Kinderpoezie
T. Olthuis
Het geluid van vrede
Jan van Coillie
Het bhjkt overduidelijk uit deze bundel: het belangrijkste geluid van vrede is de stilte. ‘Wel bijzonder, heel gewoon | de stilte, | zelfs boven en beneden. | Dit is het dus, | zolang het duurt: het geluid van vrede.’ Het is de stilte waarin een blik van verstandhouding voldoende is, waarin de zachte, rustige geluiden hoorbaar worden: geritsel, tikkende regendruppels, de geluiden van de natuur... In dat licht moet je de symboliek van de vogel in de bundel zien. De vogel als teken van vrede, van vrijheid, van het ontstijgen aan het menselijk leed. Maar het is een broze vlucht. Eén schot is voldoende om de vogel, om de vrede neer te halen. Vrede is kwetsbaar. Er zijn zoveel bedreigingen, en vooral die worden in de bundel verwoord: de machtswellust van het uniform, eenzaamheid, marteling, angst, oorlog, ruzie, verwijten, pesterijen, discriminatie en ten slotte oorlog in jezelf. En van dat alles zijn vaak de kinderen de eerste slachtoffers.
De thematiek van de bundel is duidelijk opvoedend, je kunt niet om de boodschap heen. Toch wordt die nergens opgedrongen, en dat is niet de minste verdienste van deze gedichten. Ze zetten aan het denken, confronteren de lezer met wantoestanden. Ze geven je een schok maar laten de verwerking aan de lezer over. In die zin zijn ze open zoals echte poëzie steeds is. Het zijn allerminst waardenvrije rijmende verhaaltjes zoals de meeste kindergedichtjes.
Die openheid heeft vooral te maken met de vorm. Ook formeel kiest de dichter voor de stilte. En hij doet dat hier veel sterker dan in zijn vorige bundels, een gelukkige evolutie, denk ik. De gedichten zijn veel meer uitgepuurd. De vorm komt minder gemaakt over, de woorden sluiten meestal naadloos bij elkaar aan. Het rijm wordt nog slechts functioneel gebruikt, niet meer als een opgelegd schema. Soms versterkt het een contrast, elders maakt het het gedicht hechter of laat het een (slot)regel extra oplichten zoals op het einde van ‘De gepeste’:
als aan de grand genageld staan.
en tot slot de vuisten...
Als bindelementen worden ook herhaling en parallellie gebruikt. Een gedicht als ‘De onbekende kinderen’ wordt hierdoor een soort litanie, een indringende klaagzang ‘Voor hen die...’
Door weinig woorden te gebruiken, kan de dichter ze ook extra opladen. Zo zet een dubbelzinnig woord als ‘vogelvrij’ de lezer aan het denken. In het gedicht ‘Vrede’ is niet alleen de vrede maar ook elk woord kwetsbaar. Als lezer word je als het ware gedwongen om elk woord te wikken en te wegen. Toch staan er geen moeilijke woorden of constructies in. De taal is integendeel uiterst eenvoudig en direct. Zo eenvoudig dat ze je als vanzelf achter de woorden brengt.
Al herhaaldelijk heb ik erop gewezen dat deze thematiek van oorlog en vrede, die jongeren beslist aanspreekt, in onze kinder- en jeugdpoezie vrijwel totaal ontbreekt. Deze bundel zal zijn weg dan ook wel vinden.
T. Olthuis, Geluid van vrede, Ploegsma, Amsterdam, 1992, 48 p., fl. 18, 95; 399 fr.