste toneelvernieuwer, Bertolt Brecht, die met vervreemdingen en het episch toneel het publiek verbood, zich kritiekloos aan het toneelgebeuren te onderwerpen. Om het toneel te veranderen moest Handke - zo wist hij - beginnen met het publiek te veranderen, dat bij de Brechtse stukken altijd nog min of meer passief getuige is van een (fiktief) gebeuren. Publikumbeschimpfung heeft daarom niet zozeer het toneel als onderwerp, maar richt zich in de allereerste plaats tot het publiek, opdat het zijn anonimiteit in een donkere zaal zou opgeven en geaktiveerd zou worden: ‘U bent het onderwerp. Dit stuk is een inleiding tot het onderwerp. Het is de inleiding tot uw zeden en gewoonten. Het is de inleiding tot het spel en de ernst van het leven. Het is ook de inleiding tot uw toekomstige schouwburgbezoeken’. Handke, die aanvankelijk een pamflet tegen het bestaande toneel had willen schrijven, heeft met dit toneelstuk de juiste wijze en de juiste plaats gevonden om het publiek te treffen dat hij met zo'n pamflet had willen bereiken. Voordat in dit toneelspel als laatste fase de totale ontgoocheling in de vorm van de bespotting plaatsvindt, moet het publiek nog een hele reeks teleurstellingen verduren. Doordat de regie voorschrijft dat, alvorens het stuk begint, die sacraalplechtige schouwburgsfeer dient te worden aangedikt, ontstaat natuurlijk een ernstige desillusie, wanneer men een absoluut leeg toneel voor zich ziet dat geen andere funktie heeft dan een leeg toneel te zijn. Op dat toneel verschijnen daarop ongeschminkt, in alledaagse kledij, vier sprekers die niet onderling een realiteit gaan nabootsen, maar die zich uitsluitend tot het publiek richten. De theatrale handeling is beperkt tot louter woorden: ‘Wij beelden het spreken uit. Ons spreken is ons handelen’. Spreektechnisch vereist dat overigens een formidabele prestatie. In de loop van het stuk wordt het gedrag van het publiek doorgelicht, opdat het zich van zijn aanwezigheid in de schouwburg, van zijn bestaan überhaupt zou bewust worden. Door het desillusionerend gebruik van allerlei | |
[pagina 26]
| |
citaten en gemeenplaatsen uit de sfeer van het toneel en de toneelkritiek wordt het publiek met de neus gedrukt op de feitelijke situatie van het traditioneel toneel. Doordat aan het publiek wordt voorgehouden, welke handelingen het verrichtte om het ‘Uit goed voor U’ te realiseren, hoeveel het van dit alles onbewust deed, wordt het attent gemaakt op zijn ongecontroleerd en onbewust gedrag. ‘Doordat we niet handelen maar spreken, kunt u zich bewust worden. Omdat we u aanspreken wint u aan zelfbewustzijn. U bent zich van uw aanwezigheid bewust’. Door de stelselmatige ontkenning van alles wat met het traditionele toneel te maken heeft, heeft dit stuk bij het publiek de totale ontgoocheling moeten teweeg brengen, die de juiste voorwaarde moest zijn om het publiek tot bezinning en bewustwording te brengen. Het is daarom bepaald konsekwent te noemen dat Handke het stuk te Frankfurt van het repertoire liet nemen, omdat het bij een zo enthousiast reagerend publiek aan zijn allereerste opzet, bewustmaikng via een provokatie, dreigde voorbij te schieten. | |
KasparMet zijn eerste avondvullend stuk, Kaspar, deed Handke een duidelijke stap in de richting van het traditioneel toneel. Er treedt een held op, voorzien van een naam: Kaspar. Er is een zekere, weliswaar in pantomime uitgevoerde, handeling en er is een uitgesproken thema: ‘Het laat zien hoe iemand door spreken tot spreken gebracht kan worden’. Doch ook in Kaspar loopt de weg naar een bewustzijnsvorming van de toeschouwer via de desillusie. Het toneel stelt niets anders voor dan het toneel. De voorwerpen op toneel zijn toneelrekwisieten zonder nadere funktie. Ze zijn slechts als toneelvoorwerpen herkenbaar en worden dan ook in hun meest elementaire funktie beschreven: stoelen staan, kussens liggen, de bezem leunt. Ze staan ‘ergens’ en mogen niet een bepaald ‘verhaal’ suggereren. Het woord verhaal is overigens een sleutelwoord in Handkes werk dat identiek is met verleden, traditie, waarmee Handke niets te maken wil hebben. In het bezit van één enkele zin: ‘Ik zou graag net zo worden als vroeger een ander geweest is’ verschijnt Kaspar op toneel. Onder invloed van onzichtbare stemmen, de voorzeggers, verleert hij zijn ene zin en leert het spreken, zoals dat hem door de stemmen wordt bijgebracht: het zijn echter zinnen die geheel en al in de geëtableerde maatschappij verankerd liggen. Door de taal wordt Kaspar ‘opgevoed’, d.w.z. geheel en al in de maatschappij ingepast, hij wordt niet meer ‘als vroeger een ander geweest is’, hij wordt als iedereen, een brave doorsnee-burger: ‘Ik ben gezond en sterk. Ik ben steeds vriendelijk. Ik ben trots op het bereikte’. Op het moment echter dat Kaspar geheel in het maatschappelijk systeem lijkt te zijn geïntegreerd en hij de taal der voorzeggers spreekt en de orde verdedigt, zelfs de rol van voorzegger opzich neemt ‘Ieder moet.... Niemand mag...’), ontstaat er een tegenbeweging tegen de orde door een aantal personages dat in kledij, houding en mimiek sprekend op ‘onze’ Kaspar gelijkt. Onder invloed van deze andere Kaspars verleert hij het spreken weer en produceert nog slechts een aantal onverstaanbare klanken. Aan het einde van het stuk vat Kaspar zijn taallessen nog eens samen met de conclusie: ‘Iedere zin is kattegespin’. Het thema ‘door spreken tot spreken’ te komen, moet in de eerste plaats taalfilosofisch naar de geest van Wittgenstein worden opgevat, die in de Tractatus zegt: ‘Slechts als men de namen van de dingen weet, kan men met de dingen omgaan’. Pas als Kaspar de woorden weet, de taal beheerst, is hij in staat om wanorde te bemerken en orde te bewerk- | |
[pagina 27]
| |
stelligen. Het begrip van de taal heeft Kaspar bewustgemaakt, heeft hem in staat gesteld zichzelf en zijn omgeving te herkennen: ‘Ik leerde alles wat leeg was met woorden vullen en leerde wie wie was...’ Deze bewustwording verscherpt echter ook Kaspars scepsis tegen een ongereflekteerd overnemen van de taal. Hij wordt door de andere Kaspars uit zijn evenwicht gebracht en aan het denken gezet. Hij is zich bewust dat hij van de voorzeggers niet dé taal geleerd heeft, maar vooral allerlei inhouden. Hij weet dat hij, door de taal van de burgerlijke konsumptiemaatschappij ondoordacht over te nemen, zijn eigen individualiteit verliest en sociaal geheel door die maatschappij dreigt te worden ingekapseld. Hij besluit dan ook, met het produceren van onherkenbare klanken Wittgensteins aforisme toe te passen: ‘Waarover men niet kan spreken, daarover moet men zwijgen’. | |
Die Angst des Tormanns beim ElfmeterOok het belangrijkste epische werk van Handke Die Angst des Tormanns beim Elfmeter wil ik hierbij niet onvermeld laten. Ook in deze meer conventioneel aandoende roman vinden we Handkes idee terug van de bewustzijnsvorming via de ontgoocheling. Met de illusie van de lezer wordt voortdurend de spot gedreven. De Tormann is geenszins een sportroman en ofschoon de ‘voormalige keeper’ Bloch een moord begaat en daarop wegvlucht naar het platteland, hebben we evenmin te maken met een thriller. Alles in deze roman lijkt op een anti-climax, een ontgoocheling van de lezer, aan te sturen. Die moord die Bloch terloops pleegt, blijft onopgehelderd, is ook niet meer onderwerp van het verhaal. Er zijn hooguit wat toespelingen, die evenwel in het handelingsverloop zonder gevolgen blijven. Juist op het moment dat de lezer aan een arrestatie van Bloch begint te denken, is de roman uit. We zien Bloch nog als toeschouwer bij een voetbalwedstrijd, waar zojuist een penalty genomen gaat worden. Met clichés uit de sportjournalistiek beschrijft Handke gedrag en houding van de keeper en zijn opponent. Met een aan de Nouveau Roman herinnerende nauwkeurigheid en ‘objektiviteit’ wordt de voorbereiding tot het nemen van de strafschop beschreven. Dit leidt echter opnieuw tot een anti-climax: de speler schiet de bal in de handen van de doelman. ‘... het principe was, te laten zien hoe bij iemand de voorwerpen die hij waarneemt, ten gevolge van een gebeurtenis (een moord) steeds meer in taal worden omgezet...’ Aldus het kommentaar van Handke bij een fragment van zijn (toen nieuwste) roman, dat hij het tijdschrift ‘Text + Kritik’ aanbood. Heel zijn omgeving wordt door Bloch in taal omgezet, d.w.z. bewust waargenomen en gereflekteerd. Hij wordt ontslagen; althans zo interpreteert hij een toevallige oogopslag van zijn ploegbaas. Een vrouw ‘beantwoordt’ zijn blik door zittend in een auto haar jurk onder zich glad te strijken. Een vrouw maakt, door met enkele dingen in haar handtasje te spelen, Bloch erop attent dat ze ongesteld is. Uiterst desillusionerend voor de lezer is Blochs poging, alles bewust te ervaren. Wat door anderen onbewust wordt gezegd of gedaan, wordt door Bloch op verwonderlijke of pijnlijke manier waargenomen en bewustgemaakt. Bloch schrikt, hij wordt onrustig, wanneer iets ondoordacht wordt gezegd of als vanzelfsprekend wordt gedaan. Wat normaal schijnt te zijn wordt door Bloch bewust geregistreerd, het ongewone echter - en dat werkt voor de aan psychologische motivering gewende lezer uitermate frustrerend - wordt haast niet gereflekteerd. Nauwelijks aandacht wordt geschonken aan de moord zelf, het vinden van het dode kind of de aanwezigheid van een afgerukte telefoonkabel. | |
[pagina 28]
| |
De desillusie die dit alles bij de lezer oproept, is echter de juiste voorwaarde om de lezer bewust en gevoelig te maken voor clichés en routinehandelingen, en daardoor zijn gevoel van waarneming te verscherpen. De lezer zal dan ook merken dat in de Tormann tengevolge van een onbewust on ongereflekteerd taalgebruik een reeks van misverstanden ontstaat, waarbij de taal haar funktie als kommunikatiemiddel verliest.
In Handkes werk - wellicht geldt dat voor een groot deel van de moderne literatuur! - valt op hoezeer de literatuur afhankelijk is van de taalfilosofie en de literatuurtheorie. Zonder inzicht daarin wordt de toegang tot een literair werk veelal moeilijk ontsloten, vooral indien men als lezer in een dichtwerk zoekt naar de weerspiegeling van de realiteit. Interpretaties in de traditionele zin zullen in zo'n geval niet gemakkelijk tot een sluitend resultaat leiden, maar op de grote verscheidenheid aan interpretatiemogelijkheden stranden. Vooral in Die Hornissen en Der Hausierer, maar ook in de Tormann en Kaspar is het irriterend te merken, hoe ruim die mogelijkheden zijn. Twee van de vele aspekten van Handkes werk heb ik in dit opstel slechts willen benaderen, die evenwel de kern van zijn oeuvre vormen: de ontgoocheling en de bewustmaking. Door het ontgoochelingseffekt doet Handke keer op keer een beroep op het uithoudingsvermogen van zijn publiek. Gelukkig heeft het wantrouwen tegen iedere overlevering Handke tot de volgende bekentenis geleid: ‘Een mogelijkheid bestaat voor mij telkens maar éénmaal’. Handke is teveel showman, die niet alleen getimed zijn sprong in het openbare leven deed, maar ook precies weet hoever hij kan gaan. In het telkenmale teleurstellen van de bij het publiek gewekte verwachting overdrijft hij niet. Al zijn werken hebben een dusdanige omvang of duur dat zij nog juist binnen de grenzen van het verdraaglijke blijven. De bespeurbare ontwikkeling van Handke naar een meer traditionele epische en dramatische kunst én Handkes zucht naar originaliteit doen de op de proef gestelde lezer en toeschouwer toch nieuwsgierig uitzien naar Handkes volgende stap. |
|