In den beginne
‘Kom op met uw boodschap, ik popel’. ‘Hoe persoonlijker de boodschap, hoe groter de aandacht. Bij sommige mensen is het omgekeerd.’ ‘Mijn beeld van de wereld wordt de laatste tijd vooral gevormd door de boeken die ik lees.’ ‘Mij gaat het om de inhoud. Hoe het geschreven is, dat kan me niets schelen. Ik zie het niet eens.’ ‘De toestemming die het gedicht kreeg om nutteloos te zijn, is omgeslagen in een bevel.’ ‘Fictie kan soms sterker zijn dan getuigenissen. Het verleden kan op deze manier verleden worden.’ ‘Het is een voortdurende wisselwerking tussen mensen en de situatie waarin ze zich bevinden.’ ‘De schrijver wijst met zijn kromme vinger welke weg het land moet gaan.’
Dit is in citaten uit dit nummer waar het deze Passionate om draait.
Begin april vond in het nog net niet helemaal door massatoerisme overwoekerde Basra het jaarlijkse poëziefestival Merbed plaats. Het samenbrengen van vierhonderd dichters, schrijvers en kunstenaars in een dwaasland als Irak is al een kunstwerk op zich. Een manifest voor het stoïcisme. Of toch gewoon een marketingstunt van de nieuwe regering van deze lococratie, zoals Saddam Hussein het festival ook al jaren naar zijn hand zette, ‘kijk maar, het gaat goed met Irak. We kunnen ons weer de luxe van de nutteloze poëzie, die fraaie koffer zonder hengsel, veroorloven.’
Klaaglijke tijden doorklieven de kunst in twee kampen, die van escapisme, die van engagement. In een land vol angst of onderdrukking kan kunst niet zo maar zichzelf zijn. De werkelijkheid zit te veel in de weg, waardoor literatuur meer dan ooit in een gebruiksvoorwerp verandert; zoals onooglijk verpakkingsmateriaal plots machtig speelgoed wordt in de handen van een kind. Vlucht of verzet. Niet alleen de poëzie die aan de kaak stelt, ook de onbekommerdste liefdesgedichten zijn tegelijk kunst en gereedschap en ieder op zijn eigen wijze duidt de tijd waarin het geschreven is.
Terwijl Basra door vierhonderd kunstenaars onder de voet werd gelopen, boog ik mij thuis aan de keukentafel over een vragenformulier van Poetry International. Het leek mij een typische door geldschieters afgedwongen doorsnee-enquête; ik kreeg niet de indruk dat Poetry werkelijk benieuwd was naar mijn mening. ‘Waarom ga ik naar Poetry?’ Mijn antwoord stond niet bij de voorbedrukte opties. Ik ga omdat je er zoveel kennissen tegen het lijf loopt. Een gezellige borrel met een chique randprogrammering, dat is Poetry voor mij. De voordrachten beklijven maar zelden. Veel exotisme, weinig pregnantie. Maar soms, zoals met de Zuid-Afrikaanse Antjie Krog vorig jaar, of de bejaarde Maori Hone Tuwhare vijf jaar geleden, lijkt poëzie er opeens weer toe te doen; dan is poëzie heel even dat ontbrekende getal in de ingewikkelde formule waarvan de uitkomst mij gelukkig maakt. Ik kon het op het formulier niet kwijt, maar daarom - er treden verse Maoridichters op - ga ik in juni weer naar Poetry.
Richard Dekker
tijdschrift@passionate.nl