Passionate. Jaargang 10
(2003)– [tijdschrift] Passionate– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 22]
| |
[pagina 23]
| |
Sinds de komst van de e-mail is het tijdperk waarin je nog spannende post kreeg of schreef voorgoed afgesloten, dacht ik altijd. Niets is dodelijker voor de romantiek dan de standaard broodletter. De Times New Roman heeft de deur dichtgesmeten achter het verloren paradijs van mooie ronde meisjeshandschriften. Verdwenen zijn de vulpengolven in zachtgroen, lila of een van die andere kleuren die een wereld van knuffelbeesten, zondagse zeiltochtjes, en lindebloesemthee met een paar druppels honing deden vermoeden. Verdwenen zijn de uren dat je je voorstelde hoe Zij op haar studenten-kamertje boven ditzelfde vel papier had zitten zwoegen op zoek naar le mot just. Verdwenen zijn ook de doorhalingen waaronder vaak de spontane ingevingen nog doorschemerden, waarbij het nog meer pleitte voor de briefschrijfster als ze die doorhalingen met opzet had gemaakt. De doorhaling was een doorschijnend truitje dat ze over haar mooiste woorden had gelegd, die ze niet zomaar bij eerste lezing prijs wilde geven, en die je als het ware letter voor letter moest zien bloot te leggen. Verdwenen is ook de illusie dat de woorden alleen aan joú gericht zijn en die van jou alleen aan háár, want er wordt promiscue rond gekoppiepeest dat het een lieve lust heeft. De taal heeft zich al lang losgezongen van haar auteur, en is op een zelfstandige ontdekkingstocht door de wereld aan het trekken. Verdwenen ook de nachten dat je die brieven mee naar bed nam, alsof de woorden de schrijfster vooruit waren gereisd en de eigenaresse van het handschrift op den duur wel in levende lijve zou volgen. Nee, voortaan belanden de brieven vanaf de meest ludieke hotmailadressen tussen de alledaagse post. In mijn geval bestaat die uit persberichten (ik werk voor een krant), vrienden met drankplannen (ik woon in een levendige studentenstad), geaccordeerde interviews, kantoorhumorcollega's en ook veel ongevraagde uitnodigingen om eens binnen te wandelen bij websites met verfrissende thema's als tienertrio's, bestialiteit, en gangbangs. (‘Toon mij uw inbox en ik zal u zeggen wie u bent.’ Als dat motto op zou gaan zouden mensen ongetwijfeld denken dat ik pedobestianecrofiel ben.) Uiteraard ben ik op zoek gegaan naar oplossingen voor dit probleem. Aparte mapjes voor aparte afzenders, spontane kleurverandering van de afzender-regel bij binnenkomst (mails van A. werden tot voor kort lila, die van B. oranje), maar het blijft toch allemaal behelpen. En toch maakt juist die beperking mensen weer heel innovatief, ontdekte ik op een van de eerste lentedagen van dit jaar. Ik had een mooie jonge vrouw geïnterviewd over iets wat hier niet ter zake doet, en kreeg mijn stuk met wat aanvullingen retour, geëscorteerd door een kort zakelijk briefje dat ze afsloot met een ijzig: ‘Rest mij niets anders dan je hartelijk te groeten, C.’ Teleurgesteld (want er was sprake geweest van spanning tijdens het interview), wilde ik een even hartelijke reply voor haar gaan bereiden, en daarvoor moest ik haar tekst even koppiepeesten naar de lege mail. Op dat moment gebeurt er een wonder. Met mijn muis schep ik haar woorden op en laat ik ze wit-zwart diapositief worden. Als ik helemaal onderaan kom, en nog ietsjes verder uitschiet onder haar hartelijke groet, zie ik daar ineens woorden verschijnen in mijn zwarte markeringsbalk. Eén voor één lichten de letters er wit in op: ‘P.S. Zullen we nog eens samen iets gaan drinken?’ Ik was verbijsterd. Waar kwamen deze verborgen woorden vandaan? Welke | |
[pagina 24]
| |
demon was mij aan het uitdagen, welk noodlot werd hier aan het rollen gebracht? Met de naïviteit van de geboren alfa zocht ik het eerst in de meest afgelegen uithoeken van de programmatuur, zodat het haast een vol dagdeel duurde voordat de ontluisterend simpele waarheid boven water kwam: C. had met wit geschreven. Op dat moment begreep ik dat er niets zo verleidelijk is als de verhulling. Als ze het gewoon in zichtbaar zwart had geschreven, was de impact bij lange na niet zo groot geweest. Juist de verhulling prikkelde: wilde ze dat ik het juist niet zag, maar wilde ze het wel voorgesteld hebben? Durfde ze eigenlijk niet? Of - en dat zou het allermooiste zijn - was het allemaal onderdeel van een hele bewuste strategie, waarvan ik de reikwijdte nog niet kon vermoeden? Ik vervaardigde mijn hartelijke en zakelijke repliek, die ik na wat eindredactie de deur uitdeed, maar niet zonder er in witte letters onder te hebben geschreven: ‘Laten we het inderdaad een vervolg geven...’ Net als in goede literatuur gaat het bij goede flirtmails om dat wat er níet staat, terwijl het er toch staat. Lees maar, er staat iets wat er niet staat. (Ongeveer zoals ik als kind wel eens briefjes aan leden van onze Geheime Club schreef met citroensap in een kroontjespen: als je het papier boven een kaars hield, kwamen de woorden bruin tevoorschijn.) Er volgde een mailcorrespondentie waarbij steeds in zwart wat zakelijke dingen besproken werden, en het witte post scriptum, dat je woord voor woord met je muis moest uitkleden, het speeltuintje was van de flirt. Het witte speeltuintje won al gauw terrein op het erboven gelegen zwarte zakencomplex, en ik geloof dat ik in die dagen gelukkig was. Natuurlijk heb ik opnieuw met haar afgesproken, natuurlijk hebben we garnalencocktails gegeten, en natuurlijk is het niks geworden. Maar toch heeft C. mij twee dingen gegeven: het geloof dat er ook in het e-mailtijdperk nog ruimte voor romantiek is, en het besef dat schrijven verleiden is en dat de letterkleur hierbij een effectieve stijlfiguur kan zijn. Lees maar, er staat wit op wit wat er niet staat. |
|