Dagboek
Leonard Nolens
Vruchtbare ijdelheid
Remco EkkersGa naar eindnoot+
De titel van Leonard Nolens' dagboek 1983-1989, Blijvend vertrek, is behalve dubbelzinnig ook een paradox. Het meest paradoxale is de verschijning van het boek. Op donderdag 26 mei 1988 schrijft Nolens: ‘Het is essentieel dat wat ik hier schrijf pas door iemand zal worden gelezen over tien jaar.’ Waarom heeft hij niet nog vijf jaar gewacht? En waarom publiceert iemand bij leven zijn dagboek? Een gênant genre. En waarom zo'n dagboek als Nolens schrijft?
HET DAGBOEK functioneert bij Nolens als motor voor zijn poëzie. Hij zit zo veel mogelijk in een soort boshut in Edegem. Als een ander naar kantoor gaat, of naar zijn bedrijf, instelling, noem maar op, gaat Nolens naar zijn boshut. Hij leest daar, denkt, suft, wacht, schrijft als de genade hem deelachtig wordt. Het schrijven van een dagboek lijkt ook een soort legitimatie voor het gedoe in die hut. Een volwassen man, getrouwd, met kinderen, kan niet thuis zitten. Hij zou ook voortdurend gestoord worden, al was het maar door de stofzuiger. Maar Nolens heeft een roeping. Hij is dichter en wil zich volledig wijden aan die roeping. Hij is als een monnik die zich volledig wijdt aan God. Monniken dronken ook wel eens te veel. Ora et labora. Het bidden is zijn meditatie, het werken is ploeteren met de pen. ‘Je hoort de stilte uit. Je rooft de leegte leeg’, zegt hij zelf in zijn titelgedicht. Hij zegt nog meer over dat zelf gekozen isolement; hoewel: zelfgekozen? Daar zijn de paradoxen weer.
Was dat vrijheid, toen, je hier gevangen te zetten?
Alsof een mens iets in zijn dromen kan beslissen!
Alsof die er waren, andere kamers, middelen, wegen
In wijn, cynisme, reizen. Nee, hier was de moedige vlucht,
Het laffe huis voor zelfverzekerde eenzaamheid.
Hij verklaart in het gedicht de titel van zijn dagboek. De hut is de plaats waar hij elke dag opnieuw begint, waar hij blijvend vertrekt. Nolens is zich heel bewust van alle paradoxen. Hij is laf en ijdel, moedig en bescheiden, gevangen en vrij, een dromer vol daadkracht. Hij is wars van publiciteit, schuwt de media, maar hunkert naar erkenning en beweegt zich ook niet onzeker voor de camera, steekt zijn interviewers in zijn zak door zijn beheerste gedrag, zijn intelligentie, zijn vermogen tot luisteren. Het publiceren van zijn gedichten noemt hij ‘een zwakte, een ijdele vorm van leven, een voorbarig vertoon van belangrijkheid. Ik ben nog niet trots genoeg om tientallen jaren het beste van mezelf te sparen. Ik ben nog niet trots genoeg omdat ik de dood vrees, dat ogenblik waarop ik niet meer zal kunnen genieten van het beeld dat anderen van mij hebben’. Die trots heeft hij dus inderdaad niet kunnen opbrengen. Je krijgt als lezer vaak het gevoel - hij ziet het zelf ook wel - dat zijn stilte en eenzaamheid veel te maken hebben met de dan nog niet aanwezige erkenning. Als Querido hem gaat uitgeven, als zijn gedichten, en zelfs het eerste dagboek, gunstig worden besproken, als hij wordt uitgenodigd bij belangrijke festivals, als hij belangrijke prijzen krijgt, verandert zijn gedrag. Natuurlijk, en hij heeft het voorzien..., maar achteraf worden de opmerkingen in het dagboek over zijn eenzaamheid een beetje kinderachtig. Ze worden ook de opmerkingen van de verwende jongen wiens genialiteit niet wordt gezien. Wereld, wil je mij niet? Ik spuw op je. Maar ook dat weet Nolens van zichzelf. Hij die voortdurend voor de spiegel staat, kan dat niet verbergen. Nolens wil naam maken, hij wil beroemd worden en hij vreest de roem.
Waarom zou je je als lezer bezighouden met dat paradoxale geworstel, met dat egotisme, met die ijdeltuiterij? Omdat je jezelf herkent en omdat Nolens goed schrijft, omdat hij prachtige observaties geeft, soms scherpe aforismen, mooie beelden. Zo'n dagboek is een boek dat je tijdens het lezen steeds even dichtslaat, omdat de schrijver je laat peinzen of omdat hij je op ideeën brengt.