Poëziekrant. Jaargang 3(1979)– [tijdschrift] Poëziekrant– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 6] [p. 6] Frans Deschoemaeker (Wij overleven moeizaam) Loslippig ben je in dit vroeg ontwaken: kleurloos licht om kantgordijn, een sloppenwijk gestold in koffiedik op matte ruiten. Wij overleven moeizaam, zeg je. Achter belten stikt in zijn egelstelling de stad, dode vissen glijden aan zijn spiegelbeeld voorbij. Bronzen vrijheidshelden zinken in zandsteen en mos. Voorgoed. Een glazen stofwolk sloopt de oude wallen - en onuitwisbaar ets ik in mijn morgenoog die aanblik: over water drijft een rode bal weg van de oever, er pruilt een kind met zwanemond. Doch tussen flatgebinten van beton: een uitzicht op de stroom, op dieper blauw waar ik je later kus, loslippig. Hoogtij voert een hooglied van dé zee op onze kusten en ik, ik ben een stormvogel voorbij de bakens van je woorden. Ik plant een vuurbloem in je borst. (Uit de cyclus: De Zeven Breekbare Gedichten) Vorige Volgende