Poëziekrant. Jaargang 17
(1993)– [tijdschrift] Poëziekrant– Auteursrechtelijk beschermdKlassiekApollo's sonore snaren
| |
[pagina 27]
| |
eeuwen na Christus. Naast een mooie selectie uit hogervermelde en nog andere bekende dichters (de keuze moet vaak verscheurend zijn geweest) lees je daar ook aloude sacrale poëzie, fragmenten uit Lucilius' vrijmoedige satiren en uit de mimen van Laberius en Publiblius, Sulpicia's liefdesverzen, snedige verzen van Persius, ongekuiste priapea en het wondermooie Pervigilium Veneris (dat een jongere vertaling kan verdragen). Uit de vroeger literair genegeerde periode van de late oudheid brengt De Rynck een bijzonder gevarieerd geheel van teksten, dat nóg royaler had mogen zijn. Om de leemten op te vullen of nieuwe (en veelal betere) vertalingen aan te bieden, deed De Rynck een beroep op tal van vertalers uit Vlaanderen en Nederland. Ruim een derde (!) van het aanbod aan vertalingen is nieuw. De bloemlezer vermijdt steeds de grote namen uit de Latijnse poëzie te verbinden met een enkele vertaler. Horatius bijvoorbeeld spreekt doorheen Van Wilderode, Vroom, Schrijvers, Claes en Vondel (dus betekenisvol voor de kwaliteit die De Rynck vooropstelt; geen Van de Laar, die Horatius vrijwel volledig vertaalde). Het Persicos odi (Ode I, 38) krijgt naast de Latijnse tekst zes verschillende vertalingen mee, wat een aardig licht werpt op de vertaalstrategie van de opgenomen vertalers. Met dat systeem verrast vertaalwetenschapper De Rynck een aantal keren zijn lezers. Wellicht is ook de naam Vondel onder de vertalers verrassend. De bloemlezer aarzelt niet ‘vertaling’ ruim op te vatten qua periode én methode. Onder de vertalers en bewerkers vindt men onder meer nog Bilderdijk, Leopold, Streuvels en Claus. Zelfs Van Maerlant, Calfstaff en Noydekijn (Esopet) ontbreken niet en hun teksten worden geflankeerd door een moderne omzetting door Ernst van Altena. Die bloemlezing is ongetwijfeld de meest gevarieerde en daarom ook de meest ‘volledige’ die je je kunt voorstellen. De inleidingen op perioden en auteurs, en de aantekeningen achterin het boek bevatten het hoogst nodige om de wereld achter de verzen te begrijpen. De lectuur van die zorgvuldig geselecteerde fragmenten legt onvermoede schatten van de Latijnse poëzie bloot. Tegelijk wordt doorheen de themata en vaak ook door de vertalers weer eens duidelijk hoe bepalend de Latijnse poëzie was voor de latere Europese dichtkunst. Maar vooral herwaarderen de kwalitatief hoogstaande vertalingen van vaak stukgelezen verzen ook de poëzie zelf. In die bloemlezing uit acht eeuwen Latijnse poëzie, klinken de snaren van Apollo helderder dan ooit. | |
Catullus, Odi et amo (Carmen 85)
Odi et amo. Quare id faciam, fortasse requiris?
Nescio, sed fieri sentio et excrucior.
| |
Zwei Seelen
Haten en beminnen.
Waarom ik dat doe?
'k Weet niet. Maar vanbinnen
doet het pijn - en hoe!
(Vertaling: Paul Claes)
Ik haat en ik heb lief. En ach,
de reden kan ik niet vertellen.
Ik voel het slechts, en dag na dag
blijft het me onafgebroken kwellen.
(Vertaling: Frans van Dooren)
|
|