Passionate. Jaargang 3
(1996)– [tijdschrift] Passionate– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 6]
| |
[pagina 07]
| |
Je kunt er de klok op gelijk zetten. In sommige reacties op het juninummer tekent zich een houding af die even voorspelbaar als nietszeggend is: die van ontevreden conservatieven die mompelen dat vroeger alles beter was. Ook het epistel dat u verderop aantreft en handelt over dit maandblad is hier een goed voorbeeld van. Deze uit de hand gelopen woedeaanval, waarin leestekens soms even hinderlijk aanwezig zijn als verkeersdrempels in provinciale buitenwijken, is een goedbedoelde maar evenzeer tot mislukken gedoemde poging ons met klassiekers om de oren te slaan, aangezien de artificiële filippica tegen de schrijvende jongeling blijft steken in het luidruchtig benoemen van enkele randverschijnselen, daar het de auteur op pijnlijke wijze ontbeert aan een weldoordachte en zuiver geformuleerde visie op de artistieke koers van dit lang niet meer groene blaadje. Maar laat ik u zelf oordelen. In de literaire wereld hoor ik regelmatig dit soort geluiden. Onlangs was ik op een bijeenkomst waarin ik ze weer veelvuldig opving. Sommige erudiete literatoren grossierden er zelfs in. Ik ben de eerste om te erkennen dat het mij op dit moment aan veel ontbreekt - geluk en zo - maar ik ben dankbaar dat ik niet die hang naar voorbije tijden heb en ik bid God op mijn blote knieën dat ik nooit zo seniel zal worden dat ik, bij een glas goedkope rode wijn, ga verlangen naar dat wat nooit geweest is. Voor mij is iemand die beweert dat het vroeger beter was bij voorbaat verdacht, omdat het meer zegt over de huidige situatie waarin diegene zich bevindt dan zijn oprechte waardering voor een bepaalde periode. Het is niet meer dan het pathos van de grijsaard die zijn onvermogen met het heden om te gaan verbergt achter een simpele, maar o zo valse, verering van het beeldende proza van de Galliërs - om de grote Asterix maar eens te parafraseren. Neem nu bijvoorbeeld de commotie die ontstaan is over de constatering dat onderzoek heeft uitgewezen dat veertienjarigen gemiddeld maar vier minuten per dag lezen. Boekverkopers schreeuwen moord en brand en cultuurwetenschappers reppen van een literaire apocalyps, ook al heb ik me laten vertellen dat er in Nederland vorig jaar meer boeken dan ooit zijn verkocht. Nu weet ik natuurlijk niet wat u deed toen u die leeftijd had, maar toen ik veertien was, en voor even niet achter het tienerbureau mijn deel beroerde, stond ik me meestal ergens op een straathoek te vervelen, of probeerde onder een afdakje een jonge deerne te zoenen. En àls ik las dan genoten Bob Evers en uiteraard Achterberg de voorkeur - die commissaris, wel te verstaan. Volwassenen die met terugwerkende kracht al op zeer jonge leeftijd bedwingers van dikke pillen waren, neem ik niet al te serieus. En de enkeling die wel zijn puberteit in afzondering heeft verlezen, is er vaak niet gelukkiger op geworden: het chagrijn druipt van zijn smoel en zijn pen kan hij vaak alleen nog maar in azijn dopen. Slechts zieke geesten die geplaagd worden door de frustratie van een gemiste tienerliefde misgunnen het grote kind zijn onbevangen pubergeluk. Waarom zou je Tolstoj gaan lezen als je samen met je meisje naar MTV kunt kijken? Bovendien is het beruchte onderzoek veel te | |
[pagina 08]
| |
conservatief doordat er niet gekeken is naar moderne communicatiemiddelen als het wereldwijde computernet. Sinds Passionate op Internet staat hebben die veertienjarigen natuurlijk helemaal geen tijd meer om nog zoiets als boeken te lezen. Het mag waar zijn dat veranderingen elkaar steeds sneller opvolgen, nieuw zijn ze natuurlijk niet. Papier zal een minder prominente rol gaan spelen dan het nu doet, ook al heb ik - waarschijnlijk net als velen van u - een nostalgische hang naar een boekenkast met werken die je in de hand kunt nemen, die je kunt betasten, waarin je kunt bladeren en aan het papier kunt ruiken hoe oud ze zijn, en meer van dat soort sentiment. Maar het kind dat op dit moment achter zijn PC opgroeit en als een spin in zijn web informatie uit alle hoeken van de wereld vergaart, heeft hier natuurlijk geen boodschap aan. U moet zich voorstellen dat ook de bibliothecaris van Alexandrië ooit mismoedig zijn hoofd schudde toen een jongeling met een rol perkament onder de arm kwam binnenwandelen. ‘In wat voor tijden leven we eigenlijk?’ verzuchtte hij 's avonds tegen z'n vrouw, die kortstondig een succesvolle carrière als zangeres van The Bangles had gehad. ‘Zit ik vanmiddag op m'n gemak De Nijlbode te lezen, komt er zo'n trendy student met dat postmoderne perkament de bibliotheek binnenlopen. Je weet niet wat je ziet: mijn bibliotheek besmet door dat jonge, hypegevoelige volk! Het gaat niet goed met onze jeugd, ze lappen de traditie van de papyrusrol aan hun laars en lezen onze klassiekers niet meer.’ (Overigens, als hij geweten had dat dit de gevreesde, als student vermomde, pyromaan van Gizeh was geweest, had hij wel wat anders gedaan dan zijn hoofd geschud, maar dit terzijde.) Wat mijzelf betreft: de kans is niet gering dat ik over een jaar over dertig - het gevecht tegen de drank nog altijd niet verloren - wordt uitgelachen door een stel opgeschoten jongelui die in deze stad een blaadje uitgeven (alleen de Nieuwe Rotterdamse Kunststichting (NRK), onder de bezielende leiding van Martin Borsboom - de Nieuwe Meneer Martin van de Kunststalling - is niet erg enthousiast). Wanneer ik hen een floppy met mijn column overhandig hoor ik ze bijna hardop denken: ‘Ha, die ouwe lul werkt nog met WP 5.1....’ Al doet het gemeentearchief nog zo haar best, eens zullen deze woorden voor de opgroeiende Nederlander onleesbaar zijn. Dan is hetgeen wij schrijven voor het nageslacht niet langer bereikbaar. Maar dat streven zou ook een overspannen ambitie zijn, aangezien ook de wereld wel een keer ophoudt met draaien. Gelukkig maar, want je moet er toch niet aan denken eeuwig voor deze woorden verantwoordelijk te zijn.
Giel van Strien | |
[pagina 9]
| |
[advertentie] | |
[pagina 10]
| |
|