Poëziekrant. Jaargang 3
(1979)– [tijdschrift] Poëziekrant– Auteursrechtelijk beschermdIdat hij ons weerom uitbreekt, gebroken woord,
in de witte ontroering van deze dagen,
als na het sterven zijn vaag gelaat huiverend
gelijkt op de zachte handen van weleer.
er is geen schim zo licht dat hij niet
aan zijn weerschijn hapert, dierbaar
wezen, in het doorzichtig water na de dood.
dan buigt de gedachte aan dit droef geluk:
jij, bij de dingen die ons ontgaan
en die jij hebt gewogen, gewichtslozer
dan de geur, verwarrend, dit verschuiven
van zijn open blik aan onze dode ogen,
omdat hij bij de slaap in de lege hemelen
zijn beminnen nauwelijks verlegt.
en wij zwaar als wolken moe en
ziende, van uit de verte roepen
naar zijn helder beeld.
| |
IIdan keert alles zich om en wil hem
weer en barst dit nauwgestorven
leven, omdat zijn dood ons brak
en wij verlaten en schuchter als papieren
vlinders fladderen in zijn hand
en hij ons draagt als in de lichte
golven van dit duister land.
alleen het beven kent het dodenmaal.
want, o, wij moeten klagen om dit sterven.
hij die de vreugde was tussen ons
vergeefse schrikken en ons verlaten zijn.
waar ben jij nu, in de verscheurde
aarde, bij al de maten van het leven,
zachte dode, die onze haperende harten
telt en de verstarring breekt
met zijn helder gezang?
we vernieuwen je met elk woord.
| |
IIIterwijl we de jaren verwarren
en geschrokken de ruimte bewandelen
van een onmondig bestaan, komt zijn
beeld uit de ontelbaarheid, stralend
geweld, zo plotseling gedrongen van
uit de omgewoelde aarde. wit mysterie,
onbewaakt en eindeloos,
dat als regen onophoudelijk in onze
harten daalt en fluistert.
wij zien zijn dood niet meer,
spiegelbeeld van onze stem.
wij zijn in het schrijven van zijn tekens
als schijn en weerschijn van de
schitterende tuinen, van leven
en van leven, hij vriend,
de maten metend van de stilte op
de zachte zijde van het ademloos papier,
borrelend als uit de bronnen,
ontembaar en vrij van sterven.
jij, herinnering aan stemmen
en aan de zangen, jij witte dode,
zo minzaam bij de dood
en onverzadigbaar van leven.
Marleen De Crée-Roex
|
|