Queeste. Tijdschrift over middeleeuwse letterkunde in de Nederlanden. Jaargang 2009
(2009)– [tijdschrift] Queeste– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Nummer 1]Magdalena, Magdalena
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Achtergrond bij het album amicorum van Margaretha van MathenesseMargaretha van Mathenesse, die leefde van 1566 tot circa 1640,Ga naar voetnoot2 was een vrouw uit een adellijke Hollandse familie die een behoorlijk aanzien genoot. Het album dat zij hield, werd geschreven tussen 1577 en 1639. Daarbinnen ligt het meest actieve gebruik in de jaren 1583-1596. Het is een omvangrijk album, waaraan meer dan tweehonderd personen een bijdrage leverden en waarin naast ruim tweehonderd minimale inscripties ook vele verzen, gedichten en liederen staan. Het taalgebruik is overwegend Frans, maar daarnaast ook Nederlands en in mindere mate Italiaans. Margaretha wist inscripties te bemachtigen van een aantal prominente figuren uit haar tijd, zoals Maurits van Nassau en de Britten Robert Dudley, graaf van Leicester, en Francis Drake, ontdekkingsreiziger en aanvoerder van de Engelse vloot. Verder zijn er bijzondere liederen te vinden in het album. Enkele teksten zijn bijvoorbeeld overgenomen van bekende auteurs als Philips van Marnix van Sint Aldegonde en de Franse hofdichter Philippe Desportes. In de meeste gevallen echter zijn de liederen en andere verzen van onbekende auteurs en van onbekende inhoud.Ga naar voetnoot3 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 2]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Afb. 1 en 2 Het lied over Magdalena in het album van Margaretha van Mathenesse. © Gelders Archief, 0439, nr. 2118, fol. 128r en 128v.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 3]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 4]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Tekst en inhoudOp een van de folia van het album van Margaretha van Mathenesse is in een zorgvuldig schrift een Franstalig lied genoteerd met daaronder de naam Gerrit van Bevervoort. Dat lied gaat over de liefde en past inhoudelijk in de petrarkistische traditie van die tijd.Ga naar voetnoot4 Terugkerende elementen binnen die traditie zijn de motieven van de smachtende, verlangende man, die een hevige liefde heeft opgevat voor een vrouw. Deze vrouw is echter onbereikbaar, of geeft geen gehoor aan de liefde van de man. Toch is het alleen de vrouw die de man uit zijn lijden kan verlossen en hem kan behoeden voor een ongelukkige dood. De petrarkistische (liefdes)liederen waren bijna altijd aan vrouwen gewijd, vaak in algemene zin, maar soms aan een specifieke vrouw. Dat is bij het lied waar het hier over gaat (en dat ik tot op heden nog nergens anders tegengekomen ben) ook het geval. De tekst is gewijd aan één vrouw in het bijzonder, een zekere Magdalena. Haar naam keert in alle elf strofen van het lied terug bij wijze van refrein. In de andere versregels wordt telkens de liefde voor deze vrouw en het verlangen naar (lichamelijk) contact met haar uitgedrukt.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 5]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 6]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het verlangen van de ik-figuur wordt duidelijk gemaakt door woorden als chaut desir en ardeurs. Tegelijkertijd merken we zijn somberheid, omschreven met woorden als sombre, noir en mourris. De ik-figuur vindt verlichting in de schoonheid van de vrouw (quant ta beaute ne me luict), maar verder lijkt hij het te moeten doen met een gestolen zoentje (un baiseret [...] pris par moi outre ton gre). De vrouw in kwestie, Magdalena, zou de ik-figuur uit zijn lijden kunnen verlossen. Als motief tot overtuiging wordt onder andere vergankelijkheid aangewend (nos ans courts, la viellesse vient). Bij de notering is geen melodie of wijs aangegeven, maar het lied sluit naadloos aan op het stramien van het lied ‘J'aymeray tousjours ma Phillys’, beter bekend als ‘Windeken daer het bos afdrilt’ uit de Granida van Hooft.Ga naar voetnoot6 Naar wordt aangenomen werd deze melodie pas zeer populair en wijdverbreid na de bewerkingen van Hooft,Ga naar voetnoot7 maar hier gaat het om een lied dat een kleine vijftien jaar voor het verschijnen van de Granida opgeschreven is. Blijkbaar was de melodie ook eerder al bekend en nodigde deze uit tot bewerking. We kunnen concluderen dat het lied over Magdalena literair en melodieus gezien exemplarisch is voor de contemporaine tradities en conventies. Maar er is hier meer aan de hand. Als we de levensgeschiedenis van Gerrit van Bevervoort, wiens naam onder het lied genoteerd is, naast het lied leggen, blijkt dat er ook een andere, minder stereotiepe en onschuldige interpretatie van de bijdrage gegeven kan worden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Van Bevervoorts levenswandelTwee artikelen, van L. Sloet en J. Nepveu, verhalen uitgebreid over een Overijsselse edelman Gerrit van Bevervoort, die in 1589 de jonge dochter van het echtpaar Van Reede schaakte.Ga naar voetnoot8 Sloet baseert zich voor de beschrijving van de gebeurtenissen rondom die schaking vooral op de Civiele Sententien van het Hof van Gelderland uit de jaren 1570 tot 1596, en op wat losse archiefstukken die daarbij horen.Ga naar voetnoot9 Waar nodig vindt hij ondersteuning in historische gegevens uit relevante archieven en genealogiën. Aan het slot van zijn verhandeling verlaat hij even de geschiedkundige bronnen en schakelt hij over van de ‘authentieke’ stukken naar familie-overleveringen zoals opgetekend in genealogieën van Van Spaen, Van Rheden en Van Steinen over de geslachten Torck en Van Bevervoort. Hierin ontstaat voor hem onduidelijkheid over de omstandigheden en tijd van Van Bevervoorts dood. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 7]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Nepveu neemt het artikel van Sloet als uitgangspunt en wil daar enkele bezwaren en twijfels bij plaatsen. Het gaat om wat kleine zaken als schrijfwijzen van namen en de daaraan gekoppelde herkomst van geslachten; een voornamer bezwaar richt zich op Sloets conclusies over de dood, ofwel de onthoofding van Van Bevervoort. Nepveu grijpt daarbij terug naar genealogieën over het geslacht Van Reede, en haalt ook Van Spaen en Van Steinen aan. Hij voegt er nog de overgeleverde beschrijvingen van de zestiende-eeuwse geschiedschrijver Reyd aan toe, de Historie der Nederlantscher Oorlogen, begin en voortganck tot den jare 1601. Daarin wordt de schaking ook redelijk uitvoerig beschreven.Ga naar voetnoot10 In onderstaande zal ik Van Bevervoorts gangen rondom de schaking uiteenzetten op basis van de historische feiten zoals Sloet en Nepveu deze vermelden. Van Bevervoort woonde op het landgoed Wesmerlo bij Albergen, alwaar op 28 september 1589 het bevriende echtpaar Van Reede en hun elf- of twaalfjarige dochter Anna Magdalena kwamen logeren. Nietsvermoedend gingen de gasten slapen, maar vroeg in de ochtend stormde Van Bevervoort hun kamer binnen en deelde de ontwakende gasten mee dat hij op verzoek van de graaf van Neuenahr naar Arnhem zou gaan en dat hij daarbij hun dochter mee zou nemen. Vervolgens spoedde hij zich naar de kamer waar het meisje Anna Magdalena lag te slapen. Haar moeder vloog Van Bevervoort aan, maar zij kon hem niet tegenhouden. Haar man schoot nog te hulp, maar ook dat mocht niet baten. Gerrit greep het meisje, dat hij onder luiest meevoerde naar een koets die al klaarstond om te vertrekken.Ga naar voetnoot11 Van Bevervoort kon zonder al te veel moeite over Lochem en Doesburg naar Arnhem ontkomen en bracht het meisje daar naar een herberg.Ga naar voetnoot12 Al gauw werd een rechtszaak in gang gezet die vele dwalingen zou kennen. Van Bevervoort was in principe ten hove justiciabel, maar hij was een militair functionaris en beriep zich op zijn krijgsmansrecht. Daar het schaken van een meisje geen militair delict was, zou er niet verder geprocedeerd hoeven worden. De Raad van State en prins Maurits namen de zaak echter hoog op en dienden bezwaar in bij het Hof van Gelderland, waarin zij het Hof aanspoorden de zaak in behandeling te nemen.Ga naar voetnoot13 In oktober werd bevel gegeven het meisje, dat nog altijd in Arnhem verbleef, weg te halen bij Van Bevervoort. Hij probeerde dat te voorkomen en wilde met haar per boot de stad verlaten. Voordat de boot kon vertrekken, werd hij in de kraag gevat en overgedragen aan een cipier. Vreemd genoeg kreeg Anna Magdalena haar vrijheid nog niet terug en hield men haar vast in Arnhem. Nu begon het opvoeren van bewijzen en bezwaren over en weer. Door gebruik te maken van de mazen in de wet bereikte Gerrit dat de familie Van Reede onkosten van zijn gevangenschap aan hem zou moeten betalen. Later zou hij zelfs vrij verklaard worden, maar voordat het zover was, ontsnapte Van Bevervoort uit de Arnhemse gevangenis. Deze uitbraak werd hem zwaar aangerekend en in Lochem werd hij weer | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 8]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
opgepakt en vastgezet. Daarop diende hij een verzoek in om zijn zaak te mogen komen verdedigen voor de Raad van State in Den Haag. Dat werd al vrij snel ingewilligd en zo begaf hij zich - op vrije voeten - naar Den Haag. Daar bleken echter diverse mensen, waaronder Willem en Maurits van Oranje, de stadhouders van respectievelijk Friesland en Holland, bezwaar te hebben tegen het feit dat Van Bevervoort in vrijheid rondliep. Naar aanleiding daarvan werd hij in mei 1590 weer gevangengezet. Het Hof van Gelderland gaf aan hem terug in Arnhem te willen hebben voor terechtstelling, maar dat gebeurde om onduidelijke redenen niet. Den Haag en Arnhem bleven in discussie, Gerrit beriep zich op uitzonderingen op de wet, profiteerde van gerechtelijke dwalingen en veranderlijke meningen van justitiële instanties en werd zodoende eind september uit zijn Haagse gevangenschap ontslagen. In afwachting van het laatste deel van het proces mocht hij Den Haag nog niet verlaten. Op 24 januari 1591 was hij ten slotte weer geheel op vrije voeten. Sloet trekt aan het eind van zijn artikel de oprechtheid van diverse partijen in deze kwestie in twijfel; schakingen werden doorgaans als zwaar delict gezien en het lijkt hem onwaarschijnlijk dat Van Bevervoort zonder enige corruptie zo makkelijk aan een zware straf heeft kunnen ontsnappen. Het lijkt er echter op dat Van Bevervoort enkele jaren later alsnog zijn tol heeft moeten betalen. Sloet vindt de bewijzen die hij voorhanden heeft onvoldoende, maar Nepveu voert andere argumenten en bewijslast aan die aannemelijk maken dat Van Bevervoort in 1597 in Brussel (mede) vanwege de schaking onthoofd is.Ga naar voetnoot14 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
SchakingenSchakingen waren in de zestiende eeuw niet zeldzaam. In het proefschrift van H.F.K. van Nierop, waarin onder andere wordt ingegaan op liefde en huwelijk in de zestiende eeuw, gaat het tussen een aantal andere voorbeelden ook over het geval Van Bevervoort.Ga naar voetnoot15 Deze schaking blijkt slechts een van de vele voorbeelden waarbij een (zeer) jong meisje het slachtoffer was. Jonge meisjes werden relatief vaak geschaakt. Daarbij was in de meeste gevallen passie de drijfveer voor de heren, maar ook geldzucht kon een reden tot schaking zijn. Over het algemeen werden de meisjes in dergelijke omstandigheden niet vrijwillig geschaakt. Maar wanneer er een heimelijke liefde ontstaan was tussen een man en vrouw, die door de keuze van hun ouders aan een andere huwelijkspartner waren toebedacht, kon met een vrijwillige schaking een slechter lot, een ongewild huwelijk, voorkomen worden. Schaking was dan één van de weinige - maar overigens vaak weinig lucratieve - ontsnappingsmogelijkheden.Ga naar voetnoot16 In het geval van Van Bevervoort is het aannemelijk dat het om een onvrijwillige, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 9]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
passionele schaking gaat. Geld lijkt geen drijfveer; Gerrit was zelf een welgestelde heer en zijn vriendschap met de familie Van Reede is een indicatie dat deze mensen van vergelijkbare stand waren. Het protest van zowel het meisje als de familie en de uitgebreide rechtsvervolgingen die bij Sloet en Nepveu beschreven worden, wijzen erop dat het om een onvrijwillige schaking ging.Ga naar voetnoot17 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
AuthenticiteitTerug naar het album van Margaretha van Mathenesse. De vermelding an sich van de naam van Gerrit van Bevervoort in het album van Margaretha bevestigt niet per definitie dat het om de hierboven besproken Gerrit gaat. Maar een liefdeslied over een zekere Magdalena, in 1591 ondertekend met de naam Gerrit van Bevervoort, een man die in historische bronnen over diezelfde tijd vermeld staat als schaker van het meisje Anna Magdalena Van Reede, kan eigenlijk op niemand anders dan deze Gerrit en Magdalena betrekking hebben. Het is dan ook alleszins waarschijnlijk dat dit lied speciaal voor en over deze liefdesgeschiedenis geschreven is. Echter, dat Gerrits naam onder het lied staat, hoeft niet te betekenen dat hij het lied zelf in het album genoteerd heeft. Het kan ook een verwijzing zijn van een (anonieme) inscribent, om aan te geven dat dit lied over Van Bevervoort gaat ofwel oorspronkelijk door Van Bevervoort geschreven is. Het lied verraadt inhoudelijk namelijk geen details die buitenstaanders niet zouden kunnen weten. De zaak baarde redelijk wat opzien en zal tot op zekere hoogte de ronde hebben gedaan. Door zo in het album over deze liefde te verhalen (vanuit het perspectief van Gerrit) wordt deze geschiedenis wereldkundig gemaakt, getuige ook de laatste strofe waarin aangegeven wordt dat men in de verzen alom over hun liefde kan horen (et on scaura par ces vers / nos amours par l'uniuers). Hier raakt het lied aan de kenmerken van een historielied, waarin op lyrische wijze historische gebeurtenissen worden behandeld.Ga naar voetnoot18 Dat een schaking heel goed de basis kon vormen voor een historielied, zien we bijvoorbeeld in het geval van de Leidse Catharina Grebber.Ga naar voetnoot19 Toch stuit een interpretatie die doelt op een andere inscribent dan Gerrit zelf op verzet. Zo is de ondertekening zodanig onder het lied genoteerd dat het de indruk wekt dat het door Gerrit zelf gedaan is. Bij verwijzing naar een oorspronkelijk auteur van de liedtekst, werd de naam meestal boven de tekst geplaatst.Ga naar voetnoot20 Daarnaast is de ondertekening vrij persoonlijk van aard. Want juist de combinatie van motto (of devies), jaartal en naam die we hier zien is zeer gebruikelijk in alba amicorum. Deze manier van noteren komt ook veelvuldig voor als op zichzelf staande bijdrage, als zogenaamde minimale inscriptie en wijst over het algemeen op authenticiteit.Ga naar voetnoot21 Nader onder- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 10]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Afb. 3 Magre tous enniyoes viueres encor ioiseus / 1591 / Gerhardt von Beueruoordt © Gelders Archief, 0439, nr. 2118, fol. 128v, detail.
zoek naar het schrift en mogelijk elders voorkomen van het lied zou daadwerkelijk uitsluitsel kunnen geven over de identiteit van de inscribent. Opmerkelijk aan het motto is dat het in de tweede persoon geschreven is (Magre tous enniyoes viueres encor ioiseus - ‘Moge je ondanks alle ellende toch gelukkig leven’). Deze wens kan opgedragen zijn aan Magdalena, die toch heel wat heeft moeten doorstaan en aan wie het geluk zo vergund is. Maar de opdracht kan ook op Gerrit zelf van toepassing zijn. Hij heeft zich door de schakingszaak de nodige ellende op de hals gehaald, maar laat zich niet uit het veld slaan en wil toch goed leven. De bijdrage in het album is voorzien van het jaartal 1591; een nauwkeuriger datering ontbreekt. Evenmin staat er een plaatsaanduiding bij. Het is (vooralsnog) niet bekend waar Margaretha van Mathenesse woonde, maar haar album is het meest beschreven door inscribenten die woonachtig waren in de omgeving van Utrecht, Leiden en Den Haag. De mensen die in Margaretha's album schreven kwamen niet altijd naar Margaretha toe, maar zij legde zelf hoogstwaarschijnlijk ook bezoekjes af.Ga naar voetnoot22 In theorie is het mogelijk dat Van Bevervoort, die in 1591 (net) weer vrijgekomen was uit de Haagse gevangenis en zich waarschijnlijk nog een tijdje ophield in die regio,Ga naar voetnoot23 de inscriptie zelf noteerde. Ze ontmoetten elkaar wellicht op een bijeenkomst met wederzijdse vrienden of bekenden, waar alba vaker tevoorschijn gehaald werden.Ga naar voetnoot24 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 11]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
He valt daarbij op dat deze tekst en naam in een album staan waarin ook politieke en militaire tegenstanders hun bijdragen schreven. Zo staat bijvoorbeeld Maurits van Nassau, die meermaals tegen Van Bevervoort ageerde, in het album. Er zit weliswaar een verschil van jaren tussen de beide bijdragen - Van Nassau plaatste een minimale inscriptie in 1586, maar kennelijk weerhield deze justitiële vijandschap Margaretha van Mathenesse er niet van het Magdalena-lied ook in haar album te laten schrijven. Als de bijdrage door Gerrit zelf genoteerd is, betekent het dat hij hoegenaamd geen blad voor de mond nam door dit lied zo openlijk in het album neer te schrijven. Hij had de misdaad van schaking begaan, maar stak deze niet onder stoelen of banken. Was hij nog altijd zo vol van liefde, of is het pure grootspraak en provocatie zijn ‘illegale’ liefde op deze wijze te uiten? | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
DuidingEen aantal elementen uit het lied dat op het eerste gezicht als louter petrarkistisch gekenmerkt kon worden, is nu ook vatbaar voor een specifiekere, persoonlijkere interpretatie. Zo wordt bijvoorbeeld in de eerste twee strofen van het lied gerefereerd aan de afwezigheid van Magdalena (quant ta beaute ne me luict - ‘wanneer jouw schoonheid mij niet verlicht’ en estant sans vous nul repos - ‘zijnde zonder u geen rust’). Deze kan heel letterlijk genomen worden. Zij werd immers, eenmaal in Arnhem al gauw, en tegen de zin van Van Bevervoort, bij hem weggehaald. Wat later, in de zesde strofe, wordt een gestolen kusje genoemd, dat de ik-figuur haar tegen haar wil gaf (letterlijk outre ton gre - ‘buiten jouw wil om’). Het gaat dus om een afgedwongen kusje, wat het onvrijwillige karakter van de liefde lijkt te bevestigen. Ook zegt de ik-figuur hier dat het kusje hem zou moeten helpen de ellende die hem kwelt te verjagen (que chasse au loingpar son deduit / la mal'aise que me nuict - ‘dat ver verjage door zijn afdruk [van de kus] / de ellende die me nekt’); het kortstondig stillen van zijn liefde voor Magdalena zou Gerrit even af kunnen leiden van de ellende die de schaking met zich meebrengt. In de vierde strofe trekt het woord ravit de aandacht. Letterlijk betekent dit ‘ontvoeren’ of ‘schaken’, wat tegen de achtergrond van de geschiedenis die hier speelt op zijn minst een opvallende woordkeus te noemen is. Uit enkele passages spreekt onrust. In de tweede strofe beschrijft de ik-figuur dat hij geen rust heeft zonder zijn geliefde en de zevende strofe verbeeldt in zijn geheel dat hij geen zielenrust heeft. Dit weerspiegelt Van Bevervoorts situatie. Hij zat voortdurend op hete kolen, niet alleen om zijn eigen veiligheid maar ook die van Anna Magdalena. Het was van groot belang dat hij zijn geliefde meisje in het oog hield, zolang zij nog bij hem was; ze kon ontsnappen of uitgeleverd worden aan de politie. Verderop, in de negende strofe, staat de vergankelijkheid centraal en daarbij de jonge leeftijd van de geliefden. Zij zijn nu nog jong, maar de tijd gaat snel en de ik-figuur wil dat zij hun tijd goed benutten (emploions bien le tamps). Buiten deze vanitas-gedachte geldt zeker voor Magdalena dat zij ook letterlijk (heel) jong was.Ga naar voetnoot25 Daar- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 12]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Afb. 4 Het gedichtje Was batet der ionckfrouwen schonheit manichfolt. © Gelders Archief, 0439, nr. 2118, fol. 128v, detail.
naast had Gerrit Magdalena niet zo lang bij zich en moest hij ook in die zin hun tijd samen goed benutten. In de tiende strofe lezen we waarschijnlijk een wensdroom van de ik-figuur; een kusje in zijn hals van Magdalena, dat hen voor altijd met elkaar zal verbinden (mon cou soit par vous baise / et d'un doux lien lasse / qui ne se laschera pas - ‘dat mijn nek door jou gekust mag worden / en met een zachte lijn helaas / die zich niet los zal maken’). De laatste strofe benadrukt zo nog eens dat Gerrit zich niet zomaar uit het veld laat slaan, dat hij volhardt in zijn liefde en dat hij die zelfs wil vereeuwigen in de woorden van het lied. De getuigenis van zijn liefde is dus letterlijk te lezen. De bijdrage is niet zomaar een conventionele, literaire uiting, zoals we de meeste verzen in alba amicorum kunnen typeren en duiden. De liedtekst geeft, binnen de ruimte die het petrarkistische idioom biedt, uitdrukking aan een persoonlijke geschiedenis. Onderaan het besproken lied in Margaretha's album staat nog een vers opgetekend, dit keer in het Nederlands: Was batet der ionckfrouwen schonheit manichfolt
So verseert mach deelhafich werden
Eene klene tit op deser eerden
Was ist haer schonheit meer nutze
Gelich een vorgulden putze
Daer goldt is in begravuen
Ende nomans dar etwes vuijt mach haeuen
Hier wordt als het ware een rechtvaardiging gegeven voor Gerrits handelen; een schone jonkvrouw is als een vergulde pot met goud. En die pot moet je niet dicht laten zitten, maar juist volop benutten, zeker ook omdat je als sterfelijke mens hier maar kort van kunt profiteren. Het oostelijk Nederlands dat hier gebruikt wordt, wijst in de richting van de schrijver van deze bijdrage. Waar veel edelen het Frans als eerste taal hadden, bezigden zij daarnaast een plaatselijk dialect.Ga naar voetnoot26 Zoals reeds eerder vermeld, wasVan Bevervoort een edelman van Overijsselse herkomst; dit oostelijk dialect zal ook het zijne geweest zijn. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 13]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Opnieuw dus een aanwijzing dat Van Bevervoort de bijdrage heel goed zelf genoteerd kan hebben. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ConclusieWe hebben te maken met een bijzondere bijdrage. Een bijdrage waarvan de bijzonderheid pas door bestudering van de omstandigheden en achtergrond aan het licht komt. Een bijdrage over een publiekelijk besproken zaak; over een geschaakte liefde, die niet gauw vergeten was. Zelfs twee jaar na de eigenlijke schaking lijkt het verhaal dus nog te leven. Deze bijdrage sluit goed aan bij de collectie inscripties van vrienden en spraakmakende figuren die Margaretha van Mathenesse in haar album wist te verzamelen. Hoe dan ook is het een mooi voorbeeld van hoe een album een spiegel van haar tijd kan zijn, waarin historische feiten een persoonlijke invulling krijgen. We zien hier dat een quasi onpersoonlijke petrarkistische tekst een sterk (auto)biografisch karakter kan hebben. Het is niet voor het eerst dat een dergelijk verband geconstateerd wordt.Ga naar voetnoot27 Achter de traditionele literaire façade kan dus nog een andere laag schuilgaan. Een laag die vaak aan de aandacht ontsnapt vanwege het eenvoudige feit dat het bestaan ervan niet bekend is of vermoed wordt. Maar dat die informatie minder aan de oppervlakte ligt dan de literaire elementen, wil niet zeggen dat zij er niet is. Een uitgebreider onderzoek naar (auto)biografische verbanden in de alba amicorum zal mijns inziens dan ook meer persoonlijke invullingen van op het eerste gezicht louter literaire teksten aan het licht brengen en zal dus meer inzicht geven in de sociaal-culturele en literair-historische conventies en tradities van de late zestiende en vroege zeventiende eeuw. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
SummaryAs was the custom for many a noble lady in the sixteenth century, Margaretha van Mathenesse kept an album amicorum, in which she collected inscriptions from family, friends and people of renown. These contributions would sometimes include no more than name and motto, but in most cases they were songs and sonnets. Among these, we find the song Magdalena, Magdalena, with the name Gerrit van Bevervoort and the year 1591 written underneath. The song is about a specific, (very) young lady; the girl Anna Magdalena van Reede, who was abducted by Gerrit van Bevervoort in 1589. The lyrics not only fit smoothly within the petrarchan tradition of the period but also contain words and phrases which refer to actual circumstances in the Magdalena situation. The song then shows not only the standard practice of a conventional, stereotypical literary style, but also proves that there may yet be other, more personal dimensions to this kind of writing. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 14]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Adres van de auteur: Kronenburgerplaats 3 nl - 6511 aw Nijmegen juutookes@hotmail.com | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bibliografie
|
|