Passionate. Jaargang 5
(1998)– [tijdschrift] Passionate– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 38]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 39]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Een incident in de vaderlandse geschiedenis was dat kortstondig verblijf van de Pilgrim Fathers in Delfshaven. Hooguit een etmaal. De mythe die er omheen ontstond staat in geen verhouding tot het historisch belang van deze gebeurtenis - zoals dat hoort bij een mythe. Wat de Amerikaanse toerist hier komt fotograferen is, uiteraard, de mythe. Omdat niet alleen in Nederland de naam van de Pilgrim Fathers vaak in één adem wordt genoemd met Delfshaven, wordt het tijd voor nader onderzoek.
In de literatuur staan de Pilgrim Fathers nogal eens te boek als Puriteinen, maar dat is niet juist. Terwijl de Puriteinen de Church of England, de Engelse staatskerk, van binnenuit van Roomse invloeden wilden zuiveren, behoorden de Pilgrim Fathers tot de Brownisten, die zich hadden afgescheiden van de staatskerk in, om het op zijn Nederlands te zeggen, vrijgemaakte gemeenten. Wat niet wegneemt dat Puriteinen en Brownisten hun afschuw deelden van frivool Engeland ten tijde van Elizabeth I (1558-1603) en Shakespeare (1564-1616). De Brownisten hadden zich, als Separatisten, buiten de wet geplaatst, de Puriteinen niet.
Het verhaal van de Pilgrim Fathers is een verbazingwekkende geschiedenis van list, leugen, bedrog, verraad, ontbering en dood, en tenslotte ook triomf, waarin alles wat maar fout kon gaan, inderdaad ook fout ging - tot als door een godswonder in oktober 1621 aan de verre oostkust van Noord-Amerika met de indianen het eerste Thanksgiving kon worden gevierd. Deze Separatisten waren afkomstig uit Nottinghamshire, in het midden van Engeland, uit de plaatsjes Scrooby, Austerfield en Gainsborough: hooguit enkele tientallen families, samen een paar honderd mensen zoals de literatuur vermeldt (o.a. The Mayflower, Vernon Heaton; Exeter 1980). Prominent onder hen waren William Brewster, directeur van de posterijen in Scrooby, en de predikant John Robinson. Brewster had een politieke carrière achter de rug die hem - niet onbelangrijk voor dit verhaal - al in 1585 naar Nederland bracht als vertrouweling van de staatssecretaris William Davidson, die hier kwam onderhandelen over militaire steun en een lening voor de jonge Republiek, sinds 1568 in opstand tegen Spanje. Politiek waren dit woelige tijden: Willem van Oranje in 1584 in Delft vermoord, Antwerpen in 1585 ingenomen door de Spanjaarden - het zag er voor de Republiek, een kaartenhuis dat in 1579 tot stand was gekomen, slecht uit. Een delegatie uit de Republiek onder leiding van Johan van Oldenbarnevelt, sinds 1576 pensionaris van Rotterdam, bood koningin Elizabeth in 1585 zelfs de soevereiniteit aan, wat zij weigerde; teruggekeerd in Holland werd Van Oldenbarnevelt in 1586 landsadvocaat, zeg maar minister van buitenlandse zaken van de Republiek.
Vanuit deze historische context terug naar William Brewster en de zijnen. De Separatisten uit Nottinghamshire ondernamen tussen 1606 en 1608 diverse illegale pogingen om Nederland te bereiken: illegaal, want het was volstrekt ondenkbaar dat zij hier in Engeland toestemming voor konden krijgen. Het eerste groepje Separatisten in Nottinghamshire uit Gainsborough vertrok via Hull en bereikte in 1606 Amsterdam zonder problemen - merkwaardig in het licht van het vervolg van dit verhaal, maar ik vond daar verder geen gegevens over. Het tweede groepje, onder leiding van Brewster, de congreatie Scrooby/Austerfield, werd in 1607 in de haven van Boston door de Hollandse kapitein die de vlucht van deze illegalen zou regelen, uitgeschud, aan de autoriteiten overgeleverd, en in de gevangenis gestopt. (Let op, dit is Boston aan de Engelse oostkust, waar curieus genoeg ook namen op de kaart staan als New York en Holland - namen die later in de ‘nieuwe wereld’ opnieuw | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 40]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
op de kaart werden gezet.) Een derde groepje uit Scrooby/Austerfield deed in 1608 een poging om via de Humber, tussen Grimsby en Hull, te vertrekken. Met het avontuur van het vorige jaar nog vers in het geheugen waren de mannen het eerst aan boord gegaan. Toen arriveerde de kustwacht, die de vrouwen en kinderen gevangen nam. Vervolgens stak er een storm op die het schip veertien dagen stuurloos over de Noordzee joeg, langs de kust van Noorwegen en weer terug, tot men eindelijk in Vlissingen kon binnenlopen en vandaar naar Amsterdam. Met de in Engeland achtergebleven vrouwen en kinderen, en enkele mannen, werd inmiddels door stad en land rondgezeuld. Ze sliepen in duinen en slootjes omdat geen enkele gevangenis groot genoeg voor ze was. Tenslotte liet men het gezelschap in kleine groepjes maar gaan omdat men er geen raad mee wist. De laatste leden van de congregatie uit Scrooby/Austerfield, in gezelschap van Brewster en Robinson, achtergebleven in Engeland om de exodus te regelen, arriveerden in 1608 in Amsterdam.
Uit Engeland gevluchte Separatisten waren er al vanaf circa 1600 in Amsterdam. Men huisde in de Bruinistengange. Hoogoplopende religieuze disputen tussen de congregaties verscheurden het gezelschap. Men kreeg daardoor een slechte naam in de stad. De congregatie uit Scrooby/Austerfield, mogelijk versterkt door de congregatie uit Gainsborough, vond het beter om het in Amsterdam voor gezien te houden. Men vreesde er bovendien vooral voor de zeden van de kinderen door de omgang met de notoir losse Amsterdammertjes. Dit deed de parochianen in 1609 besluiten om naar Leiden te verhuizen. Leiden stond bekend om zijn gastvrijheid: in 1622 bijvoorbeeld bestond tweederde van het inwonertal van 45.000 uit immigranten, de hoogste concentratie in de Republiek. De congregatie uit Scrooby/Austerfield (aangevuld door Gainsborough?) was bij aankomst in Leiden zo goed als geruïneerd. Door hard werken wist men er in korte tijd aardig bovenop te komen. Dit waren de jaren van het Twaalfjarig Bestand (1609-1621), een adempauze in een oorlog met Spanje. Vanuit Engeland vonden inmiddels nieuwe kolonisatiepogingen van Noord-Amerika plaats, vooral maar niet uitsluitend gericht op het gebied rond tegenwoordig New York; overigens slechts incidenteel succesvol, en vaak was het niet het beste publiek, om het eufemistisch te zeggen, dat werd afgevaardigd. In Leiden voelden de parochianen uit Scrooby zich niet in hun element. Na veel wikken en wegen viel in 1617 de beslissing om met man en muis naar Noord-Amerika te emigreren. Ook het naderende einde van het Twaalfjarige Bestand speelde een rol: men had reeds de adem van het Engelse absolutisme in de nek gevoeld, en voelde er weinig voor dat daar straks mogelijk nog eens de Spaanse inquisitie overheen kwam. Er werd in Engeland naar financiers gezocht. Brewster, leider van de congregatie uit Scrooby, schakelde een invloedrijke politieke vriend van vroeger in, Sir Edwin Sandys, die de koning (inmiddels James I, 1603-1625) ertoe bewoog de onderneming niet te verbieden, zonder er overigens zijn toestemming aan te geven. Voorwaar een koninklijk gedoogbeleid. Men moest het zelf maar uitzoeken. Brewster, die in Leiden een drukpers was begonnen, veroorzaakte in 1619 een politiek conflict tussen Engeland en Nederland, toen separatistische pamfletten van zijn pers in Engeland werden verspreid; onze Staten Generaal verboden in 1620 het drukken van dergelijke literatuur. Er ontstonden om die reden problemen met de London Virginia Company, die de kolonisatierechten had in de gebieden waar de Separatisten zich wilden vestigen. Nieuws dat een expeditie van 180 separatisten uit Amsterdam in het najaar | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 41]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van 1619 jammerlijk was mislukt - er kwamen er 50 levend in Amerika aan - deed de zaak ook geen goed. Uiteindelijk werd toch uitgezeild met toestemming van de London Virginia Company, maar in het gebied waar men tenslotte arriveerde had deze London Virginia Company niets te zeggen - we zullen nog zien.
De onderneming kwam onder steeds grotere druk te staan. Eindeloos geharrewar met de Engelse financiers waarbij de voorwaarden steeds slechter werden voor de groep uit Leiden. Waarschijnlijk op aandrang van de Engelse financiers werd de aanvankelijk overwogen bestemming Virginia verlegd naar het Noorden. Dat is een merkwaardige zaak omdat de London Virginia Company in dit noordelijker gebied bij de rivier de Hudson, in 1614 ontdekt door John Smith en door hem ‘New England’ genoemd, niets te zeggen had. Smith bood op de valreep nog aan om de landverhuizers naar de Nieuwe Wereld te vergezellen, en had hen daar waarschijnlijk veel ellende kunnen besparen omdat hij er de weg kende. Maar dit aanbod werd afgewezen omdat men op de Machtiger Leidsman vertrouwde. Verder is er nog het hardnekkige gerucht (nooit bevestigd volgens mijn documentatie) dat de directeur van de Compagnie van Nieuw Nederland, ook actief aan de Hudson, de kapitein van de Mayflower waarmee aanstonds de oversteek zou worden gewaagd, had omgekocht om de landverhuizers nog noordelijker af te zetten. Men was de fijnslijpende Separatisten liever kwijt dan rijk in de handelsmissies, zo zou een hier niet onderbouwde conclusie kunnen luiden, maar in de onbegaanbare noordelijke gebieden mochten ze hun gang gaan. Terloops zij hier opgemerkt dat juist in dit onbestemde gebied, zonder officieel gezag, de landverhuizers zelf hun gang konden gaan en regels opstelden voor een democratisch bestuur, waarnaar Amerikanen graag verwijzen als een begin van hun staatsbestel.
De geplande oversteek werd voor de Separatisten uit Scrooby steeds problematischer, niet alleen door de gevolgen van intriges die hen nog boven het hoofd hingen maar ook allerlei zaken waar zij onmiddellijk zicht op hadden. Groepjes Separatisten uit Engeland voegden zich bij hen in Leiden, en wilden mede de oversteek maken. Financiële problemen: huizen in Leiden waren al verkocht, het geld raakte op, en nog steeds geen uitzicht op vertrek. Terwijl nog steeds werd onderhandeld met financiers in Engeland, kochten Separatisten uit Leiden in Delfshaven een schip, de Speedwell, dat zij alvast maar eigenhandig op amateuristische wijze begonnen op te knappen. Die moeten daar dus een tijdje hebben gewoond. De verschrikkelijke waarheid die van meet af aan als een tijdbom onder de onderneming had gelegen, maar vreemd genoeg door niemand was opgemerkt, kwam nu aan het licht: dat van de 300 gegadigden uit Leiden, waar zich straks nog een onbekend aantal Separatisten uit Engeland zou bijvoegen, maar een klein deel naar de Nieuwe Wereld kon worden gebracht: met de Speedwell (60 ton), die later in Amerika als vissersboot dienst zou doen, en een nog onbekend schip van naar verluidde 180 ton (bleek later 120 ton te zijn). Veel meer dan zo'n honderd mensen kon je daar niet opproppen bleek weldra, en dat was dan inclusief een militair garnizoen. (Ter vergelijking: een modern zeewaardig jacht, met tien man aan boord, meet 30 ton.)
Op 10 juli 1620 (Juliaanse tijdsrekening, die de Separatisten net als in Engeland nog aanhielden; bij ons op de Gregoriaanse kalender, ingevoerd in 1583, 11 dagen later) belegde dominee John Robinson een dienst in zijn huis in de Hoeksteeg in Leiden. Op die 21e juli legden 16 mannen, 11 vrouwen en 19 kin- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 42]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 43]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Legenda: §: in dit nummer PIE: Passionate Internet Editie Adv.: advertentie
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 44]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
deren die zouden mogen overvaren, te voet, te paard en met de wagen, hun bezittingen meetorsend, de weg af naar Delfshaven, begeleid door de vele achterblijvers en nieuwsgierigen. De nacht werd biddend voor de kerk doorgebracht, maar de kerk mochten ze niet in, want dat lag politiek gevoelig. Op 22 juli scheepten 46 mensen zich in voor de oversteek naar Engeland. Dat gebeurde aan de overkant van de Voorhaven, op een plek waar tot voor kort een gedenkplaat op de azijnfabriek van Tromp en Rueb aan de gebeurtenis herinnerde; maar de azijnfabriek is inmiddels afgebroken, en de gedenkplaat siert nu de gevel van de kerk, impliciet de indruk vestigend dat de Separatisten niet alleen wél in de kerk werden toegelaten, maar bovendien vanaf die plek vertrokken - een beetje zuur voor de vele Amerikaanse toeristen die hier hun foto's nemen. Op de Speedwell werden musketten afgevuurd, vanaf de kade werd geantwoord met drie kleine kanonnen. William Bradford, een prominent Separatist wiens boek over de avonturen van het dappere groepje al in 1632 verscheen, betitelde de landverhuizers daarin voor het eerst als ‘Pilgrims’: het oog van de wereld afgewend, de hoop op de hemel gevestigd. ‘Fathers’, ook al van Bradford afkomstig, werd daar later aan toegevoegd. Men mag zeggen dat de ‘Pilgrim Fathers’ deze naam, weliswaar achteraf, bij hun vertrek uit Delfshaven van Bradford ontvingen.
De Speedwell met 46 Pilgrims aan boord liep op 26 juli 1620 te Southampton binnen. Daar wachtte wederom rampspoed. Het hoofdschip van de expeditie, de Mayflower, bleek niet zoals was aangekondigd 180 ton, maar slechts 120 ton te meten - zoals sommige bronnen vermelden. Er waren opnieuw problemen met de financiers. Voorts kondigde de kapitein van de Speedwell, Reynolds, aan dat het scheepje, door de Pilgrim Fathers zelf provisorisch opgeknapt in Delfshaven, niet zeewaardig was. Het zou opnieuw een flinke reparatie moeten ondergaan. Aldus geschiedde. Maar geld om huizen in Southampton te huren had het gezelschap niet meer. Dat werd kamperen op de scheepswerf. Een gedeelte van de leeftocht voor de oversteek, en voor de eerste winter aan de verre kust, moest worden verkocht om schulden te betalen, voor men zou mogen uitvaren. Maar op 5 augustus 1620, veel te laat in het jaar met de najaarsstormen voor de boeg, konden de twee scheepjes uit Southampton vertrekken. Het zou nog beroerder worden. Tot twee keer toe moest de expeditie terug naar de Engelse kust, want de Speedwell bleek niet zeewaardig. Men liep eerst Dartmouth binnen, vervolgens Plymouth. In Plymouth werd de Speedwell toen maar opgegeven. Later is dit alles op het conto van kapitein Reynolds van de Speedwell geschreven. Hij was gecontracteerd om de Pilgrim Fathers ook gedurende de winter in Amerika terzijde te staan maar had er geen vertrouwen meer in, ook al omdat de voedselvoorraad voor vertrek al praktisch op was. Daarom had hij de te grote mast, door de Pilgrim Fathers in Delfshaven zelf op het scheepje gezet, te zwaar met zeilen belast. De romp ging kraken, naden sprongen open, de Speedwell liep vol: twee keer zonk het schip bijna, na nog maar een paar uur op zee. Zo kwam Reynolds met zijn bemanning onder hun verplichtingen uit.
De expeditie die tenslotte op 6 september 1620 (nieuwe tijdsrekening) toch nog uit Plymouth vertrok, was naar alle geldende maatstaven tot mislukking gedoemd. Aan boord van de Mayflower bevonden zich zo'n 140 personen, bemanning en garnizoen tot bewaking van de landverhuizers meegerekend, met 102 landverhuizers. Daar waren nog maar 41 Pilgrim Fathers bij (17 mannen, 10 vrouwen en 14 kinderen), waarvan 35 uit Leiden. Er waren 67 land- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 45]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
verhuizers uit Engeland bijgekomen; een paar geestverwanten van de groep uit Leiden, voorts een uitgebreid gezelschap van de Southward Independent Church. Achttien Pilgrim Fathers uit Nederland en Engeland hadden op het laatste moment in Plymouth van de reis afgezien. Zo begon de wellicht beroemdste kolonisatie uit de recente geschiedenis, met wat omwegen via Delfshaven. Al heel vlug werd het weer bar slecht. In stinkhokken benedendeks probeerden ze er het beste van te maken. In een storm dreigde één van de dekbalken, die het scheepje bij elkaar hield, het te begeven; de romp werd ontwricht, het schip lekte en verging bijna. Met ‘een grote ijzeren schroef’ (de literatuur is hier wat vaag over) uit de bagage van de Pilgrim Fathers, wist men deze dekbalk te schragen en er een paal onder te zetten, en het schip te redden. De verleiding is groot om aan te nemen dat die ‘schroef’ niets anders was dan een onderdeel van de drukpers, of misschien wel van een boekenpers waarmee Brewster in Leiden zijn opruiende publicaties had vervaardigd. Herhaaldelijk moesten alle zeilen worden ingenomen en dreef het scheepje hulpeloos in de stormen rond. Twee bemanningsleden en een Pilgrim Father stierven; het jongetje Oceanus werd op zee geboren. Gezien wat er tijdens vergelijkbare expedities onder soortgelijke omstandigheden gebeurde, is het zeer opmerkelijk dat er niet veel meer mensen stierven.
Ziek, ondervoed, onder de belabberdste omstandigheden, dobberde men tegen de wind in naar de verre kust toe, die na 64 dagen op zee, op 9 november 1620, werd bereikt. Men herkende, waarschijnlijk aan de hand van een kaart van John Smit uit 1614, Cape Cod, en was dus ver naar het Noorden afgedwaald. De winter kwam er aan. De scheepssloep - waar tijdens de reis tafels, stoelen en bedden van waren gemaakt - werd weer in elkaar gezet, en in die sloep werden een paar kustexpedities ondernomen. Kapitein Jones van de Mayflower drong op haast aan: men moest snel een plaats voor de nederzetting vinden en een veilige haven voor zijn schip, anders ging hij naar huis. Tijdens de kustexpedities kwam men voor het eerst indianen tegen, wat tot een paar schermutselingen leidde, maar men vond ook bescheiden opslagplaatsen van tarwe en mais - voor de Pilgrim Fathers geschenken uit de hemel, want ze waren bijna door hun voorraden heen. De vondsten van tarwe en mais zouden later ook als zaaigoed dienst doen; vreemd genoeg hadden de wereldreizigers geen of in elk geval weinig zaaigoed uit Engeland meegenomen. Zonder deze vondsten was het hele gezelschap waarschijnlijk alsnog van honger omgekomen.
Met de scheepssloep stak men de baai over in de richting van het huidige Plymouth. Daar werd op 11 december 1620 een perfecte natuurlijke haven aangetroffen - op aanwijzing van een Robert Coppin, die hier eerder zou zijn geweest - en dat was maar goed ook, want kapitein Jones van de Mayflower had inmiddels laten weten dat zijn geduld begon op te raken. Op 16 december 1620 voer de Mayflower de baai van Plymouth binnen. In de volgende dagen werden weer verlaten voedselvoorraden, maar geen indianen meer in dit gebied aangetroffen. Wel lag het land er hier en daar vrijwel bouwrijp bij - de oplossing van dit raadsel volgt aanstonds. De Pilgrim Fathers sloegen aan het werk en begonnen rond de Leidsestraat (Leyden Street) hun bescheiden nederzetting op te bouwen. Er waren nu vijf maanden voorbij sinds de landverhuizers elkaar in South-hampton hadden ontmoet, veertien weken sinds zij uit Plymouth waren vertrokken, waarvan zij vijf weken voor anker hadden geleden bij Provincetown. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 46]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De winter was inmiddels ingevallen. Het gezelschap was uitgeput en uitgehongerd, en voorraden waren zo goed als op, noemenswaardige huisvesting was er nog niet, en dat zou nog erg lang duren. In de volgende maanden stierf de helft van de bemanning van de Mayflower (en het garnizoen?) en de helft van de landverhuizers van ontbering. De omstandigheden werden zo slecht, dat op een bepaald moment nog maar zeven mensen in staat waren om voor de rest te zorgen. Nu en dan werden er een paar indianen gesignaleerd, uit de bossen werden soms kreten gehoord. Angstig wachtte men het voorjaar af. En nu volgt de meest wonderbaarlijke episode in dit verhaal.
Op 16 maart 1621, toen de toestand zich weer enigszins had gestabiliseerd, en het eerste veldje was ingezaaid, en tijdens een beraad van de Pilgrim Fathers over hoe het nu verder moest, kwam de oplossing de nederzetting binnenlopen in de vorm van de indiaanse krijgsman Samoset, die het gezelschap in het Engels welkom heette (‘Welcome!’) en zijn diensten aanbood. Samoset, stamhoofd van de Morattigan indianen uit noorderlijker streken (het tegenwoordige Maine), had van de Europese vissers, die deze kusten waarschijnlijk al vanaf het begin van de zestiende eeuw aandeden een mondje Engels geleerd. Hij was op weg naar naar Massatoit, stamhoofd van de Wampanoag indianen, die iets zuidelijker van Cape Cod hun domein hadden. Het gebied van Cape Cod was hem bekend, hij was er de vorige zomer op verkenning geweest met een Frans ontdekkingsreiziger, Dermer. Samoset had een opmerkelijk verhaal te vertellen. Een paar jaar eerder waren de Patuxet indianen, die het gebied ‘van’ de Pilgrim Fathers bevolkten, door een epidemie uitgeroeid (waarschijnlijk door waterpokken na contact met Europese vissers, naar men nu aanneemt). Dat verklaarde de grafheuveltjes, en de opgeslagen voedselvoorraden, zonder welke waarschijnlijk geen enkele Pilgrim Father de reis had overleefd. Samoset legde de eerste contacten tussen de Pilgrim Fathers en de Wampanoag indianen. Op 21 maart 1621 gingen de laatste Pilgrim Fathers van boord. De volgende dag arriveerde Samoset in gezelschap van Massatoit en Tisquantum, de laatste van de Patuxet indianen. Met Massatoit werd op 21 maart 1621 een verdrag van wederzijdse bijstand gesloten dat voor het voortbestaan van de kolonie zorgde, en ook voor 40 jaar vrede rond de baai van Massachusetts: basis voor de verdere kolonisatie van Nieuw Engeland door de Puriteinen (niet meer alleen de Separatisten), die weldra in grote getalen zouden arriveren. Maar toen het verdrag werd gesloten telde het groepje Pilgrim Fathers nog maar 30 mannen en jongens, velen ziek - en ik neem aan dat het nu om het restant van de overblijvenden van alle passagiers van de Mayflower gaat.
In de Amerikaanse geschiedenis staan de Pilgrim Fathers bekend als de grondleggers van de lokale democratie, waarop vervolgens de federale en daarna de nationale democratie werd gegrondvest. Dat is ongetwijfeld voornamelijk folklore. Dat neemt neemt niet weg dat tenminste vijf Presidenten, voor zover mij bekend - Taylor, Grant, Taft, Roosevelt II en Bush - gaarne hun afkomst terugvoerden op de Pilgrim Fathers. Ik denk dat daarmee al die rebellen van de Mayflower worden bedoeld: in de literatuur ‘Founding Fathers’, ‘First Comers’, of ‘Old Stock’ genoemd. Om het nog wat ingewikkelder te maken behoren, voor zover ik dat heb begrepen, verder ook alle leden - en hun nakomelingen - van de Separatisten uit Leiden, die voor de overtocht naar Amerika stemden, of ze nu meegingen of niet, tot de elite. Ik acht me ontslagen van de plicht om dat verder na te gaan.
Peter Bulthuis |
|