Het gaat echter om aangeleerd gedrag. Niet iedereen wil voortdurend de verantwoordelijkheid dragen om het eigen leven in te richten. Er zijn dan ook tegenreacties aan te wijzen, waaruit blijkt dat mensen de tijd willen nemen, iets willen ondergaan zonder directe bevrediging te eisen. (Zeeman wees op het succes van de extreem lange boeken van J.J. Voskuil, en diverse andere bestseller-auteurs.) Volgens Tuman leven we in een ongemakkelijk evenwicht tussen de twee uitersten, en hij pleitte voor het zoeken naar een middenweg. Hoe die te bereiken wist hij echter niet. Misschien, zei hij aan het eind van de avond, is het wel te laat daarvoor.
Er is inderdaad weinig reden om de conclusies van Tuman te weerspreken. Het vrijetijdsgedrag van grote groepen mensen, zeker jongere generaties, lijkt diepgaand beïnvloed te zijn door het jachtige karakter van de samenleving. Een goed voorbeeld daarvan is de grote vlucht die het fenomeen festival de afgelopen decennia genomen heeft. Festivals zijn in wezen niets meer dan een verzameling activiteiten die het hele jaar door al georganiseerd worden. Maar festivals bieden het publiek een meerwaarde waardoor ze veel meer mensen trekken dan de onderdelen afzonderlijk zouden doen.
Op het Filmfestival Rotterdam, bijvoorbeeld, is er een stormloop op films die de rest van het jaar in Rotterdams enige, kleine filmhuis een gering publiek trekken. Als ze al in de roulatie komen. Op het zeer succesvolle Crossing Border Festival profiteren schrijvers mee van de populariteit van hippe popbands, en worden ze als popsterren onthaald. Deze festivals kenmerken zich door een aparte, opgewonden sfeer. Mensen lopen gejaagd, met het programma in de hand, van de ene zaal na de andere, en spreken op geestdriftige toon over wat ze zojuist gezien hebben.
Het lijkt me dat hier het door Tuman gesignaleerde fenomeen een rol speelt: de wil om invloed uit te oefenen op wat men voorgeschoteld krijgt. Op een festival zakt men niet achterover in een stoel, maar loopt men voortdurend heen en weer om zoveel mogelijk indrukken op te doen. Het ritme wordt door de bezoeker bepaald. Zo staat de doorgewinterde filmfestivalganger na een kwartier op als de film hem niet aanstaat; hij kan tenslotte nog naar acht andere films die tegelijkertijd draaien. De meerwaarde ligt in de opgewonden stemming die dit creëert, niet in de kwaliteit van het gebodene. Zelf merk ik dat ook ieder jaar. Als het Filmfestival Rotterdam weer in aantocht is, neem ik me voor minder films te gaan zien; al die grotendeels matige producties hebben het vorige jaar wel erg veel geld gekost. Maar dat voornemen is tevergeefs, want het festivalgevoel keert op de openingsdag onverbiddelijk terug.
Festivals als de bovengenoemde twee worden per jaar groter. Ook (pop-)festivals als Pinkpop en Lowlands zijn meerdaagse evenementen geworden, met popmuziek, theater, literatuur, en film. En niet te vergeten een enorm aanbod aan horeca. Dat ligt aan de massaal toestromende bezoekers, maar ook aan de organisaties. Men wil alles doen om die speciale sfeer van eindeloze keuzemogelijkheden te behouden en zelfs te versterken. Het publiek wil altijd méér, is de gedachte. Maar festivalbezoekers van het eerste uur, zoals die van het Filmfestival Rotterdam, klagen over de uit de hand gelopen massaliteit en de overkill. Het is de tegenreactie waar Tuman op doelde.
De perfecte formule voor een festival bestaat natuurlijk niet. Voor een festival met een literair karakter, zoals Geen Daden Maar Woorden, geldt daarbij dat het nooit de bezoekersaantallen van het Filmfestival zal trekken. Dat levert beperkingen op met betrekking tot de programmering en het creëren van de gewenste ambiance. De kunst is om binnen die beperkingen het festivalgevoel op te roepen, zonder de bezoeker van hot naar her te jagen. Geen oneigenlijke keuzemogelijkheden naast elkaar zetten, is een uitgangspunt van de podiumorganisatie van GDMW. Voor een solodichter is het moeilijk opboksen tegen een rapshow. Daarbij is het zaak het literaire uitgangspunt trouw te blijven, hoe uiteenlopend de acts ook zijn. Zo verwordt een festival niet tot een Lowlands-achtig attractiepark. En laat de bezoeker het gebodene over zich heen komen, zonder te twijfelen over de gemaakte keuze. Die verantwoordelijkheid wil iedereen wel eens laten varen, of het nu om een Amerikaanse wetenschapper gaat of een hiphop B-boy.
Erik Brus