Passionate. Jaargang 3
(1996)– [tijdschrift] Passionate– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 86]
| |
[pagina 87]
| |
Geen Fat Boys, d.w.z. geen hiphop in Passionate? Volgens een der auteurs die een bijdrage leverden aan dit nummer, moeten wij ons hier verre van houden. Wij moeten in plaats daarvan terugkeren naar de tijd van de klassieke maatval, de trochee en de amphibrachus. Op een of andere manier moest ik bij lezing van dit stuk denken aan die heerlijke foto in de Volkskrant van 24 juni, gemaakt tijdens Poetry International. Simon Vinkenoog en Rutger Kopland zitten ergens in een kleedkamer van de Doelen gekluisterd aan de tv: de kwartfinale tussen Nederland en Frankrijk is bezig. De uitzending duurt en duurt maar, want er wordt niet gescoord, zelfs niet in de verlenging. Ondertussen begint het programma in de grote zaal, stipt om acht uur zoals het hoort. Maar Vinkenoog en Kopland malen er niet om, zij blijven kijken. Zouden ze het in de grote zaal eigenlijk wel merken als er gescoord wordt, vraagt de Volkskrant-reporter zich nog cynisch af. Waarschijnlijk niet. Poetry International draagt voor mij net zo'n verouderde opvatting over literatuur uit als de bovengenoemde auteur in zijn artikel. Poetry international is de jaarlijkse kerkdienst voor de poëzie, waar dichters hun vertrouwde onderonsje hebben. Een niet-ingewijde zal zich daar nooit wagen. Het festival is zelfgenoegzaam, staat al jaren stil (altijd weer diezelfde namen), en lijkt zich nauwelijks bewust van zijn omgeving, zoals Peter Swanborn terecht opmerkt in ‘Het belang van Poëzie’. Daarom was ik zo aangenaam verrast door die foto: zowaar was een stukje buitenwereld, en dan nog wel zoiets volks als voetbal, De Doelen binnengedrongen. Vinkenoog en Kopland en wie weet nog meer zorgden daarvoor op 's werelds grootste poëziefestival. En dat zou vaker moeten gebeuren. De schrijver is immers allang niet meer de ziener die er alleen voor de elite is. Die laat zien waar het heen moet met de wereld, maar door de mensen verder niet begrepen wordt. En zich daarom niet verlaagt tot hun belevingswereld. Gelukkig kan het ook anders. De schrijver heeft nu, denk ik, een heel andere rol. Wat hij laat zien is een wereld van mogelijkheden: iets dat de lezer niet kent maar mogelijk wel kan of wil meemaken. Iets dat prikkelt, verleidt tot leven, tot het onderzoeken van wat je zelf wilt. Want uiteindelijk gaat het er natuurlijk om wat de lezer er zelf mee doet. En omdat het nieuw is wat hij ziet, maar toch niet van ver lijkt te komen, roept het een vreemd gevoel van herkenning op. Dat gevoel van herkenning zal echter niet bevorderd worden door een roep om trochees en de amphibrachus. Niet dat een dichter geen klassieke versvormen mag gebruiken, maar de meeste lezers, maar ook schrijvers, weten niet eens wat een amphibrachus is. Het is beter voor de literatuur de wereld van nu in te gaan, dan een vesting op te bouwen tot behoud van wat voorbij is, zoals in de Doelen gebeurt. Daarom is er niets mis mee om in Ten Slotte een overleden Fat Boy te gedenken. En daarom kijk ik nu al uit naar de nieuwe editie van het literair voetbaltijdschrift Hard Gras. En koester ik mijn CD Spare Ass Annie and other tales: William Burroughs draagt voor op hiphop beats.
Erik Brus |
|