| |
| |
| |
[De poes en de hond. Vertellingen voor de jeugd.]
Weg poesje! weg, 'k heb u niet lief,
Want gij zijt valsch, gij zijt een dief,
Gij krabt en snoept, doet altijd kwaad,
En wordt teregt door elk gehaat.
En daarom speel 'k met u niet meer,
Want ja, nog doet mijn handje zeer,
Eerst speelt gij lief, en zijt zoo blij,
En daarna valschaard krabt gij mij.
| |
| |
Ook mijn vogeltje in de kooi
Hebt gij gedood; 't is lang niet mooi!
Het zong zoo lief, en sprong in 't rond
Als 't kooitje op de tafel stond.
Mijn duiven loopen ook gevaar,
Dat wier ik gister nog gewaar,
'k Vond hier een vlerk en dáár een poot;
De mooiste twee hebt gij gedood.
| |
| |
En zie wat voert gij nu weer uit,
Gij zijt voorwaar een groote guit,
Ja, ja, ik zie al wat het is,
Gij steelt een stuk gebakken visch.
Maar wacht dit komt uw duur te staan;
Want moeder komt er juist op aan;
Miaauw nu maar, het is te laat,
Thans krijgt gij straf voor al uw kwaad.
| |
| |
Ja, slaag krijgt gij, tot uwe straf;
Want anders leert gij 't kwaad niet af,
Die les is u een goede leer;
Pas op dus voor een ander keer!
Foei, Poes! uw voorbeeld volg ik niet,
Van u heeft iedereen verdriet,
'k Blijf- liever een gehoorzaam kind,
Dan word ik steeds door elk bemind.
| |
| |
Kom gij Fidèl, kom gij maar hier,
Gij zijt een veel getrouwer dier,
Uw waakzaamheid verheugd mij zeer,
Uw kunstjes-maken nog veel meer.
Aport Fidèl, doe wat ik zeg;
Dit kleine mandje gooi ik weg,
‘Zoek, zoek! en breng het mij terug!’
Wel aardig beest, wat zijt gij vlug.
| |
| |
Maar als ik 't mandje in 't water gooi
Haalt gij 't dan ook zoo vlug en mooi.
Ja, waarlijk! zie! hij heeft het al,
Daar springt hij er reeds mee aan wal.
Welaan nu spelen wij soldaat
En leert gij loopen in de maat,
Ga eerst op d' achterpooten staan,
Het hoofd regt op! zeer goed gedaan
| |
| |
Fidèl, Fidél kom opgepast;
Houd thans dit kleine stokje vast,
't Is uw geweer! zijt gij niet blij?
't Is waarlijk haast zoo groot als gij.
Loop nu maar stapvoets met mij mee,
Terwijl ik tel: een twee, een twee!
Marsch, marsch, op schouder het geweer!
Dit gaat vrij goed voor d' eerste keer.
| |
| |
Kom hier, nu krijgt ge een stukje brood;
Maar geef mij eerst uw regter poot,
En nu uw linker; goed gedaan,
Ziedaar, pak nu het brood maar aan
Fidèl uw leeren maakt mij blij,
'k Wil ook zoo leerzaam zijn als gij,
Uw voorbeeld volg ik gaarne na,
Dan 's meester blij, ook Moe en Pa!
|
|