Passionate. Jaargang 6
(1999)– [tijdschrift] Passionate– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 38]
| |
[pagina 39]
| |
Hij is een oude rhythm 'n blues zanger uit de Mississippi-delta die het op een akkoordje heeft gegooid met de duivel. Nog één tour op deze wereld. Nog één keer uitverkochte zalen meevoeren naar een oord dat slecht is maar niet de hel.
Hij heeft dus op een kruispunt zijn ziel verkocht, die zwart was en oud. Voor ons op het lage podium staat een lijkbleke jongeling. Hij en de twee gitaristen zijn de enigen in de kelder die niet bewegen. De drummer herhaalt zijn dreigende roffel steeds sneller. Esther, ik en de andere toehoorders knikken met onze hoofden mee op het ritme. Iets anders kan je niet bewegen in de stampvolle kelder. Ik ben tot mijn nek verpakt in harde botten en zachte buiken, billen en borsten. Zweet druppelt van het zwarte plafond op mijn gezicht.
Esther draait haar hoofd zo ver als ze kan naar achteren. Ik zie één lichtblauw oog en een fijn gevormd oor waarin ik altijd wil fluisteren. Maar nu spreken is heiligschennis. De zanger is haar idool. Esther knipoogt en draait haar hoofd weer om. Op het podium stampt de bassist met zijn linkervoet op de maat van de accelerende drums en krabt de andere gitarist in hetzelfde ritme zijn onderarm. De in zwart pak gestoken zanger blijft bewegingloos. Hij heeft de handen voor z'n kruis gevouwen en het hoofd gebogen, alsof hij bidt, voor onze zielen.
Het moment waarop de zanger op plaat begint te zingen, het moment waarop de drums niet sneller lijken te kunnen, is allang voorbij. Esthers hoofd knikt niet meer, maar trilt, alsof het op barsten staat. Ik beweeg niet, vastbesloten om me niet mee te laten sleuren door het gekmakende ritme. Maar mijn hart gaat tekeer alsof ik voor een lawine uitren. Achterin de kelder beginnen mensen te schreeuwen.
De zanger kijkt op. Niet verstoord, maar geamuseerd, alsof hij op een lome hete middag in de Delta uit een lichte slaap is gewekt door meisjesstemmen in de verte. Hij vouwt zijn handen om de microfoon. De schreeuwers zwijgen. Esther drukt haar rug en billen met alle macht tegen me aan. Bij hem komt ze niet, dus ben ik hem. Daar heb ik vrede mee, want zij was gisternacht de Franse actrice waarop ik sinds m'n twaalfde verliefd ben. Hij opent z'n mond en zij en ik waren nooit zo dicht, zo hard, zo diep.
Maar de zanger sluit zijn mond weer en drummer slaat nog sneller. Niets menselijks kan dit tempo volgen. Esther, ik en alle botten, billen en borsten om ons heen trillen en kronkelen, ieder in z'n eigen wanhopige ritme. Achterin de kelder wordt weer geschreeuwd, om het te laten stoppen, om het te laten beginnen... De zanger sluit zijn ogen en doet een stap naar achteren. Midden in de kelder krijst een jongen met overslaande stem de tekst. Esther gilt woedend. Bij hem zing je niet mee, dat is voor idioten in sportpaleizen. Naast me schreeuwt een lange magere man tegen Esther dat ze niet moet gillen. Ik probeer mijn rechterarm los te worstelen. Mijn vuist is al gebald. Niemand schreeuwt tegen Esther.
Dan begint hij te zingen en voert ons mee naar een oord dat slecht is maar niet de hel. Die nacht doen Esther en ik dingen die slecht zijn, maar als we ontwaken zijn onze zielen zuiver en licht als meisjesstemmen in de verte.
Cornelis Krul |
|