Het gelukkig gekochte landgoed.
Een Boer, in Duitschland een Land goed gekocht hebbende, begon daarop eenige boomen uitteroeijen, alzoo dezelve hem in den weg stonden. - Dan hoe verzet stond de man - wanneer hij bij het graven in den grond drie potten ontdekte, welke met geld gevuld waren.
‘Ik heb het land gekocht, en dus wat ik daar in vinde behoord aan mij,’ dacht de man, en droeg, met een, de Potten in zijn huis - Hoewel het hem, bij nader bedenking, voorkwam: dat hij, bij het gebruiken van dit geld, dikwijls verdacht zou kunnen worden van eene kwade daad verrigt te hebben, alzoo het bekend was, dat hij geen rijkdom bezat.
Om dus alle kwade vermoedens van hem afteweren, en gelegendheid te hebben, om zich ten allen tijd te kunnen verantwoorde, zoo begaf hij zich met de Potten, en het geld [......]