Passionate. Jaargang 3
(1996)– [tijdschrift] Passionate– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 6]
| |
[pagina 07]
| |
Adriaan van Dis introduceerde hem in mijn leven. Hoewel hij in Frankrijk reeds een bekende schrijver was en zijn werk tot ver buiten zijn geboorteland gelezen werd, had ik nog nooit van hem gehoord. Zijn relaas over zijn ervaringen in het Albanië van Enver Hoxha trok echter mijn aandacht. Hier was een groot verteller aan het woord, besefte ik. En na lezing van De Schemering der Steppegoden schaarde ik hem in het rijtje van Grote Oost-Europese K's: Franz Kafka, Ivan Klima, Milan Kundera, György Konrád, Danilo Kis, en vanaf dat moment dus ook Ismail Kadare. Nu wandel ik met Y. door de straten van zijn geboortestad. Gjirokastër is als een openluchtmuseum dat wegens geldgebrek met sluiting wordt bedreigd. De veertiende-eeuwse kalaja is nog steeds een imponerende vesting. Plompe, dikke muren, opgebouwd uit dofgrijze stenen, die zo karakteristiek voor dit stadje zijn, onderbroken door nog plompere torens, sluiten de heuvel af van de rest van de stad. Alles is grijs in deze stad: de huizen, de straten en zelfs de bergen die in het laatste licht van de zomeravond zilver worden als de keien in de stegen. Maar wie verder kijkt ziet verwaarloosde huizen met kozijnen waarvan de verf is afgebladderd en daken die eens door pannen bedekt waren. Je moet uitkijken waar je loopt, want het wegdek van de smalle straten zit vol gaten. Het is alsof een orkaan het stadje onlangs geteisterd heeft. Het verval wordt geaccentueerd door de troep in de bermen en het afval op de berghellingen. Voor de Albanees is het, ruim tien jaar na het overlijden van dictator Hoxha, nog altijd een daad van verzet, of een uiting van vrijheid, zijn afval te dumpen waar het hem uitkomt. Sommige hellingen zijn geheel uit plastic opgetrokken en wekken de indruk door een werkloze kunstenaar uit het Westen te zijn aangelegd: zo'n postmoderne rommelaar die op Manifesta niet zou misstaan. Y. wijst me de weg naar het geboortehuis van Kadare en daarna dat van Hoxha, want de werkelijkheid is altijd ironischer dan schrijvers haar kunnen bedenken. Wie in een roman de twee belangrijkste personages, de dictator en de democraat, in hetzelfde stadje geboren laat worden, zal het verwijt krijgen dat dit gegeven ongeloofwaardig is. Enerzijds de belangrijkste Albanese auteur van deze eeuw, de altruïst, de verdediger van de mensenrechten, de democraat die zich altijd sterk heeft gemaakt voor de vrijheid van meningsuiting, ook al vluchtte hij tijdens de tirannie van Hoxha naar Parijs. Anderzijds de despoot die met harde hand regeerde, de egoïst, de communist die ieder verlangen naar oorspronkelijk denken en handelen de kop indrukte, de Albanese Mao die in z'n eigen Culturele Revolutie al het intellect en talent wilde vernietigen, de alleenheerser die net als zijn Roemeense collega Ceausescu het contact met de werkelijkheid volledig verloor en ten prooi viel aan een stalinistische achtervolgingswaanzin. Als bescherming tegen een mogelijke invasie liet Enver Hoxha 300.000 iglobunkers bouwen, zodat een groot deel van het huidige Albanië uit een surrealistisch landschap bestaat. Het is alsof een enorm leger van reuzen in de aardbodem is weggezonken en slechts de helmen van de soldaten nog zichtbaar zijn. | |
[pagina 08]
| |
Als Gjirokastër de ziel van Albanië is, dan zijn Hoxha en Kadare de Yin en Yang van dit Balkanland. Hoewel elkaars tegenpolen hebben zij dezelfde oorsprong en vormen ze een eenheid die ondeelbaar is. Y. knikt instemmend wanneer ik 's avonds op het terras deze vergelijking maak. Voor haar heeft het goede gewonnen, want in Gjirokastër wordt Kadare geëerd en Hoxha verguisd. Zij is trots op haar woonplaats, op haar land, zoals ze dat ook op haar christelijk geloof en haar taal is. Iedereen hier op de Balkan heeft een god, een ras, een nationaliteit en een veelvoud aan waarheden. Ik ben een blanke, Nederlandse atheïst, maar ik voel me veeleer een statenloze agnost voor wie het geloof in welk mens of idee dan ook als absurd voorkomt. Ik luister naar de Griek die zegt dat Macedonië geen natie is, de Hongaar die uitlegt dat het de aard van de Serviërs is om te moorden, de christelijke Macedoniër voor wie iedere moslim een Turk is, en naar al die andere bastaarden in deze raciale, nationale en religieuze melting-pot. Het leven is zo ontzettend overzichtelijk als je dit soort scheidslijnen trekt: je identiteit is helder en onomstreden. Soms zou ik dat ook wel willen: echt geloven dat het iets voorstelt dat iemand in een oranje shirt een bal tegen een netje schopt, dat brandende kaarsjes in een groot gebouw naar meer dan alleen kuddegedrag verwijzen, dat mijn blanke huid niet alleen de kleur van het kolonialisme is en mijn taal niet enkel een verzameling van moeilijk te vormen keelklanken. Maar ik kan het niet. Aan al die vaandels, marcherende muziekkorpsen en godsdienstige rituelen kan ik mijn identiteit niet ontlenen, omdat ze te pompeus, te doorzichtig, of eigenlijk te simpel zijn. Gedurende enige jaren dacht ik dat je je bestaansrecht aan je omgeving ontleende, aan je altruïsme, onder het motto dat je aan een gedeeld noodlot veel troost en lol kunt beleven. Maar ook aan dit soort jeugdig optimisme komt een eind. En zelfs al wil Y. nog zoveel van mijn wantrouwen voor lief nemen, echt geloven doe ik zelfs mijn eigen woorden niet meer. Het enige waar ik nog in geloof is egoïsme. En het voordeel daarvan is dat het je nooit teleurstelt. Y. is boos, zoals je dat bent op de Balkan. Ze verwijt me dat ik in wezen de voorkeur geef aan de wereld van Hoxha boven die van Kadare. Natuurlijk is dat niet zo. Zonder enige twijfel prefereer ik Kadare's wereld. Maar die van Hoxha staat zoveel dichter bij de werkelijkheid. Ik had het graag anders gewild.
Giel van Strien | |
[pagina 9]
| |
[advertentie] | |
[pagina 10]
| |
|