De merknaam Ellis
‘Glamour, beauty, sensuality, luxury, exclusivity, and value - what more can you ask for? Glamorama made it happen. A, for this night only, restyled PowerZone, with a line up filled with sexy sounds, stylish catwalk performances, eye opening visuals, and a superb crowd made this a night to remember. (...) We would like to thank all of our exclusive sponsors for helping us creating a unique night in Amsterdam with high quality brands.’
Partyproza, ontsproten aan de luchtkamers van zichzelf hip wanende types, is altijd een feest om te lezen, vanwege het schaamteloos zelf-ingenomen onbenul dat er uit spreekt. Het is kwakende commercial-taal, gespeend van de humor en zelfspot waarmee professionele reclamemakers zich vaak profileren. Maar bovenstaand tekstje, geschreven ter commemoratie van een vooralsnog eenmalig dance-feest in de hoofdstad, is helemaal om van te smullen. Het feest werd vernoemd naar Bret Easton Ellis' brisante satire op de hippe beau monde van New York, Parijs en Milaan, een boek waarin clubs achteloos met swastika's gedecoreerd worden, modellen zich als terroristen ontpoppen en vanzelfsprekende merkengeilheid de leegte van het hyperconsumentisme onderstreept. Als argeloze lezer vraag je je dan ook af: pronkte er een hakenkruis aan het plafond van de for this night only gerestylde PowerZone? Zijn de mannequins na hun stylish catwalk performances nachtelijk Amsterdam ingetrokken om wat monumenten in de as te leggen? En wisten de high quality brands dat ze gebruikt werden als symbool voor de leegte, ja het fascísme van het op uiterlijk en rijkdom gefixeerde Westen dat Easton Ellis met Glamorama op de korrel nam?
De kans is klein. We mogen er vanuit gaan dat het feest vernoemd is door een stel half-analfabete organisatoren, dat in de schemer van een GHB-kater ooit eens langs de etalage van Scheltema gelopen is, en in het voorbijgaan de titel Glamorama heeft geregistreerd. Art imitating life imitating art.
Auteurs van de oude stempel, die nog geloven in de cultus van het verheven schrijverschap, zouden stikken in heilige verontwaardiging als hun werk op deze manier vercommercialiseerd werd. Maar of Bret Easton Ellis er bezwaar tegen zou maken, lijkt twijfelachtig. Niet in het minst omdat hij zelf regelmatig het gewillige middelpunt is van marketingstunts, die in aanpak niet zo heel veel verschillen van de hierboven aangehaalde party. Zo werd Ellis voor de Nederlandse lancering van Glamorama door zijn uitgever op het podium van de Roxy geplant, alwaar hij voor een publiek van bij voorbaat snerende critici geïnterviewd werd door de toenmalige jeunes premiers van de vaderlandse letteren: Ronald Giphart en Joost Zwagerman. De laatste was, zoals bekend, stamgast. Maar de ironie wil dat Giphart, in gezelschap van Afth. van der Heijden, bij een eerdere gelegenheid de toegang geweigerd was. Nederlandse schrijvers zijn tenslotte zelden glamourous, beautiful, sensual, luxurious en exclusive genoeg om de tempels van hedendaagse hedonisme te mogen betreden. Uitgeverijen moeten dergelijke zaken afhuren alvorens er intellectuelen worden toegelaten. Tenzij je Bret Easton Ellis (of Joost Zwagerman) heet.
Ellis werd na zijn verpletterend succesvolle debuut Less than zero aan geen discodeur meer geweigerd, en wentelde zich jarenlang met overgave in het exclusieve New Yorkse nachtleven, waar gewone stervelingen behandeld worden als negers aan de deur van het jaarlijkse Ku Klux Klan-kerstbal. Toch houdt Ellis in interviews vol dat hij teleur-gesteld, ja gedesillusioneerd raakte toen hij in New York geen bohème cafeetjes aantrof waar schrijvers nachtenlang over kunst, filosofie en het leven converseerden, maar hippe clubs waar kunstenaars in een cokeroes de marktwaarde van hun werk bespraken.
Glamorama en zelfs American Psycho mogen in eerste instantie moralistische parabels over het hier en nu zijn, in tweede instantie behelzen ze een ouderwetsch staaltje zelfkritiek. Analoog aan het fameuze Groucho Marx-citaat, ‘I'd never join a club that would have me as a member’, zou Bret Easton Ellis' motto kunnen luiden: ‘I'd only join a club that would refuse me as a member.’
Ellis doet zich steevast voor als the reluctant debutant; de schrijver die met een zekere tegenzin - of op z'n best onverschilligheid - moet toezien hoe hij keer op keer het middelpunt wordt van de door marketingmanagers gedomineerde cultuur waar hij zich tegen verzet. De mondiale verontwaardiging over American Psycho, te beginnen met de weigering van Simon & Schuster om het uit te geven, sloeg hij bijna beteuterd gade, alsof de controverse hem overviel. Dat het grote publiek naar aanleiding van de hysterische ophef massaal naar de boekwinkel snelde, leek hem al evenzeer te verbazen. Hij was tenslotte maar een schrijver die in afzondering zijn oeuvre concipieerde, zich onbewust van de commerciële machinaties in de boze buitenwereld. En toch gaat elk nieuw boek steevast gepaard met een (om in marketingtermen te blijven) buzz die bij het naderen van de verschijningsdatum culmineert in publiciteit genererende heisa.
Ja, Gerard Reve mocht zijn winkeltje bestieren, maar Bret Easton Ellis is een quality brand.
Jerry Goossens (1965) is schrijver, journalist en columnist. Hij publiceerde een vijftal boeken, waaronder twee romans en een standaardwerk over de geschiedenis van punk in Nederland. In het najaar verschijnt zijn nieuwe roman, getiteld Moira.