Passionate. Jaargang 6
(1999)– [tijdschrift] Passionate– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 52]
| |
[pagina 53]
| |
De tweede subsidieaanvraagOnze eerste overwinning was te danken aan intelligentie en straatvechten. Ons kind was dan wel niet mooi bevonden en eigenlijk ook niet welkom, door strijd te voeren werd het uiteindelijk wel getolereerd. Deze ervaring bepaalde zo sterk het beeld van onze omgeving dat het voor een lange periode ons denken en handelen zou bepalen. De brief die Bert Heemskerk een dag na het toekennen van de RKS-subsidie naar de Ombudsman van Rotterdam stuurde, illustreert deze invloed. Nadat hij de gemeentelijke ombudsman had bedankt voor diens inspanning, schreef hij: ‘Stichting Passionate overweegt een aanvraag voor een structurele subsidie voor het jaar 1997 in te dienen, ditmaal bij de Gemeente Rotterdam. Wij bereiden ons nu reeds voor op de eerste afwijzing en een slopende bezwaarschriftprocedure. Wellicht dat ik U over een half jaar weer zal aanschrijven,’ aldus Heemskerk, die het niet kon nalaten om daar het ironische ‘we zouden ons nog gaan vervelen’ aan toe te voegen. Heemskerk doelde in dit schrijven op een subsidieaanvraag van 50.000 gulden, die we in september '96 voor het eerstvolgende jaar bij de gemeente Rotterdam indienden. Erg veel vertrouwen hadden we er niet in, maar dat werd meer gevoed door onze ervaring met de RKS dan dat we over betrouwbare informatie beschikten welk standpunt de commissie Kunstzaken van de gemeente zou innemen. | |
Passionate vs. TransitoHet voorstel dat aan de commissie werd voorgelegd bevestigde onze vermoedens, al werd meteen al duidelijk dat opnieuw het standpunt van de RKS ons parten speelde. Naar aanleiding van het eerdere negatieve oordeel van de sectie letteren van de RKS, adviseerde de afdeling Culturele Zaken van de Gemeente Rotterdam onze subsidieaanvraag niet te honoreren. Niet alleen in dit opzicht herhaalde de geschiedenis zich, ook Transito kruiste weer onze weg. Terwijl onze subsidieaanvraag zou worden afgewezen, werd er voorgesteld om de uitgever van Transito, Stichting Dik Water, een bedrag van 40.000 per jaar toe te kennen. Op 17 oktober 1996 vergaderde de commissie Kunstzaken over de gedane voorstellen. Heemskerk en ik hadden een pleitnota geschreven en spreektijd aangevraagd. Zo mocht Heemskerk aan de commissietafel plaatsnemen en voor tien minuten het woord voeren. Vanaf de publieke tribune sloegen Arjan Verwoerd, Erik Brus, ik en een plotseling opgedoken Van der Schoor hem gade. Ik bewonderde Heemskerk voor de rust waarmee hij de nota voorlas: zijn betoog was zakelijk en hij liet zich niet door emoties meeslepen, zoals een paar maanden daarvoor tijdens de hoorzitting van de RKS. De zaak Passionate versus Transito werd twee weken later beklonken, toen het voorstel om beide initiatieven 30.000 gulden toe te kennen het ruimschoots haalde. Onze maandelijkse inspanning om een nieuw nummer uit te geven werd hiermee beloond. Waar Passionate altijd de eerste van de maand in de boekhandel lag, was van Transito alleen nog een nulnummer verschenen. Het enige interessante van dit nummer was dat Melchior de Wolff er in publiceerde, waarbij z'n artikel tweemaal was afgedrukt. Euforisch verlieten wij het stadhuis aan de Coolsingel. In café Rotown aan de Nieuwe Binnenweg vierden Martin Borsboom, Bert Heemskerk, Arjan Verwoerd en ik de overwinning, waarbij we duizend plannen verzonnen. Er | |
[pagina 54]
| |
Stug doorgaan (met, vooral schrijven) leidt soms wél tot subsidie
| |
[pagina 55]
| |
moest een literaire Becquéprijs komen voor jonge schrijvers in de regio, genoemd naar het raadslid dat het voorstel had ingediend om ons subsidie toe te kennen. Daarnaast een kantoor waarin onze stichting gehuisvest zou worden; een special met schrijvers die ons het afgelopen jaar hadden gesteund; een festival dat een einde zou maken aan alle saaie literaire voordrachten; een literaire Internetsite en wat al niet meer. Pas een paar weken daarna realiseerden we ons dat Passionate niet alleen voor 1997 subsidie had ontvangen, maar dat het tijdschrift was opgenomen in het Kunstenplan 1997-2000 en voor een periode van 4 jaar dit bedrag jaarlijks zou ontvangen. Het zou onze laatste blijk van naïviteit zijn. | |
Het eerste gedrukte nummerNa de roes volgde de bezinning. Vanaf januari 1997 moest er een tijdschrift in de boekhandel liggen dat die 30.000 gulden waard was. We hadden een grote mond gehad en zouden het nu moeten waarmaken. Al gauw kwamen we tot de conclusie dat twaalf gedrukte nummers van enige omvang financieel, en waarschijnlijk ook organisatorisch, onhaalbaar waren. We besloten tot een tweemaandelijkse verschijning, altijd nog drie keer zoveel als Transito, dat kenbaar had gemaakt een halfjaarlijks periodiek te worden. Het kwam er op neer dat het tijdschrift de redactie vooruit was. Het eerste gedrukte nummer illustreerde dat we absoluut nog niet gewend waren aan onze nieuwe rol van ‘gevestigd’ tijdschrift. Melchior de Wolff kreeg een gemene trap na, terwijl wij ons lieten fotograferen rondom de lege sokkel van Erasmus. Het beeld van de in Rotterdam geboren filosoof was enkele weken daarvoor onder mysterieuze omstandigheden van z'n voetstuk gevallen. We waren zo gewend geraakt om publiciteit vanuit conflicten en rellen te krijgen, dat ik namens Passionate een brief in het Rotterdams Dagblad publiceerde waarin ik het gerucht ontkende als zouden de redactieleden verantwoordelijk zijn voor het omverwerpen van het Erasmusbeeld. Hoewel dit gerucht nooit had bestaan miste de brief zijn uitwerking niet, want een paar dagen later had ik de Ontbijttelevisie van de KRO aan de lijn. Vervolgens verscheen er een recensie van het nummer in het Rotterdams Dagblad onder de kop ‘Passionate trapt op tenen subsidiegevers’, waarin ook dit fictieve gerucht ter sprake kwam. Een ander voorval in die tijd dat illustreert dat we onze vechtersmentaliteit maar moeilijk konden vervangen door een constructieve houding, was een ontmoeting van Heemskerk en mij met Paul van der Schoor in jazzcafé Dizzy. In plaats van het verleden te laten rusten en de strijdbijl te begraven was onze houding er één van het grote gelijk dat wij hadden gekregen. Met name Heemskerk gaf uiting aan de frustraties die hij tijdens een half jaar redacteurschap van Van der Schoor had opgedaan. Het dédain waarmee Van der Schoor Heemskerks onbeduidende rol in de redactie had benadrukt vormde die avond in Dizzy de voedingsbodem voor een ongekende tirade. ‘Jij zou toch gaan publiceren, jij zou toch succes gaan hebben, jij kende Marcel Möring toch?’ betoogde Heemskerk op luide toon. ‘Niet jij maar wij hebben succes!’ liet hij er op volgen. | |
Groeiende erkenningWe vochten met schimmen uit het verleden zonder te beseffen dat daar niets meer te winnen viel. Dat drong pas later tot ons door, toen het tijd- | |
[pagina 56]
| |
schrift al een gedrukte jaargang achter de rug had en de redactie zich langzamerhand begon te buigen over haar visie op het fenomeen ‘literair tijdschrift’. We waren in de ban van het Calimero-gevoel en vanuit mijn woonhuis alias onze redactiebunker keken wij wantrouwend naar de buitenwereld. Gevoed door de ervaringen in 1996 zagen wij alleen maar politieke spelletjes, opportunisme en complotten. Wanneer ons tijdschrift positief in het nieuws kwam vermoedden wij daar bepaalde redenen voor, en wanneer Passionate kritiek kreeg te verduren dan bevestigde dat het beeld van de buitenwereld dat we hadden. Er waren genoeg signalen om de buitenwereld anders te bekijken dan we deden. Al in april 1996 had de directeur van de Gemeentebibliotheek Rotterdam, Frans Meijer, een aanbevelingsbrief voor ons geschreven. Deze brief was bestemd voor de bibliotheken in het land en moest er toe leiden dat ook zij overgingen tot het nemen van een abonnement. In een sympathieke brief schreef Meijer: ‘Zoals te verwachten bij een literair blad dat nog in de kinderschoenen staat, is de kwaliteit nog wisselend. Toch zou ik het blad van harte - hoewel niet: kritiekloos - willen aanbevelen bij iedereen in Rotterdam en (wijde) omgeving die de literatuur een goed hart toedraagt. Wij vinden namelijk dat een dergelijk initiatief steun en sympathie verdient.’ Een opvatting waar anno 1996 niets op af te dingen viel, waarbij de brief ons enkele nieuwe abonnees onder de bibliotheken in het land opleverde. Er deden zich meer gebeurtenissen voor waaruit we een erkenning voor het tijdschrift konden afleiden. In januari '97 vond de eerste editie van Geen Daden Maar Woorden plaats, vanaf dat moment het jaarlijkse festival van Passionate, dat toen nog niet meer was dan een podium met voorlezende auteurs. In zijn functie van nieuwe directeur van de RKS bezocht Robert de Haas de avond, waarmee hij duidelijk maakte dat de RKS een streep onder het verleden had gezet. In dat voorjaar kreeg de tijdschriftredactie alle medewerking van Poetry International om het vertaalde werk van twee buitenlandse auteurs op te nemen. Daarnaast werd de redactie steeds vaker uitgenodigd voor debatten en andere bijeenkomsten. Zo gaf zij bijvoorbeeld presentaties in Amsterdam en nam ze in Rotterdam deel aan een debat over literaire tijdschriften. Ook de media verlegden langzamerhand hun aandacht van de conflicten rondom Passionate naar de inhoud van het tijdschrift. Recensies in Het Parool, Vrij Nederland, Trouw en NRC Handelsblad volgden. De commentaren waren kritisch over het Rotterdamse karakter van het blad, maar sommige nummers werden goed ontvangen. | |
Interview met KossmannHet werd steeds makkelijker om bijdragen van reeds publicerende auteurs te krijgen. Schrijvers als Aat Ceelen, Herman Brusselmans, Marion Vredeling, Abdelkader Benali, Hans Sleutelaar en Thomas Verbogt verleenden graag hun medewerking aan het tijdschrift. En toen ik ter gelegenheid van ons eerste gedrukte nummer Alfred Kossmann belde met het verzoek om hem te interviewen, stemde hij direct toe. Veel interviews gaf hij niet meer, maar voor een Rotterdams initiatief wilde hij graag een uitzondering maken. Samen met onze fotograaf zocht ik Kossmann op in diens woning in Amsterdam. We werden gastvrij onthaald en na de koffie verscheen er bier en jenever op tafel. Dat bevorderde de sfeer van onze ontmoeting aanzienlijk, maar het was funest voor de journalistieke missie die ik vervulde. Na de tweede kopstoot vergat ik bij het wisselen van een cassettebandje de tape- | |
[pagina 57]
| |
recorder weer aan te zetten, een uur later nam ik het eerste bandje in z'n geheel over, terwijl ik het laatste deel van het interview helemaal niet opnam. Tot overmaat van ramp trof ik thuis een bandje aan waarop ik met name zelf aan het woord was, zodat ik slechts over een klein deel van het interview beschikte. Zo kon ik grote delen van anekdotes over C.B. Vaandrager, Hans Sleutelaar en Anna Blaman niet meer terugvinden. De portretten van de fotograaf compenseerden de misser nog enigszins, maar journalistiek vakwerk had ik niet echt afgeleverd. | |
De nieuwe vormgevingNiet alleen de inhoud van het tijdschrift begon zich langzamerhand te verbeteren, ook de vormgeving van het blad had zich geëvolueerd tot een zeer karakteristiek onderdeel. Sinds juni 1996 werd Passionate vormgegeven door 75B, bestaande uit een drietal studenten aan de Kunstacademie in Rotterdam. De aanleiding voor het aantrekken van 75B was een brief van Witruimte waarin het bureau aankondigde dat het Passionate niet langer wilde opmaken indien hier geen financiële vergoeding tegenover kwam te staan. We werden in maart '96 met een ultimatum geconfronteerd waarbij we drie maanden de tijd hadden om aan middelen te komen. Hoewel de redactie alle begrip had voor het standpunt van Witruimte, kon ze door de slepende affaire met de RKS geen concrete toezeggingen doen. Het gevolg was dat we besloten om naar andere vormgevers uit te zien. Naast het gebrek aan financiële middelen werd deze beslissing ingegeven door het feit dat we het ontwerp van Witruimte niet meer vonden passen bij het imago van het tijdschrift. Daar waar wij ons steeds vaker profileerden als de makers van een blad met vernieuwende ideeën over het literaire periodiek, refereerde het ontwerp van Witruimte naar onze opvatting te veel aan een klassieke opmaak. Een briefje op een prikbord op de Kunstacademie leidde tot een reactie van het drietal van 75B. Bij de eerste afspraak klikte het meteen. Waar Witruimte uitblonk in grafische covers en ingetogen vormgeving zocht 75B op provocerende wijze de confrontatie. De directheid en het extroverte karakter van hun ontwerpen sloten perfect aan op de behoefte van ons om het blad ‘een smoel’ te geven. Daarbij moest ik wel voor lief nemen dat ik regelmatig illegale bezoeken aan de kunstacademie aflegde. Het was studenten namelijk verboden om zonder toestemming van de schoolleiding in het academiegebouw aan externe opdrachten te werken. Het ambitieuze drietal had hier echter maling aan en richtte een studio van de academie in als hun werkruimte, die op den duur haar illegale karakter verloor en min of meer zou worden gedoogd. Bij de opmaak van het tweede nummer leidde één van mijn bezoeken tot een frontale botsing met een docent. Het liep tegen de zomer en 75B werkte aan een opdracht van de academie die die avond aan de directie zou worden gepresenteerd. Toen de bewuste docent 75B met mij en het nieuwe ontwerp van Passionate betrapte, terwijl de bewuste opdracht nog niet was uitgedraaid, onstak hij in woede. Was ik nou helemaal gek geworden om het opdrachtenbeleid van de academie te doorkruisen! Straks kwam de directie en dan lag er hier een literair tijdschrift uitgestald, terwijl niemand daar iets van af wist! Waar haalde ik de brutaliteit vandaan om drie studenten van de | |
[pagina 58]
| |
academie een illegaal ontwerp te laten maken, terwijl ze er niet eens geld voor ontvingen! Om de relatie met 75B te beschermen nam ik alle schuld op me en bood ik m'n excuses aan. Uiteindelijk bleek de docent vooral gevoelig
te zijn voor de druk van de directie en heimelijk sympathie te hebben voor het geleverde ontwerp van 75B. Deze houding werd een paar maanden later nog versterkt door het feit dat we het drietal tweemaandelijks gingen betalen voor de opmaak van het blad. De ambitie van 75B vertaalde zich in de oprichting van een eigen bedrijf, waarbij ze in korte tijd een groot aantal opdrachten en bekendheid verwierven. Hoogtepunt daarbij was de tentoonstelling van het vormgevercollectief in de San Francisco Museum of Modern Art. De cover van het eerste gedrukte nummer werd in de catalogus van de tentoonstelling opgenomen, en men sprak van een ‘modern literary magazine’ dat ‘was founded by a group of young people from Rotterdam who had no money to pay for design’. Daarnaast werden er verschillende ontwerpen van het binnenwerk op posterformaat geëxposeerd. Terwijl we wat betreft het literaire karakter ons graag lieten inspireren door het tijdschrift Gard Sivik, hadden we met deze tentoonstelling van 75B het idee een beetje in de voetsporen te treden van Hard Werken, dat andere legendarische tijdschrift uit Rotterdam. | |
De bestuurlijke ontwikkelingHoewel het niet direct betrekking had op de inhoud van het tijdschrift vervulde ook de organisatorische ontwikkeling van de stichting een cruciale rol in de doorbraak van Passionate. Deze ontwikkeling is grotendeels op het conto te schrijven van Arjan Verwoerd. Toen ik hem in het najaar van '95 belde had ik nog het idee dat hij een redactionele versterking kon zijn. Spoedig bleek dat hij vanuit z'n werk een enorme ervaring had in het opzetten van organisaties en projecten. Hij volgde Martin Borsboom op als voorzitter van het bestuur en stippelde een langere termijn strategie voor de stichting uit. Het gevolg was dat Erik Brus en ik een betaald dienstverband bij de stichting kregen aangeboden en in mei '98 Stichting Passionate met een receptie een eigen kantoor kon openen. In de wereld van het literaire tijdschrift neemt Passionate daarmee een unieke positie in. Waar veel bladen afhankelijk zijn van de kantoorruimten van uitgevers of huiskamers van bevlogen redacteuren, heeft de redactie van Passionate sinds een jaar een eigen ruimte tot haar beschikking. Deze professionalisering leidde tot een cultuuromslag in de organisatie. Was er in 1995 sprake van een redactie die een stichting nodig had om haar blad te financieren, halverwege 1998 ontwikkelde Stichting Passionate zich tot een culturele ondernemer. Nieuwe producten werden geïntroduceerd, projecten opgezet en de tijdschriftredactie kreeg eindelijk de rust om zich met haar eigenlijke taak bezig te houden: het ontwikkelen en uitdragen van haar visie op Passionate.
Giel van Strien |
|