Passionate. Jaargang 6
(1999)– [tijdschrift] Passionate– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 18]
| |
[pagina 19]
| |
DelfshavenspecialIn uw mooie Delfshavenspecial trof ik in de bijdrage over Anna Blaman (1905-1960) enige onjuistheden aan. In het artikel wordt gesteld dat ze ‘haar leven lang’ met haar moeder en haar zus woonde ‘in een huis aan de De Vliegerstraat, een zijstraat van de Claes de Vrieselaan in Rotterdam, Delfshaven’. Doordat het er zo gedetailleerd staat, lijkt de informatie correct, maar er klopt niets van. Anna Blaman woonde per se niet haar leven lang op hetzelfde adres. De familie verhuisde pas op 21 april 1928 naar de De Vliegerstraat 50-A. Daarvoor woonde Blaman op een groot aantal andere adressen in Rotterdam: Oosteinde 30 (waar zij werd geboren), Vredenoordplein 15, Aert van Nesstraat 22, Schoutenstraat 77, Crooswijkseweg 134, Oosteinde 85, Zomerhofstraat 31, 1e Middellandstraat 41-B, Westewagenstraat 82 en Graaf Florisstraat 103-A. Ook staat er dat Blaman ‘een wagenspel’ schreef. Ik weet niet welk wagenspel de schrijfster van het artikel kent, maar Blaman schreef er tussen 1956 en 1959 vier: In duizend vrezen, Het Costerman-oproer, Het De Vletteroproer, en De Prinselijke Wagenmaker. Tot slot. In het artikel staat: ‘Pas vier jaar voor haar dood werd “handelingsonbekwaamheid van de gehuwde vrouw” uit het burgerlijk wetboek geschrapt’. Het is misschien eveneens interessant te weten, dat zes jaar voor haar dood het betaald voetbal in Nederland werd ingevoerd.
Jan Oudenaarden Rotterdam | |
Presentatie DelfshavenspecialHet was een memorabele avond, afgelopen donderdag in het Prinsestheater. Er zat veel goede wil en vriendschap in de lucht. Het treffen met het vrijwel voltallige Rotterdamse dichterslegioen ontroerde mij; menigeen had ik in geen jaren gezien. Die Raoul Goudvis is een grote belofte. Ik heb zijn verzamelde columns er op nagelezen; er zitten juweeltjes tussen. Een talent om zuinig op te zijn. Het stuk van Erik Brus over Gard Sivik is, het beknopte bestek mede in aanmerking genomen, verdienstelijk. Op een aantal bevindingen is wel wat af te dingen, ook is hij in de weergave van de feiten niet altijd zorgvuldig, maar als een eerste kennismaking voor de Passionate-lezer voldoet het stuk zeker. De conclusie is in de kern juist en verdient nadere uitwerking. In de passage over het bezoek van Bril en mij aan Vaandrager komt Cor zieliger uit de verf dan de werkelijke toedracht rechtvaardigt. Dit natuurlijk onder invloed van Brils meeslepende verslag in HP, waarin het hem allereerst om de story ging, niet om een weergave van de feiten (doorgaans een stuk saaier). Erik zou dit stuk eens moeten leggen naast Brils interview met Vaan in De Nieuwe Stijl 1959-1966, dat de aanleiding was voor het bezoek. Daarin is hij over de hele linie together en soms zelfs verbluffend helder van geest. Er wrikt iets tussen die twee teksten.
Hans Sleutelaar Amsterdam | |
[pagina 20]
| |
Levensbeschrijving KerstiënsIk ben in 1968 geboren in Amersfoort, maar in 1969 verhuisd naar Utrecht. In 1981 kom ik op de middelbare school - dat was best wel een leuke school - voor een school dan (een hele verademing na het strafkamp waar ik tot dan toe op zat); vanzf 1982 begin ik af en toe verhalen te schijven die ik zelf na een paar maanden nog leuk vind (het muisje zonder staartje, waarom olifanten bang zijn voor muizen en nog zo een paar). In 1987 ga ik op kamers in Amsterdam om de zeevaartschool te doen. In 1988 word ik lid van de SSRA (leuke tent, goedkope drank, nog steeds een aanrader vind ik). In 1989 blijf ik voor de tweede keer zitten in de eerste klas (in het beroepsonderwijs doe ik het helaas niet beter dan de andere scholen daarvoor), ik word van school getrapt, maar ik kan nog door bij de mbo-zeevaartschool. Alleen is die net een jaar daarvoor verhuisd naar Ijmuiden. De wereld heeft vele einden - en Ijmuiden is er zeker een van. Ik besluit in Amsterdam te blijven wonen. In 1990 schrijf ik weer eens een verhaal (binnentijd), het eerste sinds 1986. Vanaf dan blijf ik zo af en toe schijven. Later in 1991 kraak ik een pand (wees wijs/kraak je eigen palijs; we zaten er met z'n tweeën, het was niet zo'n hele grote, maar wel in de Tsaar Peter Buurt - stadsdeel centrum met tuin!); het Palijsje of ook wel de Krakerhof, vaarwel teringbuitenwijken en rare oude mannetjes. Bijna tegelijkertijd begin ik met een bandje; Tientje ketama, het liudruchtigste en minst beroemd bandje van heel de randstad. In 1992 valt het bandje uit elkaar (de delete-gitarist kreeg iets met het meisje van onze oudste drummer), en nauwelijks twee maanden later moet ik weg - een jaar varen (stage). Varen in de handelsvaart is helemaal niet leuk, daar was ik helaas na de eerste twee maanden al achter, maar ik heb toen aardig wat afgeschreven. Vooral brieven, maar ook mijn langste verhaal tot dan toe (monument, ik dacht meer dan tien bladzijden maar ik kan hem nu even niet vinden). In september 1993 kom ik terug - en ik heb een beroepsdiploma, eindelijk. Eind 1993 worden we ontruimd (gelukkig hadden we inmiddels een huurkontract, dus vervangende woonruimte plus 4000 oprotpremie), het nieuwe huis is nieuwbouw (veel minder leuk dan de krakerhof) op drie hoog. In april 1994 streft mijn vader (die ik erg mocht), twee maanden later rond ik de enige opleiding af waar ik niet blijf zitten (sinds de kleuterschool dan), en die ik leuk vind (kleuterschool en kreche inbegrepen), een aanvullings-diploma voor stuurman kleine en grote zeilvaard. Vanaf 1995 begin ik steeds meer te schrijven, en de verhalen worden gem. wat langer (de laatste korst, één ei is geen ei). Ook in 1995 komt de erfenis van mijn vader binnen, waar ik een woonboot voor koop (daar zit ik nu nog). het lukt ook eindelijk om de stage voor mijn zeilvaardpapieren te regelen - negen maanden op een duitse driemaster (40 nieuwe passagiers elke 14 dagen en de bemanning wisselde bijna net zo vaak, om stapelgek van te worden) en ik kwam er weer achter dat dat toch ook niet is wat ik de rest van mijn leven zou willen doen. In 1996 ben ik weer terug en begin voor mijzelf te werken (geysers repareren etc.). Eind 1996 is mijn computer klaar (hij heet Loki en is van het type door-vriendje-van-onderdelen-van-andere-computers-in-elkaargesleuteld), vanaf dan kan ik wat makkelijker groote texten typen (schipbreuk in de tijd, visioenen). | |
[pagina 21]
| |
In 1997 besef ik me dat ik eigelijk best wel wil publiceren, eerst geef ik ‘visioenen’ aan de redactie van het ranzige studenteblaadje van de SSR. Die konden het niet in een keer kwijt, dus deden ze het als vervolgverhaal (wat ook mijn idee was) zodat niemand er meer iets van snapte. En na de eerste twee maanden haalde de redactie de afleveringen zelf door de war en was er echt geen touw meer aan vast te knopen, Evenzogoed vonden mensen het vaak wel leuk. Toen heb ik ‘foto's’ opgestuurd naar de mug (Amsterdams werkelozenblaadje), en dat is ook geplaatst (ik geloof november '97). Begin dit jaar heb ik een bedrijfje gestart en mijn vriendin zwanger gemaakt. Dat was het denk ik zo'n beetje, ik hoop dat dit het soort beschijving is die jullie verwachtten.
Eduard Kerstiëns Amsterdam
P.S. Ik ben ook best wel een beetje woordblind, en hoewel de Dijkhuis compleet, visioenen, een vier jaar oud idee en waker nog door andere mensen gecontroleerd zijn kan er best wel hier en daar nog een foutje in zitten (behalve bij foto's). | |
Bijna modernMet veel plezier heb ik nr. 4 van jullie tijdschrift gelezen. Met name de gedichten van Cláudia Ahimsa en het gesprek met György Konrád vond ik zeer de moeite waard. Hoe moeilijk het maken van een tijdschrift is heb ik een aantal jaren geleden mogen ervaren. Niet minder eenvoudig is het schrijven zelf. Desondanks zijn jullie erin geslaagd een bijna modern literair tijdschrift uit te brengen. De aandacht voor Poetry International doet mij veel deugd, aangezien ik zelf gedichten schrijf en een onvermoeid lezer ben van poëzie. In het verleden heb ik regelmatig te maken gehad met optredende dichters, zowel in mijn huidige baan als medewerker van De Rode Hoed (Serge van Duijnhoven is een in jullie tijdschrift publicerende schrijver, die bij ons is langsgekomen), als in mijn vroegere functie als medewerker van centrum Oktopus, waar wij avonden organiseerden voor beginnende performing poets. Wat mij telkens weer opvalt is het welhaast archaïsche taalgebruik of het gebrek aan voldoende kennis van de taal. Wanneer je als dichter gedichten schrijft die een orale betekenis hebben, moetje naar mijn mening een les trekken uit een ander literair genre. Die van het toneel. De popmuziek is ofwel te beperkt of gaat zich te buiten aan het clichématig gebruik van poëtisch materiaal. Wat is modern? Tsja, modern is net een hinkstapje voor zijn op hetgeen de lezer verwacht. Wanneer ik schrijf dat jullie modern zijn, bedoel ik uitdrukkelijk niet de inhoud, maar enkel de vormgeving van jullie blad. Ik denk aan het gedurende de vroege jaren tachtig verschenen tijdschrift De Held. Voor die tijd was het een bijna revolutionair blad. Persoonlijk zou ik het wat avontuurlijker, vrijer willen zien. Affijn, dat is natuurlijk slechts mijn eigen, beperkte, mening.
Daniël Bras Amsterdam | |
[pagina 22]
| |
Redactiebeleid van Passionate (2)Na ‘eigentijdse vormgeving’ hebben wij het dus vandaag over ‘tijdgeest’ als een van de ijkpunten die de redactie van Passionate bij het bepalen van haar beleid wenst te hanteren. Het woord bezorgde mij onmiddellijk een wat kriebelig, unheimlich gevoel, alsof er iets niet klopte. De Duitse klankkleur van het betreffende gevoel zette mij na enig peinzen op het juiste spoor: van onze Nederlandse leraar mochten we dat woord onder geen beding gebruiken. Het was nl. a) een verfoeilijk germanisme, en b) het stamde uit de vage denkwereld van de 19e eeuwse Duitse (!) romantiek, wat kennelijk iets heel vreselijks was. Om mijn tere jeugdherinnering te checken besloot ik naar de bibliotheek te gaan teneinde een of meer encyclopedieën te raadplegen. En geloof het of niet, in de hele Elsevier niet te vinden! Noch in de Katholieke Encyclopedie. Moest dus wel een bijzonder verfoeilijk germanisme zijn... Ook de Encyclop(a)edia Brittanica bood geen uitkomst, zelfs niet als Zeitgeist in welke vorm ik het wel eens in een Angelsaksisch essay was tegengekomen. Gelukkig bracht de Oosthoek soelaas: ‘algemeen heersende mode en denkwijze in een bepaalde tijd (...); vage term verbonden met de opkomst in de 19e eeuw van de in die periode voornamelijk Duits-idealistisch georiënteerde filosofie’. Een paar schappen verderop stond de grote Brockhaus Enzyklopädie, dus wat lette me? Ik realiseerde me wel degelijk dat ik op deze manier bezig was twee andere ijkpunten van de redactie te bruskeren, nl. niet-intellectualistisch bezig zijn en liever geen verdieping in het verleden. Helaas, als je op het pad der zonde eenmaal een bepaald aantal schreden hebt afgelegd is er geen weg terug, dus allez:
‘G.W.F. Hegel verstand unter Zeitgeist Ausprägungen des “Weltgeistes”, der sich als “objektiver Geist” in der Geschichte entfaltet und in allen Erscheinigungen eines Zeitalters wirksam ist. Der Romantik weitete den Begriff auch auf das subjektive Zeitbewußtsein aus (...) und daran die für einen bestimmten Zeitraum charakteristische Vorstellungen, Denkformen und Wertbegriffe.’
Halleluja, een kind kan de was doen. Alles valt eronder - eigentijdse vormgeving net zo goed als klassiek eiken, A. Moonen net zo goed als C. Palmen, B. Clinton inclusief K. Starr, Aldo van Eijk inclusief Rem Koolhaas (met overigens excuses aan de beide laatsten vanwege het door elkaar halen in Passionate nr. 5 (rubriek P.O.S.T., red.). Als ijkpunt voor beleid echter weinig efficiënt, want niet echt discriminerend. Tenzij je de Oosthoek-definitie van ‘algemeen heersende mode’ aanhoudt. Maar ja, dan legt Moonen het natuurlijk wel lelijk af tegen Palmen. En dat kan toch niet de bedoeling zijn?
Klaas de Wit Vries |
|