Passionate. Jaargang 3
(1996)– [tijdschrift] Passionate– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 06]
| |
[pagina 07]
| |
Je rent door het klaslokaal waar je leerde lezen, achtervolgd door een donkere schim. Voor de zoveelste keer passeer je het tafeltje waaraan je plaatsnamen op commando opdreunde. De juffrouw met de kunstarm lacht schamper om je angst, terwijl ze met één hand aardappels schilt. Wim die allang dood is staat in de hoek met een pijpje bier. Je wilt hem om hulp vragen, maar het is alsof je keel is dichtgeknepen. De vermoeidheid verlamt je benen en bij de plaat van het turfschip van Breda krijgt de lugubere variant van Zorro je te pakken. Hij grijpt je bij het hoofd en duwt met duim en wijsvinger je ogen in de kassen. Je ontwaakt, maar de schim blijft op je oogbollen drukken. Verdwaasd kijk je naar de Prodentglimlach van een reporter met vastgeplakt haar. Wat hij zegt dringt niet helemaal tot je door, totdat je brokken kauwgomengels ontwaart en het idee hebt dat aan het voeteinde de Thunderbirds zich hebben verzameld. Waarschijnlijk zijn ze zojuist op Mars geland en wordt de leider van de expeditie geïnterviewd door een mondiale nieuwszender. Hoe de tocht verlopen is krijg je echter niet te horen, want de Thunderbirds maken plaats voor een lijst met namen die langzaam door het beeld glijdt. Het schijnt om hotels te gaan waar men de t.v.-zender kan ontvangen. De gasten van de betreffende hotels zitten naar een station te kijken waar men verneemt dat ze in die hotels naar dat station kunnen kijken. De lucht van verbrand brood dringt je neusgaten binnen. Je maag protesteert en laat grommend haar afkeuring blijken. Het is alsof hij geeuwt, maar vergeet om de mond weer te sluiten. Je hebt het idee dat dit niet goed gaat en wilt overeind komen, maar nu drukt de schim je met tien vingers de ogen in, zodat je je snel weer terug laat zakken en je hoofd verkoeling zoekt op een koud stukje laken. Om de jeukende pijn te verdrijven zou je het liefst je schedel lichten om eens lekker de binnenkant te krabben. Je zou je oogbollen aan de achterzijde masseren en kalmerend toespreken, dat het allemaal goed komt en zo. Opnieuw eist de maagstreek alle aandacht op en met wrijven probeer je de gemoederen te bedaren, maar je weet dat je moeite tevergeefs is. Je laat de hand zakken en geeft je over aan de opwellende katergeilheid, de enige toevlucht waar je tijdelijk van de schim verlost bent. De weervrouw met het rechthoekige gezicht dat uit één stuk is gehakt, verandert in een mannequin uit de nieuwe zomercollectie. De truttige schoudervulling maakt plaats voor geraffineerde lingerie en met zwoele stem voorspelt ze een nat voorjaar. Met een zucht laat je haar verdwijnen. Dan heeft de schim vrij spel en ben je overgeleverd aan zijn grilligheid. Er is geen gedachte meer waarop je je kan concentreren, geen afleiding is nog bestand tegen de wijze waarop hij huis houdt in je lichaam. Hij perst zijn hoofd tegen de wand van je buik, zijn handen klauwen zich om je hersenstam, hij trappelt ongeduldig in de toppen van je vingers, het is alsof hij eruit wil maar de uitgang niet kan vinden. Je weet dat | |
[pagina 08]
| |
dit het moment is om het bed te verlaten, dat als je nu blijft liggen er een soort premortale ontbinding optreedt, die gepaard gaat met een stank van rottende eieren vermengd met oud zweet. Bij de zevende keer dat je tot drie telt slaag je erin het ledikant uit te klimmen. Een moment wankel je en zoek je steun bij de boekenkast. Je hebt slechts één gordijn gesloten; daglicht vermengt zich met het zwakke schijnsel van een drietal schemerlampen. Na een paar minuten, maar dat kan evengoed een paar uur zijn, weet je wat je de hele tijd al gehoord hebt: de zeurende, brommende toon komt uit de boxen van je stereoset. De volumeknop draai je van 10 naar 1 terug en je twijfelt over wat je zal opzetten, totdat de schim een beslissing neemt en je de powerknop indrukt. In de keuken begin je te kokhalzen bij de aanblik van verschraald bier in een beduimeld glas. Je wendt je blik af en hebt de tegenwoordigheid van geest om de stekker van het tostiapparaat uit het stopcontact te trekken. De verkoolde boterhammen zijn voldoende om je maaginhoud naar boven te laten komen. Op een drafje volg je een chipsspoor naar het toilet, alsof je vannacht Klein Duimpje heb gespeeld. Het verzet wordt gestaakt, je geeft je gewonnen en zakt op je knieën voor de pot. Een penetrante urinelucht verdrijft die van de mislukte tosti's en heeft op je maag een uitwerking als een rode lap op een stier. Met de kwijl nog aan je kin strompel je de gang in, om in een vlaag van morbide zelfkastijding de spiegel van de muur te rukken. Het asgrauwe gelaat is dat van de schim, die geheel bezit van je heeft genomen. Wezenloos staar je naar de persoon die je niet bent, je knijpt in een wang die de jouwe niet is. Het is op dat moment dat je de eerste herinnering aan de avond ervoor te binnen schiet. Misschien maar voor een seconde, of zelfs nog minder, heb je het interieur van het café waar je gisteravond geweest bent op je netvlies. En in de gauwigheid meende je ook John en Xandra te zien. Je weet dat dit de eerste wee is en het geheugen de vorige avond gaat baren. Het heeft geen zin je er tegen te verzetten, het beste is gewoon om af te wachten en af toe een handje te helpen wanneer dit nodig is. Je kan het vergelijken met het leggen van een puzzel, zo'n jig-saw van 1000 stukjes, waar je vroeger een hele winterdag mee zoet was. Net zoals toen begin je eerst met het leggen van de rand, want dat is het makkelijkst en je hebt de ruimte afgebakend. Het laatste doe je de lucht of de zee, al weet je niet of die erbij zit. Want in tegenstelling tot vroeger heb je geen voorbeeld tot je beschikking. Angstig zit je voor het raam, want je vreest de afbeelding die te voorschijn komt.
Giel van Strien | |
[pagina 09]
| |
[advertentie] | |
[pagina 10]
| |
|