Passionate. Jaargang 6
(1999)– [tijdschrift] Passionate– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 68]
| |
[pagina 69]
| |
Waar zal ik het vandaag eens over hebben? De Nederlandse literatuur is vergeven van auteurs die zichzelf deze vraag lijken te stellen, voordat ze beginnen met schrijven. De gedichten van Bernlef, de columns van Mulder en Campert, de verhalen van Grunberg, allemaal lijden ze aan hetzelfde euvel. En daardoor heeft de Nederlandse literatuur vaak zo'n aura van vrijblijvendheid. Schrijvers van belang kiezen geen onderwerpen. Helaas zijn er daar in Nederland maar een paar van. Ik moest hieraan denken toen ik onlangs op een plaatselijk poëziefestival naar de gedichten van Cees Nooteboom zat te luisteren, Nederlands beroemdste schrijver in het buitenland. Mooi uitgebalanceerde, weloverwogen poëtische overpeinzingen bij allerlei kleine en grote voorvallen uit het dagelijks leven. Het publiek luisterde toe met aandachtige, respectvolle gezichten. En na afloop werd een goed glas rode wijn gedronken. Van enige opwinding echter geen spoor. Bij andere Nederlandse dichters op het festival viel hetzelfde waar te nemen. Zo was er nog Gerrit Kouwenaar, die in de festivalbrochure aangekondigd werd als ‘grootmeester’ van de Nederlandse poëzie. Alleen zo'n benaming is al een halve doodverklaring, maar dat terzijde. De vlugge auto staat in zuring stil/ de vliegende vogel bestaat het/ net boven de vogelkers is zo'n typische Kouwenaar-observatie. Dit soort dichters, het is net iets te verfijnd en literatuurderig allemaal. Waarop zouden Nooteboom en al die anderen hun onderwerpen selecteren? Als je schrijft omdat je nu eenmaal zulke mooie literaire kanttekeningen bij van alles en nog wat kunt maken, moet de keuze aan onderwerpen enorm zijn. Het ene is niet wezenlijk beter of slechter dan de andere; een keuze heeft immers altijd iets willekeurigs. Maar het past nu eenmaal binnen onze literaire traditie. Onze literatuur graaft niet, maar stipt aan - een artistiek verantwoord tijdverdrijf voor lichtelijk verveelde mensen. Toepasbaar wanneer dat zo uitkomt. Zo kan het ook gebeuren dat het bovengenoemde festival een avond organiseert waarop een lange stoet dichters een ‘ode aan een voorwerp’ brengt. Een schoen, een dierbare wandelstok, het kleed op de eettafel, van alles passeert op zo'n avond de revue, bezien vanuit een verrassende, poëtische invalshoek. Geef onze schrijvers een onderwerp, zij zorgen wel voor een passende beschouwing. Je kunt je toch moeilijk voorstellen dat Bukowski, Weldon Kees, Moonen of Brusselmans zich geleend zouden hebben voor zo'n avond. Schrijvers als deze hebben eigenlijk geen onderwerp, alleen hun hoogstpersoonlijke visie op de wereld. Al het andere is daar ondergeschikt aan. Ze schrijven niet omdat ze een fijnzinnige kanttekening willen maken. Wat ze te vertellen hebben gaat veel dieper dan dat. Als er al sprake is van een ‘onderwerp’ is dient dat hoogstens om een visie te verwoorden. De beste schrijvers zoeken niet naar onderwerpen, maar verwoorden hun kijk op het leven. Daarom is hun werk dikwijls nogal primair van aard, bijna banaal. Want uiteindelijk gaat het niet om voorwerpen die poëtische gedachtes oproepen, maar om een paar aardse zaken en alles wat daarbij komt kijken. Bukowski schrijft over alcohol en hoeren, Burroughs over onderdrukking en vrijheid. Brodkey onderzoekt seks. Bij Genet gaat het over misdaad en geweld. Reve schrijft over onvervuld verlangen. De boeken van deze schrijvers beginnen en eindigen ook nauwelijks - het zijn geen losse werken, maar onderdelen van een doorlopend verhaal. Net als episodes in het echte leven. Deze schrijvers wekken altijd de indruk niet anders te kúnnen schrijven, al zouden ze willen. In zekere zin kiezen ze immers niet als ze schrijven. Een mate van onderlinge verwisselbaarheid van het werk van deze auteurs is het onvermijdelijke gevolg. Als ze niet afzonderlijk uitgegeven werden, zou je je nauwelijks realiseren waar de ene roman van Brusselmans ophoudt en de volgende begint. Het is slechts een milde prijs die betaald moet worden. Beter een eindeloze variatie op waar het werkelijk om draait, dan verzanden in vrijblijvende onderwerpliteratuur. Met name Reve is nogal eens verweten dat hij zichzelf herhaalt. Waarop hij altijd terecht antwoordt: maar wie moet ik dán herhalen?
Erik Brus |
|