Passionate. Jaargang 6
(1999)– [tijdschrift] Passionate– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 28]
| |
[pagina 29]
| |
De eerste subsidieaanvraagOp 3 november 1995 werd Stichting Passionate opgericht. Na enkele maanden van voorbereiding werd er een bestuur geformeerd dat voornamelijk uit oud-studenten bestond die Heemskerk via het Rotterdamsch Studenten Gezelschap kende. Een sympathieke notaris in de Hoeksche Waard werd bereid gevonden om gratis onze statuten te bekrachtigen. Twee maanden na de oprichting werd een subsidieaanvraag van 7.000 gulden bij de Rotterdamse Kunststichting (RKS) ingediend. Ik had liever 30.000 gulden aangevraagd maar had me uiteindelijk bij de meerderheid in het bestuur neergelegd. De aanvraag ging vergezeld van een overzicht van het handjevol perspublicaties van het tijdschrift en het decembernummer van 1995. Op 31 januari ontvingen wij een brief van de toenmalige adjunct-directeur van de RKS, Peter van Agteren, die ons het volgende schreef: ‘De sectie letteren heeft negatief over uw aanvraag geadviseerd. Zij is van mening dat het tijdschrift niet het karakter heeft van een serieus literair podium en dat Stichting Passionate zich tevreden stelt met het lage niveau van de bijdragen aan het tijdschrift. In de aanvraag wordt gesteld dat Stichting Passionate dit zelf al heeft gesignaleerd, maar dit vormt voor de sectie geen argument om vertrouwen te krijgen in het toekomstige literaire belang van het tijdschrift.’ Het rapport van de verantwoordelijke RKS-medewerker, Melchior de Wolff, was nog vernietigender: ‘In dit van noodlijdende tijdschriften vergeven land zou Stichting Pa$ionate zich om te beginnen moeten bezinnen op het essentiële verschil dat er bestaat tussen een schoolkrant en een serieus literair podium. (...) Men tracht zichzelf moed in te spreken, door bijvoorbeeld in de begeleidende brief te schrijven dat men op de goede weg is en dat zulks al werd gesignaleerd door Margot Engelen (in NRC Handelsblad [red]). Dat is alleen geen argument.’ Geen oordeel om vrolijk van te worden, al zagen we van het dollarteken in onze naam wel de humor in. | |
Verontwaardiging in de stadMet een mogelijk negatieve reactie op onze aanvraag was terdege rekening gehouden, al waren we wel verbaasd over de provocerende toonzetting. Wellicht beïnvloed door de paranoia van Van der Schoor en het wantrouwen van Brus hadden we een strategie ontwikkeld, waarin we twee wegen zouden bewandelen. Bestuursvoorzitter Martin Borsboom zou samen met jurist Heemskerk de procedurele kant van de zaak voor zijn rekening nemen, terwijl ik een publiciteitscampagne zou organiseren. Die campagne bestond er uit om de publieke opinie te mobiliseren en de sympathie van in Rotterdam woonachtige auteurs voor Passionate te winnen. Zo verscheen er op 1 maart '96 een solidariteitsnummer waarin naast onze vaste schrijvers ook Jana Beranová, Manuel Kneepkens en Frans Vogel publiceerden. In het aprilnummer volgden bekende Rotterdammers als Carrie en J.A. Deelder. Op de cover van het maartnummer was een sticker met de tekst ‘afgekeurd’ geplakt. Daarnaast verstuurde ik tientallen persberichten en startten we een brievenactie op de opiniepagina van het Rotterdams Dagblad. De eerste brief was van mij namens de stichting en de redactie, de paar brieven daarop van medewerkers van Passionate, waarvan sommige onder pseudoniem. Zo verzond Heemskerk een brief namens zijn buurman waarin hij aangaf waar het blad te koop was. Twee dagen later stond er een brief van ene M.V. Zolandt in het Rotterdams Dagblad. ‘Ik koop Passionate trouw iedere maand bij Van Gennep. Rotterdam heeft zeker een kans om zich op literair gebied te onderscheiden. Ga zo voort!’ Daarna verschenen er een paar brieven waarvan we bij | |
[pagina 30]
| |
‘Literaire’ rel ontstaan rond weigering RKS-subsidie maandblad Passionate
| |
‘Arrogant’In zijn column in het laatstver-schenen nummer van Passionate gaat Giel van Strien flink te keer tegen RSK-medewerker Melchior de Wolff. Hij verwijt hem gebrek aan realiteitszin, elitair gedrag en arrogante technocratie. ‘Het gaat de RKS er niet om ideeën die in de stad leven te stimuleren, aan te sluiten bij bestaande initiatieven, of podia die hebben aangetoond levensvatbaar te zijn financieel te steunen. Het gaat de RKS er überhaupt niet om zich bezig te houden met wat er in de stad leeft’, aldus Van Strien. Volgens hem beschouwt de RKS de Rotterdammers als een stelletje luidruchtige havenarbeiders die door de sectie letteren een beetje beschaving moet worden bijgebracht. En verderop: ‘U kunt zich voorstellen wat een commotie het geeft wanneer een groepje jonge mensen een eigen blad begint uit te geven. En met hun naieve brutaliteit hebben ze dan ook nog het lef om subsidie aan te vragen: het astronomische bedrag van 7.000 gulden. Alsof ze niet wisten dal alles in Rotterdam geïnitieerd wordt door de commissie De Wolff.’ | |
Modder gooienDe Passionate-makers zijn extra boos omdat het op initiatief van de gemeente Rotterdam opgezette tijdschrift ‘Transito’, onder redactie van Rien Vroegindewey, wèl subsidie kreeg, namelijk 20.000 gulden voor het maken van een proefnummer. Terwijl daar de kwaliteit niet eens van gemeten kòn worden omdat het nog niet bestond, klagen de Passionate-makers. ‘Dit gooien met modder geeft enigszins de sfeer van wellevendheid aan waarmee de redactie van Passionate opereert’, reageert Melchior de Wolff stijfjes. ‘En uit allerlei brieven krijg ik de indruk dat het hier niet om een verheven gezelschap gaat. Als dit gooien met modder doorgaat houd ik het voor gezien, dan stop ik met de discussie.’ Volgens De Wolff heeft de sectie letteren Passionate zorgvuldig gewogen en te licht bevonden. ‘Het kwaliteitsniveau is niet goed genoeg. Criteria? Er bestaan geen criteria voor kwaliteit, want dat zou het einde van de kunst betekenen. We hebben het blad gelezen en vergeleken met andere literaire bladen. We hebben met alle kennis die we hebben het blad gewogen, en gekeken of het wat aan bestaande bladen toevoegt. En we hebben gezien hoe mager het is, of hoe slecht.’ En reagerend op het argument van de Passionate-makers dat bekende personen als Manuel Kneepkens, Frans Vogel en Jana Beranová ook in het blad schrijven: ‘Bekendheid is op zich geen criterium, en geen bewijs van literair belang.’ De Passionate-makers laten het er niet bij zitten. Zij dienen een bezwaarschrift in bij de RKS tegen haar beslissing. Dat wordt met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid afgewezen Een van de laatste beroepsmogelijkheden wordt gevormd door een beroepscommissie van raadsleden, en daar vestigen de Passionate-makers al hun hoep op. | |
De Volkskrant, 5 april 96
| |
[pagina 31]
| |
elkaar informeerden welke medewerkers daarachter schuilgingen, totdat we beseften dat er sprake was van oprechte verontwaardiging in de stad. De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat mijn openingscolumn in het protest-nummer verre van consistent was. In mijn verontwaardiging en de behoefte deze te ventileren passeerde een handvol onderwerpen de revue, waar er één meer dan voldoende was geweest. Toch miste deze ‘In den beginne’ zijn uitwerking niet. De meeste impact had waarschijnlijk een artikel in De Havenloods, dat met vette letters ‘Beginnende schrijvers boos in de pen tegen “arrogante, elitaire technocraten”’ kopte. Het citaat in de kop was afkomstig uit mijn column, die ook elders in het artikel werd aangehaald. Bij het artikel was een foto afgedrukt die tien medewerkers van Stichting Passionate toonde voor de burelen van de RKS. De journalist van De Havenloods paste hoor en wederhoor toe en had ook De Wolff van de RKS geïnterviewd. ‘Dit gooien met modder geeft enigszins de wellevendheid aan waarmee de redactie van Passionate opereert,’ reageerde deze. Overigens greep de journalist de gelegenheid te baat om zijn twijfels te uiten over het literaire talent van Van der Schoor. Blijkbaar was hij geïrriteerd geraakt door de vele malen dat hij Van der Schoor over diens toekomstige publicaties had horen spreken, zo bleek uit de volgende passage: ‘En enkele van de in Passionate schrijvende personen hebben meerdere malen hoog opgegeven van hun literaire kwaliteiten. Voor hen kwam de klap extra hard aan.’ Andere artikelen volgden, waaronder een reactie van dichter en gemeenteraadslid Manuel Kneepkens. Op 13 maart 1996 zei hij in een interview in de Volkskrant het volgende over de kwestie Passionate: ‘Een veelbelovend collectief van jonge dichters vroeg zevenduizend gulden. Ze kregen helemaal niks. Rotterdam telt liefst zes ambtenaren voor de dichtkunst. En hoeveel dichters hebben we nou helemaal? Het kunst- en cultuurbeleid hier draait alleen maar om holle vaten. Schop ze verrot!’ Niet veel later publiceerde werderom de Volkskrant een kort artikel over de kwestie onder de titel ‘Hoe Amsterdams is Rotterdamse kunst’, waarin De Wolff sprak van het tijdschrift ‘Paparagrafionate’. Plotseling leek heel literair Rotterdam met de sectie letteren van de RKS overhoop te liggen. De auteurs Jana Beranová en Theo Verhaar hadden eveneens na subsidieafwijzingen bezwaarschriften ingediend, Rien Vroegindeweij onderhield een onvriendelijke briefwisseling, Niels Hansson van Stichting Weerwoord deelde mij mede dat hij ‘al jaren oorlog voerde’ en ook andere auteurs en organisaties lieten zich tijdens informele ontmoetingen weinig vleiend uit over het letterenbeleid van de RKS.
In die atmosfeer vernam ik dat er in Rotterdam een Letterenoverleg in het leven was geroepen. Vertegenwoordigers van literaire of aanverwante instellingen kwamen in de Centrale Bibliotheek bijeen om hun gezamenlijke belang te definiëren en collectief het lokale letterenklimaat te stimuleren. Ik belde een dag van tevoren met één van de initiatiefnemers ‘of hij er bezwaar tegen had dat Stichting Passionate ook bij de bijeenkomst aanwezig zou zijn?’ Dat had hij niet want ieder nieuw initiatief droeg alleen maar bij aan een versterking van het letterenklimaat Zo zaten Martin Borsboom, Bert Heemskerk en ik een dag later in het Letterenoverleg tegenover RKS-medewerker De Wolff. Het was, zeker in onze beleving, een vrij absurde bijeenkomst. Terwijl we informeel al de nodige steun hadden ontvangen, was het conflict van Passionate met de RKS een non-issue op de vergadering. Er werd overal over gesproken behalve over datgene wat naar ons gevoel het letterenoverleg beheerste. | |
[pagina 32]
| |
Niet veel later wijdde Vroegindeweij zijn column in het Rotterdams Dagblad aan Passionate. Daarin brak hij een lans voor ons tijdschrift. ‘Naar mijn idee zou de RKS of een andere instelling Passionate financieel moeten steunen. Redactie en medewerkers zijn weliswaar niet de genieën waar ze zichzelf in de interviews voor houden, maar de RKS zou toch moeten weten dat er veel zaad nodig is om kwaliteit te kweken,’ aldus Vroegindeweij. | |
De hoorzittingIntussen hulde de RKS zich in stilzwijgen. Dit uitblijven van een reactie konden we niet anders interpreteren dan een bewuste strategie van de RKS om de heikele kwestie vooruit te schuiven. Uiteindelijk ontvingen we een uitnodiging voor een hoorzitting op 7 juni. De beroepscommissie bestond uit twee medewerkers van de RKS, onder de leiding van een externe voorzitter, terwijl de twee partijen waren vertegenwoordigd door De Wolff en wederom Bert Heemskerk, Martin Borsboom en ik. Gedurende de zitting was het met name Borsboom die het woord voerde. Voor Heemskerk en mij was de bijeenkomst dusdanig beladen dat we niet in staat waren voldoende distantie van de zaak te nemen om een effectieve inbreng te hebben. Er had iemand gezegd dat we een lelijk kind hadden gebaard en daar waren we woedend over. Pas later leerden we te accepteren dat je onmogelijk een perfect kind op de wereld kan zetten en dat je het jaren moet opvoeden voordat het op eigen benen kan staan. Ons bezwaarschrift was gebaseerd op het elementaire rechtsprincipe ‘dat gelijke gevallen gelijk behandeld moeten worden’. De RKS had namelijk in dezelfde periode wel een startsubsidie gegeven aan Transito, een literair-cultureel periodiek over Rotterdam. Dit tijdschrift was er mede gekomen op initiatief van de toenmalige burgemeester van Rotterdam, Bram Peper, en had duizenden guldens ontvangen voor het uitbrengen van een nulnummer. De Wolff had blijkbaar niet durven of kunnen ingrijpen, of was de mening toegedaan dat Transito wel levensvatbaar was. Hoe het ook zij, als de afwijzing van de RKS steunde op het gebrek aan kwaliteit van Passionate, hoe kon zij dan subsidie geven aan een blad dat nog nooit was verschenen en waarvan de kwaliteit dus niet meetbaar was? Met dit argument was het pleit eigenlijk al beslecht, al bleek hier tijdens de hoorzitting niets van. De Wolff en wij voerden een loopgravenoorlog, terwijl de externe voorzitter de indruk wekte niet meer ambities te koesteren dan de ontvangst van zijn presentiegeld. | |
Bezoek aan het stadhuisDat burgemeester Peper betrokken was bij de oprichting van Transito was voor mij niet nieuw. Al in december 1994 was er een artikel in het Rotterdams Dagblad over ons blad verschenen met als kop ‘Peper zoekt een tijdschrift, intussen bloeit Passionate’. Hierin werd de oprichting van Transito aangekondigd, terwijl de journalist op sympathieke wijze over ons gekopieerde blaadje had geschreven. Maar nu Transito daadwerkelijk was verschenen en wij in de clinch lagen met de RKS besloot ik Peper het juninummer van Passionate met een kort begeleidend briefje te sturen. Enkele dagen later belde zijn secretariaat met de mededeling dat de burgemeester een afspraak wilde maken. Een paar weken later bezochten penningmeester Jack Kuyt en ik het stadhuis. Door de vakantieperiode waren er geen andere redacteuren beschikbaar en wellicht was het niet onverstandig om bij een noodlijdende organisatie de penningmeester naar voren te schuiven. Het bezoek aan de burgemeester duurde een uur, waarbij Pepers voorkeur voor letteren en politiek perfect | |
[pagina 33]
| |
bleek aan te sluiten bij mijn ambitie met Passionate en mijn achtergrond als politicoloog. Drie jaar daarvoor was ik afgestudeerd op de ideologische crisis van de PvdA en mijn kennis van de sociaal-democratie en haar belangrijkste denkers en auteurs kwam me nu goed van pas. Daarnaast was ik op de hoogte van Pepers verleden als ghostwriter voor premier Den Uyl en andere prominenten binnen de PvdA. Hij vertelde honderduit over de stukken die hij had geschreven en gepubliceerd, waarbij hij mij regelmatig de kans gaf om aan mijn colleges politicologie te refereren. Op het einde van het gesprek kwam hij ter zake. Hij nam ons juninummer in de hand, bladerde het door en vroeg: ‘Hoeveel kost dit nou?’ ‘Zeshonderd gulden,’ zei ik. Hierop gaf hij z'n secretaresse opdracht om 1.200 gulden naar onze stichtingsrekening over te maken, zodat we in ieder geval gedurende de zomer konden blijven verschijnen. | |
Geen weg terugWederom was het stil geworden rondom de RKS. De dagen verstreken zonder dat de beroepscommissie van de kunststichting tot een uitspraak kwam. Ik pakte mijn rugzak en vertrok naar de Balkan omdat ik niet weer een zomer zonder vakantie wilde. Heemskerk had de zaak goed bestudeerd en verzond eind juli een ingebrekestelling aan de RKS en diende tevens een klacht in bij de Ombudsman van de gemeente Rotterdam. Veenstra had hierover een persbericht geschreven dat tegelijkertijd werd verzonden. Toen Vrij Nederland bij de Ombudsman naar de zaak informeerde, kwam de zaak in een stroomversnelling. Terwijl ik mij ergens in Albanië bevond, ontving de stichting op 7 augustus een brief van de RKS met de mededeling dat er een subsidie van 7.000 gulden was toegekend. Toen ik na mijn vakantie het secretariaat van de burgemeester belde om te bedanken voor het geld, kreeg ik een onverwacht antwoord: ja, er was inderdaad bij de RKS geïnformeerd hoe het nu precies zat met die subsidie voor Passionate. Terwijl ik natuurlijk doelde op die 1.200 gulden die een paar weken daarvoor gestort waren. Objectief gezien had RKS-medewerker Melchior de Wolff gelijk dat Passionate in december 1995 onvoldoende literaire kwaliteit bezat. Maar dat was natuurlijk maar een deel van het verhaal. Veel essentiëler was dat er sinds vele jaren eindelijk weer eens een initiatief was dat tot een volwaardig literair tijdschrift uit Rotterdam zou kunnen uitgroeien. Als onze aanvraag gewoon was gehonoreerd hadden we minder moeite gehad om met de kritiek van De Wolff om te gaan. Toen de teerling eenmaal geworpen was, het conflict op straat belandde en beide kampen hun stellingen betrokken, was er geen weg meer terug. De Wolff had dan ook gelijk dat er met modder werd gegooid, waarbij ik zonder meer de hoofddader was. Mijn situatie bood mij echter ook weinig keuze. Ik was gestopt met werken, leefde van een uitkering, had alles in dienst gesteld van Passionate. Mijn huis was veranderd in een redactieruimte en bestuurskamer, ik stopte meer geld in het blad dan ik eigenlijk kon missen, fietste met enkele medewerkers door de hele stad om het blad te bezorgen en belde stad en land af om steun voor Passionate te werven, zonder hiervoor zelfs maar onkostenvergoeding te ontvangen. Ik had mezelf twee jaar de tijd gegeven en zou dan plotseling worden gedwarsboomd door een letterenmedewerker in een ivoren toren, die nota bene een aangenaam salaris ontving voor het torpederen van initiatieven.
Giel van Strien |
|