Passionate. Jaargang 3
(1996)– [tijdschrift] Passionate– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 12]
| ||||||||||||||||||||
[pagina 13]
| ||||||||||||||||||||
Laat ik beginnen bij de dag van zijn geboorte: 26 augustus 1935. Volgens zijn ex-vrouw Hetty Smink vond die geboorte plaats a/d Pretorialaan op Rotterdam-Zuid. Een broer of zus van Cor is er voor- of nadien nooit geweest, zodat ie zijn verhaal Tweestrijd in Gard Sivik nummer 8 kon beginnen met de regel: ‘Moeders mooiste ben je niet, Lichaam, zeiden ze vaak tegen hem, maar ze hadden ongelijk, want hij was enigst kind.’ Zes jaar later verhuist het gezin Vaandrager naar de Brielselaan, ook ‘op Zuid’. Zijn vader die KEES heette en postbesteller annex bestelwagenchauffeur was, komt naderhand eveneens in het werk van Cor terecht. Op de flaptekst van De Hef staat bijvoorbeeld: ‘...zo riep ik mijn eerste dikke boek een halt toe met het familiare KLAAR IS KEES ...’, terwijl binnen in De Hef van pag. 9 t/m 20 de ‘Instructie’ aan een PTT-beambte is te vinden onder de titel (vrij naar de slogan van Jan Cremer) Een onverbiddelijke besteller. Voorts staat op pag. 48 van zijn bundel Metalon het gedicht (For father):
So you were, never
hesitating, disturbing, just
forgotten first lines, can be
sly, to continue, a stair
for instance dance, look, walk
like a dutch meadowbird
to waiting car, so far,
I don't drive, see your hands
round steeringwheel feel
at Ease, at Peace.
Om een geëtste indruk te krijgen van Cor zijn puberteitsjaren leze men zijn semi-autobiografische novelle Leve Joop Massaker, die bij herdruk volgens een advertentie ‘met hartebloed geschreven’ is. ‘Cornelis Bastiaan Vaandrager,’ schrijft Ruud Kuyper, die het weten kan, ‘was een briljant leerling van het Charlois Lyceum in Rotterdam-Zuid. Met een tien voor zijn Griekse vertalingen (Homerus, Herodotus) haalde hij zijn einddiploma gymnasium alpha. “Ga in elk geval verder studeren,” adviseerde de rector. Maar dat deed Cor niet. Hij voelde zich dichter en schrijver, artiest en trendsetter.’ En dat was ie ook: over zijn artikelenserie Botsende jeugd in de Maasstad, destijds verschenen in Algemeen Dagblad en handelend over de plaatselijke variant van de generatie zoals die werd neergezet in de film Les tricheurs (in Nederland: Zondaars in spijkerbroek, Marcel Carné, 1958) - over die serie wordt nou nòg geluld. Het was cult-journalistiek avant la lettre. Cor bleek de spreekbuis van zijn eigen opstandige generatie. En was als zodanig op slag bekend. Ook bij mij. Al had ik hem nog nooit ontmoet. Dat zou, volgens Cor zelf, voor het eerst zijn gebeurd in Amsterdam voor de deur van het huis van Simon Vinkenoog, bij wie ik toen inderdaad wel 's op bezoek ging omdat diens eerste roman Zolang te water voor mij, katholiek grootgebracht en kleingehouden, een regelrechte openbaring was. Tsjonge, dat was nog 's wat ànders dan het proza van Anton Coolen, Arthur van Schendel en Stijn Streuvels. Godverdomme zeg, die Vinkenoog: meesterlijk! Niettemin werkte ik in die tijd nog als dagbladcorrector bij de katholieke krant De | ||||||||||||||||||||
[pagina 14]
| ||||||||||||||||||||
Maasbode a/d Kortenaerstraat. Vlak daarbij, a/d Schiedamsevest, zat café De Pacific: een kroeg voor journalisten en jazzliefhebbers, waar ik tussen de middag mijn boterham at. Het moet aldáár zijn geweest dat ik Hans Sleutelaar en Cor Vaandrager voor het eerst tegen het lijf liep. Evenals de opkomende schilders Woody van Amen en Daan van Golden. De Pacific bleek allengs een kroeg voor het jonge, meer artistieke deel van de samenleving. Zoals naderhand café De Fles a/d 's-Gravendijkwal en café Pardoel a/d Oude Binnenweg. Legendarische lokaliteiten. Gelijk valt op te maken uit de boeken van mijn hand die inmiddels over De Fles en Pardoel zijn verschenen. Maar ter zake. Dit verhaal gaat over Cor. Met wie ik op zeker moment als copywriter werkzaam was bij reclamebureau Labey a/d Coolsingel, schuin tegenover het destijds in aanbouw zijnde hotel van Conrad Hilton, die als magnaat over de hele wereld opereerde onder de slagzin ‘Be my guest’. Mijn werkkring op dat bureau had ik gekregen op voorspraak van Hans en Cor. Die zaten daar al langer. Vonden dat ik in de reclame beter op mijn plaats was dan in de dagbladcorrectie annex journalistiek, over onderwerpen als een lezing van Heinrich Böll of een dichtersavond met Ed Hoornik. Hans en Cor werkten halve dagen. Dus de ene week zat ik 's morgens met Cor en 's middags met Hans op één kamer, de andere week andersom met 's morgens Hans en 's middags Cor op die kamer. Zodoende werd ik dagelijks door beiden gecoached en in het vak wegwijs gemaakt. Een mooi vak, copywriting. Binnen de discipline van het reclametekstschrijven leer je zindelijk denken, verrassend uit de hoek komen, kort en bondig formuleren, dus economisch en efficiënt schrijven - alsmede mensen overtúigen, desnoods van hun eigen gelijk. Voor de verborgen verleider van Vance Packard moet je in het duister van de slaapkamer wezen. En nu ik het er tòch over heb: de basis van een communicatieve tekst ligt eerder in weten en begrijpen dan in suggereren en aansporen. Een goed voorbeeld daarvan is de volgende tekst, in het kader van deze lezing uitgerekend van de hand van C.B. Vaandrager voor het bureau N.V. Labey Rotterdam: 1 OP DE 5 HUIZEN | ||||||||||||||||||||
[pagina 15]
| ||||||||||||||||||||
U kunt schade aan uw waardebezit voorkomen door tijdige behandeling met Rentokil. En heeft u maar even het vermoeden dat uw eigendom aangetast is, smoor de aanval in de kiem met Rentokil. Voor elk project (zowel binnen als buiten: alle hout- en muurwerk) is er het aangewezen Rentokil-preparaat (op oliebasis, vluchtige basis, kleurloos en in 13 verschillende beitskleuren). Wilt u het niet zelf behandelen, dan stellen onze experts desgewenst een uitgebreide ‘diagnose’ om u vervolgens een gedetailleerd rapport met offerte voor de benodigde behandeling voor te leggen - zonder enige kosten! Accepteert u de offerte, dan verschijnt ons service-apparaat (o.m. beschikkend over 9 service-wagens) om uw waardebezit voorgoed veilig te stellen - tegen minimale kosten! Uit professioneel oogpunt gezien is dit een zakelijke en concrete tekst, die gelijk al in de kopregel aan de kant van de prospect gaat staan (‘UW HUIS?’). De argumentatie ervan is logisch opgebouwd. En alle informatie die er in wordt verstrekt is specifiek tot in het detail. Geen huiseigenaar die zich er niet door aangesproken kan voelen. Hij is geschreven (want tekst is mannelijk) door Cor Vaandrager, die eerst veel later en dan nog vanwege sommige zijner gedichten een warhoofd zou worden genoemd. Maar wie bij zijn volle verstand is neemt die warhoofdigheid niet klakkeloos aan. Aangenomen, althans, dat hij of zij te goeder trouw is, natuurlijk. Over het eventueel ontsluiten van hermetische teksten kunnen we dan altijd nog een andere keer lullen. Trouwens zo rond de periode dat bovenstaande reclametekst op het bureaupapier werd gezet bestond er, afgezien van de lengte ervan, maar weinig verschil met het zakelijke en concrete karakter van het gedicht met de titel Tekst (van welke titel Cor moet hebben geweten dat hij ‘weefsel’ betekent, want elders heeft ie het over een ‘eige gebreide tex’). Het is een praktisch voorbeeld van het gedicht als residu van een uitgebeende advertentietekst: Honderden (hier merknaam) Mobiele Kranen | ||||||||||||||||||||
[pagina 16]
| ||||||||||||||||||||
Het zakelijke en concrete karakter van dit soort poëzie komt bijna op het ironische af tot uitdrukking in het gedicht Rekening dat door Cor en Hans samen is geschreven:
De gedachtengang f
De idee f
De uitwerking van de idee f
De formulering f
(volgt streep boven de
f van het subtotaal, met
links daaronder:)
O.B. 4% f
(afsluitend met een
streep boven de f van
het totaal).
Een gedicht dat je inderdaad zwart-op-wit onder ogen krijgt als een (nog oningevulde) factuur. En geheel individuéél kwam Cor destijds met het eindeloos geciteerde gedicht (uit de cyclus Het dagelijks leven):
Verkoopster: Zal ik het prijsje er af halen?
Klant: Nee, laat u het prijsje er maar op zitten.
In dit somma- en prijsverband was het naderhand dan ook een optimaal functionele oplossing van boekomslagontwerper Leendert Stofbergen (óók al uit de school-Labey/Rotterdam) om als visualisatie op de paperback-cover van Vaandrager's Totale poëzie een stréép, daaronder een cesuur (waarin de titel) en daaronder weer een dùbbele streep te zetten: éven afrekenen! Natuurlijk impliciet met de poëzie van de Vijftigers. Want zo waren ze óók wel weer, van De Nieuwe Stijl (DNS), van welke naam het tweede woord zonder eind-‘e’ in de reclame zo ongeveer het meest gebruikte woord is. De àchterkant van Vaandrager's Totale poëzie liegt er ook al niet om. Leendert Stofbergen heeft hem voorzien van een flink plus-teken, dat dus een consequente ‘uitwerking van de idee’ van de voorkant is (immers: aan afrekenen gaat totaliseren vooraf, dus optellen) en bovendien de positieve meerwaarde van het boek indiceert. Als die al niet zou blijken uit de tekst ernaast van Hans Sleutelaar. Ik citeer: ‘Armando, C.B. Vaandrager, Hans Verhagen en ik vormden in de eerste helft van de jaren zestig een literaire bende van vier. Ons dreef een nieuwe opvatting van de realiteit, die uitmondde in de zogeheten Nieuwe of Totale Poëzie. In wat wij destijds met de taal wilden doen, is Vaandrager het verst gegaan. Op elke bladzij van dit boek zegt hij ongewone dingen in doodgewone woorden. Stelselmatig is hij bezig het geijkte woord opnieuw te ijken. Ook inhoudelijk blijft hij hardnekkig trouw aan zichzelf. Hij zoekt het mysterie consequent in de onvervalste werkelijkheid. Zijn dichterschap is compromisloos. Kom daar eens om.’ Inderdaad: waar vind je dat nog? Ook het boek zèlf, dat in 1981 uitkwam, is zelfs bij De Slegte niet meer verkrijgbaar. Dus als u het ergens ziet liggen, moet u het maar gewoon annexeren. Geheel conform de ooit door de Rolling Stones geadviseerde techniek zoals die in voorkomende | ||||||||||||||||||||
[pagina 17]
| ||||||||||||||||||||
gevallen ook door Cor werd toegepast. En waartoe hij u aanspoort in het titelloze gedicht op pag. 58 van zijn laatste bundel Sampleton:
Mens, durf te claime.
Mooi ten prooi.
Anderzijds was Cor ook niet te bescheten om de herkomst van een quote gewoon wèl te vermelden. In dit geval verwijs ik naar pag. 50 van die zelfde bundel, waar een eveneens titelloos gedicht eindigt met:
Er is simpelweg geen uitweg (toege-
schreven an André van Duin).
Uitweg? By the way: Henk Blanken schrijft ergens dat de bundel Sampleton nauwelijks meer werd opgemerkt. Dank je de koekoek, denk ik dan: die zelfde Henk Blanken vertrouwde mij in Amsterdam, tijdens de presentatie van Jan Eilander's debuut Altijd te laat, toe dat ie Sampleton eigenlijk helemaal NIX vond, weet je wel. Maar met zo'n standpunt ligt het ook voor de hand dat door hem nauwelijks meer werd opgemerkt dat er wel dégelijk aandacht is besteed aan Sampleton. O.a. door Rob Schouten in Vrij Nederland. Deze recensent, die zelf ook dichter schijnt te wezen, meent dan, dat de fo-ne-ti-sche spelling die Vaandrager hanteert hem voorkomt als een zestiger-jaren-hebbelijkheid (hij bedoelt waarschijnlijk: een jaren-zestig-onhebbelijkheid). Voorts, volgens Schouten, krijg je niet de indruk dat Vaandrager nog wenst te communiceren. Maar Rob Schouten moest 's wéten. Ooit bracht ik, samen met Theo Janssen, die nu al weer vier jaar taxichauffeur is in Rotterdam, een bezoek aan Vaandrager in de psychiatrische kliniek Delta. Bij die gelegenheid wist Cor, tussen twee langdurige stiltes door, haperend uit te brengen dat ie niet meer kon ‘communiceren’ (als ex-katholiek onthóu ik zo'n woord) en dat ie dat ‘heel pijnlijk’ vond. Schouten heeft dus per se een verkéérde indruk gekregen, mede op basis waarvan ie in zijn recensie kan concluderen dat Vaandrager inmiddels ook op papier is vervallen tot (daar hèbbie 't weer) volslagen warhoofdigheid. Hij gebruikt nog net niet het woord ‘getikt’. Want dàn pas zou ie gelijk hebben: de poëzie van Vaandrager is inderdaad op een mechanische schrijfmachine getikt - zie het gedicht (Machineschrijven) op pag. 44 van zijn bundel Metalon. Tenslotte voegt Rob Schouten er nog een onjuist citaat aan toe: hij schrijft dat ie wel moest lachen om de regel (het zijn er twee): ‘Vanille bestelle. / Bastille bestorme.’ Zodat meneer ècht niet heeft gelachen om wat er stáát, namelijk: ‘Vannelle bestelle. / Bastille bestorme.’ Vermoedelijk rookt ie geen zware shag. Goed. Till so far de aandacht die aan de bundel Sampleton werd besteed door Rob Schouten. Want ook ikzelf heb niet zo gek lang geleden, maar éérder dan Rob Schouten, mijn gedachten over deze lang niet gekke bundel van Vaandrager op papier gezet. De titel van mijn ‘recensie’ luidt simpelweg Sampleton en ik laat haar voorafgaan door een gedicht-in-dialoogvorm van Cor uit zijn bundel Metalon: | ||||||||||||||||||||
[pagina 18]
| ||||||||||||||||||||
Is-ie... moeiluk met... sgrijve?
Makkeluk zou ik um nie wille noeme.
Ja, kweetnie. Wat zâk zegge? De tijd van Maasoeverloos geouweteringhoer in de literaire ruimte is in ieder geval voorbij. Zeker waar hier met zo'n anderhalf A4 moet worden volstaan. So. Komt SAMPLETON 1 × ter sprake, dan hoor je al gauw als main complaint (hoofdpijn krijgie d'r van): nogal fo-ne-tisch, hè? Voorwaar. Maar laat men daar zijn of haar ‘Raymond Queneau’ dan op naslaan. Of anders op z'n Nederlands als gebiologeerd koekeloeren naar het vierde woord in de titel van Remco Campert's boek Het leven is vurrukkulluk (eerste druk 1961). Van Jan Oudenaarden weten we voorts dat hier ter stede (Rotterdam dus) in de volksmond de letter ‘n’ aan het eind van een woord veelal wordt ingeslikt. Gelijk trouwens in SAMPLETON op pag. 33 de letter ‘t’ in de vertrouwde variant op ‘Lullaby of Broadway’ (by Doris Day?): ‘Lul die neem ze brood mee’, in welke zin ondertussen het principe van mijn, dijn en zijn met heel ze hebbe en houwe overboord is gepleurd, mede omdat je anders de techniek van het al of niet geruisloos annexeren wel op je buik kunt schrijven (Edding 3000 hangt er onder) en je dientengevolge totaal onvermoede linguïstische en/of idiomatische kansen bij voorbaat definitief Q8 ben(t). Wèl wordt die zojuist ingeslikte ‘t’ pertinent weer uitgesproken in de bekende lokale afscheidsgroet ‘Ik gaat’, in SAMPLETON ten grondslag liggend aan een notitie als ‘zo reageert ik daar op’ (pag. 49). Wat dat allemaal (en nog veul meer) betreft is SAMPLETON dan ook hèt straatvoorbeeld van een verantwoord toegepast soort dialect (ask argot!) dat tot op de letter consequent verder gaat dan bij de volgens Jan Wolkers onvolprezen dichter A.C.W. Staring (1767-1840), die het woord ‘malkandur’ (zie METALON, pag. 13) nog elemaal met een ‘e’ schreef. E.e.a. doet deswegen veronderstellen dat de verschillende schrijfwijzen in SAMPLETON van het woord ‘gereedschap’ (pag 24, 44 en 47) door de heren tekstbezorgers Martin Bril/Hans Sleutelaar stráál over het hoofd zijn gezien, evenals de schrijfwijze van het woord ‘gedichte’ op pag. 84, dat oorspronkelijk (zie cover IN STAAT VAN OPROER/ROTTURDAMSE GEDIGTE) i.p.v. met ‘ch’ met een ‘g’ is bedoeld, conform in de eerste zin op de achterflap van SAMPLETON het enkelvoudige woord ‘gedig’, want zeker dáár alzo geschreven met de implicatie van het Engelse werkwoord ‘to dig’: ‘Dit is mijn gedig’ kun je voor het zelfde aantal woorden ook lezen als ‘Dit heb ik gedolven’, niet dan? En-trepot... SAMPLETON bevat in dit verband inderdaad een aantal nuggets, hier kriskras door malkandur de gedichten op pag. 61, 38, 12, 40, en 31, welk laatste 2-regelige gedicht (elke regel 3 woorden van 1 syllabe) tevens het toepasselijke motto vormt van Piano Gitaar. De vooruitgang volgens Bril van Weelden, een stripverhaal gewijd aan de kunst van het uitstel. In SAMPLETON komen verders naar boven: ‘panische verrukking’ (Schulte Northolt) naast ijskouwe registratie en verregaand laconisme afgewisseld door onmiskenbare staaltjes van boosaardigheid e.a. echo's van dodelijke ernst. Een Bezige Bij-annonce onder de 1-woords heading ONVERSCHROKKEN stelde dan ook volkomen naar waarheid (Truus in de reclame!) | ||||||||||||||||||||
[pagina 19]
| ||||||||||||||||||||
foto: Hansje de Reuver
Cornelis Bastiaan Vaandrager met zijn moeder | ||||||||||||||||||||
[pagina 20]
| ||||||||||||||||||||
dat SAMPLETON ‘vol sardonische humor en keiharde zelfspot’ zit. Maar dan nòg. Te verhelen of -halvedonkeremanen is ommers niet dat naar de essentie van menig gedicht in SAMPLETON plenty te gissen valt. Zelfs na herhaald en geconcentreerd, minutieus lezen, resp. woord voor woord (zwaar laten) wegen. Alsdan ook, geachte nwe. lezer (m/v), sluipt het syndroom naderbij van Henk Blanken, die over de gedichten in METALON schreef asdat ie d'r geen ene jota uit wijs kon (warrig van werd?): ‘... maar zelden kan ik op de rollende zinnen reageren. Ik probeer ze te duiden, zoek naar een betekenis, wil me in die grimmige poëzie wurmen, en juist daarom - vermoed ik - “begrijp” ik het niet.’ Wie nochtans weigert dit Henk Blanken-syndroom greep op zich te laten krijgen; wie de hier en daar op zijn minst inderdaad weinig toegankelijke poëzie in SAMPLETON desalniettemin wil ‘kraken’, zij wellicht op het spoor geholpen met de hint in de laatste zin van het gedicht (history and mine) op pag. 20: ‘Ik kripto.’ Bij dezen alvast den puzzelaar heil! (Einde ‘recensie’.)
Wat dan van pas kan komen bij dat puzzelen, een goeie stimulans, is dat u dope-gebruiker bent (of bent geweest) en dat u oog hebt voor de legio verwijzingen naar de consumptie van allerlei drugs in het werk van Cor, met name naar het roken van marihuana en hasjiesj. Een snelle inventarisatie uit vier gedichtenbundels:
Uit Zij het gehavend:
Uit WIEL 8 niet die den Mensch beziet:
Uit In staat van oproer/Rotturdamse Gedigte:
Uit Metalon:
De laatste regel is oorspronkelijk het 2-regelige gedicht onder de titel Arena, dat is opgedragen aan Mr. Jan O. (= Oudenaarden). Het is 1 van de weinige gedichten waarvan de titel niet tussen haakjes staat. Jan Oudenaarden, desgevraagd in Teatro Popular voorheen Arena, kan zich niet herinneren ooit iets dergelijks tegen Cor te hebben gezegd. Aangenomen moet dan ook worden dat het eerste woord van dit gedicht (‘Azzie’) een verwijzing is naar de tweede regel van de titel van Jan Oudenaarden zijn eerste boek ‘WAT ZEGGIE? / Azzie val dan leggie!’. Te | ||||||||||||||||||||
[pagina 21]
| ||||||||||||||||||||
meer waar Cor in het gedicht (Insulindestraat), nadat ie heeft geschreven ‘azzie van Schiekade kom’ opmerkt: ‘hè / hè weer die Oudenaarden onder hamur- /tjus, ksst!’ Voor de rest ligt de pointe van dit gedicht natuurlijk in de spelling-CBV van het verkleinwoord ‘blowtje’ in combinatie met de suggestie dat ‘azzie’ dat ‘blootje’ wil, je beter maar meteen zèlf in je nakie kan gaan staan i.p.v. te wachten tot iemand anders zich voor jou ontkleedt (mocht zo iemand al in de buurt zijn). Wat volgens mij eveneens over dope gaat is het gedicht met de titel (I need more). Er staat een asterisk achter de titel, beneden a/d pagina herhaald met de vermelding: ‘Iggy Pop’, een notoire speed-addict en het pop-idool van Cor Vaandrager, die op een geel met rood bedrukt visitekaartje zelfs de paspoortnaam van Iggy Pop, Oosterburg, als pseudoniem gebruikte. Het gedicht in zijn geheel luidt:
Dat kan wel zijn.
Dat wil nog niet zegge.
Dat bedoel ik.
Onmiskenbaar over speed, in de vorm van methedrine, gaat Cor zijn bekende gedicht Vleeswagen naar Parijs, dat prozaïsch nader staat uitgewerkt in het hoofdstuk The French way op pag. 170 en 171 van De Hef:
De cabine zindert, twee maal lang haar
met gitaar. Ik val mijn lifters niet lastig
met vragen over drugs. Ik ben goedkoper
dan de trein, en slik gratis metedrijn.
Ze kunnen een zware van me draaien.
Geen gerook van dat andere spul, dan
worre we draaierig en zijn we te lul.
Ik rij in 1 ruk door.
Bij Reims moet ik zeiken als een makke beer.
Doen als ik, de stutten trekken, het loopt
al in me overall. Geen sterveling te zien,
toch pik ik gindse boom, voor een
brede, schuimende straal, merkwaardig
want wat drink ik nou?
‘Aarappels afgegoten en
naar het vlees gekeken.’
Geen antwoord, geen schrammetje aan
de gitaren. Ik zoek een zender met weinig
gelul en veel muziek.
Ik buig mij over het stuur en vraag om vuur.
Ik paf en sla beleefd een zuurtje af.
Ik pak mijn thermosfles en spoel wat
meetjes mee. Ze zien alleen elkaar en ik
zet grote ogen op, en andere muziek.
Nou is die hang naar dope er bij Cor altijd al geweest sinds ie ergens in '63 het boek Stimulantia van de Deense professor en doctor Knud Möller ontdekte: een dikke pil van 396 pagina's waarin het complete scala aan stimulerende middelen van absinth tot zwavelwaterstof wordt behandeld. En Cor was niet de enige die zich al gauw aan allerlei spul te buiten ging. Je kreeg in Rotterdam een complete scene, die onderling bij elkaar over de vloer kwam en in mekaars boekenkast stond te rommelen. Dan werd bijvoorbeeld De man met de gouden arm van Nelson Algren uitgeleend tegen Morfinist van dr. J. van Arkel Zegwaard, Opium van Jean Cocteau tegen The Scene van Clarence L. Cooper, A Hatful of rain van Michael Vincente | ||||||||||||||||||||
[pagina 22]
| ||||||||||||||||||||
Gazzo tegen Hooked van Phil Kirsch, The Fantastic Lodge van Helen MacGill Hughes tegen H is for Heroin van David Hulburd, Drugs van Peter Laurie tegen LSD van Constance A. Newland, Drugs and the mind van Robert S. de Ropp tegen The Creeping Flesh van Douglas Rutherford en ga zo maar door. De praktijk bleef niet bij de theorie en de literatuur achter: er werd geslikt, gesnoven en gespoten dat het een lieve lust was. Soms vond dat expliciet zijn weerslag in wat er door deze of gene op papier werd gezet. Zo wemelt het alleen al op pag. 87 van Arie Gelderbloms gedichtenbundel Gekkenwerk van de medicijnen, sufmakers, pepmiddelen en regelrechte crazydrivers: pethidine, opium, diacid, saridon, trilafon, prominal, valium, dexedrine, ritaline, efedrine, efetonine,purple hearts, panto's, captagon, belladonna, vitamine B2, nozinan, chloral, tuinnal, serenase en amfetamine. Terwijl Jules Deelder zijn voorkeur voor het laatste verwoordde in het distichon:
Een leven zonder speed
is het leven niet.
Amfetamine is, afgekort tot amf, ook het spul waar Cor naar op zoek gaat in het gedicht (AMF SVP), waarvan de laatste regel, naast een aantal andere van Cor, onlangs nog werd geciteerd door Herman Brood in het t.v.-programma Boek in Waterland:
Pik, slaap je? Ja of nee.
Nou ik (iets in mij) moet gaan. Mag ik?
Gelegenheden die open blijven
te over op beide Maasoevers.
Manoeuvres (man-uren) van oevreuzes.
Zijn idee van zeeman Zinbad.
Ik betreed zijn kaai-uit.
Ik moet helder zijn en ingewanden niet
overgeven.
Eerst dorst je niet.
Eerder rust je niet.
Het toilet is op de gang.
Wij zijn niet bang.
Ik lig goed.
Als jij ligt, doe ik het uit. Trust.
Van iets uitdoen is ook sprake in het gedicht (Zomaar, zomer):
Deel van me
klop maar, ik laatje
toch niet buite.
Ik kan niet zeggen
dat je veel zon krijgt
Gaat verandere.
Doen we wat aan,
uit, bedoel ik.
Deel van me, jij moet.
Typisch een gedicht dat alleen maar geschreven kon worden door Cor Vaandrager, die al in 1 van zijn vroegste gedichten, Writers at work, laat weten: ‘Mijn hart is intakt. Heb kontakt / met dat hart.’ ‘Hartelijk van Cor Vaan’ schreef ie in mijn exemplaar van zijn bundel Metalon. Dat wil zeggen: Hij tekende een hartje met daarachter | ||||||||||||||||||||
[pagina 23]
| ||||||||||||||||||||
foto: Hansje de Reuver
Cornelis Bestiaan Vaandrager (l) en Frans Vogel | ||||||||||||||||||||
[pagina 24]
| ||||||||||||||||||||
de letters: e, l, u en k (hart-eluk). In mijn exemplaar van zijn bundel Sampleton schreef ie: ‘Op naar underground smash NOVILON’, dat de laatste bundel in een trilogie moest worden. Zelf heb ik in Sampleton een krantefotootje geplakt van het Leopoldbeeldje achter museum Boymans-van Beuningen. Op dat fotootje zien we, boven de kop van de dichter Jan Hendrik Leopold (1865-1925), op de muur geschreven: ‘CAID is HERE’, waarbij ‘CAID’ dan de titel is die Cor voor zijn nieuwe prozaboek had bestemd. Maar vooral heb ik dat fototje er in geplakt omdat het dichterschap van Leopold soms de raadselachtigheid moet hebben gehad die je af en toe ook in het werk van Cor tegenkomt. Dan is het gedicht in zijn intertekstualiteit (ahum) ondoordringbaar: het gedicht is dan Vaandrager's eigenste feestje, in hermetische eenzaamheid gevierd. ‘Kicken’ in het vocabulaire van Cor. (Franky werd door zijn vijftienjarige broer Dennis flink belast. Die werd in mei al apart tot jeugd-tbs veroordeeld voor de moord op een onbekende, illegale Turk. Hij verklaarde onder meer dat Franky een man in stukken had gehakt met een bijl. ‘Kicken,’ zou Franky tijdens zijn daad hebben gezegd, - de Volkskrant, donderdag 17 augustus 1995.) Maar voor het overgrote deel van zijn werk, zeker van het proza, wordt ook de lezer die kick deelachtig. Vraag maar aan Dirk van Weelden, die bijvoorbeeld De Reus van Rotterdam heeft gekoesterd als het best gelukte prozaboek dat De Nieuwe Stijl heeft nagelaten. Hij legt ook uit waaròm: ‘In de Reus van Rotterdam zijn gebruiksaanwijzingen, krante-artikelen, reclameteksten, interviews, verhalen, liedjes, brieven, oude dagboeken, sprookjes en citaten met elkaar gelijkgeschakeld. Of het nu zelf geschreven is of niet, het zit als ready-made ingeklemd tussen de kaften van dit nieuwrealistische boek. Het boek heeft geen plot, geen vastomlijnd thema of chronologie. De eigenlijke held van het boek is een metafoor: De Reus van Rotterdam die drie gedaanten verbindt, maar zonder commentaar, interpretatie of verhaal: de historische en tragische “lange man” Rigardus Rijnhout, Vaandrager zelf en het groothandelsgebouw, het eerste gebouw dat na de oorlog in Rotterdam verrees.’ Dirk van Weelden geeft ook volmondig toe schatplichtig te zijn aan Vaandrager: Arbeidsvitaminen, het boek dat ie samen met Martin Bril schreef, kan worden gelezen, naar zijn eigen woorden, ‘als een alfabetisch geordende dwarsdoorsnede van een geestverwantschap (...) waarin we verbluffend dicht bij (...) onze conclusie uit de lectuur van De Reus van Rotterdam bleven.’ Het hoofdstuk Cultuur in Arbeidsvitaminen is zelfs regelrecht geïnspireerd op een gedicht van Cor:
Hedenavond tombola.
Vele aantrekkelijke prijzen,
waaronder de onderbroek
van Harry Mulisch.
‘Een vrij onbenullig gedicht’ schrijven Bril Van Weelden, ‘maar goed, die Rotterdammers blonken uit in dat soort dingen. Het kon allemaal.’ Maar zó onbenullig is het gedicht niet of Bril van Weelden gaan blind voorbij aan de ambiguïteit van het woord ‘aantrekkelijke’ in dit | ||||||||||||||||||||
[pagina 25]
| ||||||||||||||||||||
gedicht: het heeft hier ‘betrekking’ op een prijs die èn attractief is èn die je aan kunt trekken. - een dubbelzinnigheid die al in de jaren '60 in advertentieteksten voor lingerie en textiel kon worden aangetroffen in een formulering als ‘- aantrekkelijk geprijsd’. Bovendien weet in ieder geval Martin Bril nu dat dit gedicht in het oeuvre van Cor een cruciale plaats inneemt: Vaandrager neemt er stelling in ten opzichte van de schrijverij en het schrijverschap à la Harry Mulisch, die hem nog meer kan vertellen. Er komen trouwens in zijn werk bij herhaling passages voor die over het schrijven gaan (ook dáárom wordt ie een writer's writer genoemd). In dit verband citeer ik uit De Hef de overgang van pag. 161 naar 162: ‘Wie weet wat er staat? (...) “Lepeltje”: Stopie heb weer wat geschreven, natuurlijk Post-vaandrager. Trouwens, allemaal: Vroegindeweij met zijn kleine kutbundeltje, Martin Lusse en Jules Deelder, Gelderblom, Koop en Leynse... zonder de Nieuwe Stijl analfabeten, met misplaatste grappen, en kleren die geen mannetjes maken.’ Dat is dan de visie van Cor anno 1975 (een visie, overigens' die hij mij voor m'n rekening laat nemen, maar soit). Inmiddels, anno 1992, is Rien Vroegindeweij (elders in de spelling-CBV: Rien Vroegikjewat) een gearriveerd publicist en heeft Jules Deelder de carrière gemaakt waarvan ik zelf al in 1979 het financiële succes voorzag, zoals in U allen de ballen! zwart op wit te lezen staat: ‘Hier wordt poëzie pure poen. Hier wordt kunst groot geld. In coupures van tausend. Ritselend. Joh. Enschedevers. (...) Aan het loket voor de uitbetalingen toucheert hij nu de revenuen van zijn werk, één ogenblik lang twee handen die een lief pakket duizendjes keurig tezamen voegen. Knisperend.’ Wat vervolgens eveneens met poëzie en poen van doen heeft is de inbraak die Cor ooit pleegde in het winkeltje van Woutertje Pieterse (zelf zou ie het een break hebben genoemd). D' affaire staat uitvoerig beschreven in het boek van Eddy Elsdijk. Maar waar het mij om gáát zijn de drie vragen die Eddy Elsdijk zich over Cor stelt voor ie met zijn verhaal op de proppen komt. Die vragen luiden namelijk: ‘Wie was er nou eigenlijk de reus van Rotterdam? Hij toch zeker? Wat hadden die drie lilliputters met poëzie te maken?’ En dan moet het antwoord op die vragen luiden dat Cor in literaire zin inderdaad onmiskenbaar boven hen uitsteekt. Of ie nou een schietijzer bij zich droeg of niet. Wat trouwens in betreffende story niet helemaal klopt. Of beter: wat pertinent niet waar is, de prachtige regel ten spijt van zijn kompaan Armando: ‘Het is bier met revolvers, het is muziek.’ Wèl heeft het imago van Cor als een triggerhappy soort bandiet minstens 1 gedicht opgeleverd, afkomstig van die andere architect van De Nieuwe Stijl, Hans Sleutelaar:
Is het waar dat jij, de vriend van mijn jeugd,
je wilt wreken op mij? Er wordt verteld
dat je gewapend gaat. Ik staar in het duister
en overdenk je lot. - Mijn god.
Hoe dan ook: voor eeuwig blijft ‘in het duister’ wat er met n'importe wie zou zijn gebeurd als Vaandrager wèl met een blaffer op zak zou hebben rondgelopen. O ja, over (niet) schieten gesproken: plotseling schiet mij iets te binnen. Een herinnering uit de tijd dat Cor nog samen met zijn vrouw Hetty en dochter Isis in de Witte | ||||||||||||||||||||
[pagina 26]
| ||||||||||||||||||||
van Haemstedestraat woonde, toen De Hef nog in de smaak was (moest een bestseller worden, vond ie) en er al flink door 'm werd gebruikt, amfetamine en zo. De anekdote typeert het particulier soort humor dat ie kon hebben. Humor waar in dit geval zijn benarde thuissituatie aan ten grondslag ligt en die óók nog 's te maken had met schrijven op wereldniveau. Goed. Ik sta dus op zekere dag voor zijn deur. Omdat op de plaats waar zich normaal de huisbel bevindt alleen maar een groot gat is te zien, bonk ik enkele malen met mijn vuist tegen de buitendeur. Ik hoor gestommel van iemand die de trap af komt. De deur gaat open en tegenover mij, in de deuropening, staat Cor Vaandrager in ontbloot bovenlijf, dat onder de zwarte vegen en olievlekken zit, om zijn nek een fietsketting en in zijn rechterhand een levensgrote baco. Op mijn vraag wat er met zijn bel aan de hand is (ik geloof niet dat mijn stem erg vast klonk) geeft Cor het onsterfelijke antwoord: ‘Geen bel, ja. No bell: een mens moet wat dóen om die Prijs te krijgen...’
Frans Vogel |
|