Ten slotte
Ik zag de Fat Boys voor het eerst in het clipprogramma Music Box van Super Channel. Drie ontzettend dikke zwarte mannen in bajeskleding sprongen trampolines op en af en buitelden door het beeld. Ze hadden het grootste plezier, en de muziek was al net zo zorgeloos - vette jaren zeventig beats, schaamteloze dameskoortjes [in die tijd helemaal uit], en humoristische raps van de drie heren.
Ik haalde hun LP The Fat Boys Are Back bij de platenbieb. Hier hoorde ik voor het eerst de talenten van Darren Robinson, de human beatbox van het gezelschap. Met zijn mond en zijn keel wist hij allerlei percussiegeluiden te maken. Schrapen, klakken, hijgen, ik weet niet wat hij allemaal deed maar het paste naadloos in de muziek.
De teksten van de raps kenmerkten zich door een positieve benadering van de eigen individualiteit, en ze pleitten voor het ongeremd genieten van de genoegens van het leven. ‘So let the foods gather, my teeth won't chatter/ eat anything on a soulful platter/ and I'll get fatter and just get better/ but don't follow me if I climb a ladder.’
Dat de teksten een getrouwe afspiegeling waren van hun levensstijl, begreep ik uit artikelen over de Fat Boys. Darren Robinson alleen al bracht ruim 200 kilo op de weegschaal. Het trio, zo las ik, heette aanvankelijk Disco 3. Toen ze een talentenjacht in Brooklyn hadden gewonnen kregen ze een platencontract aangeboden. Tijdens een tournee door Europa waren de rekeningen van hun roomservice dermate hoog, dat hun getergde promotor hen de naam ‘Fat Boys’ gaf.
Niet lang na mijn kennismaking met de Fat Boys hoorde ik op de radio de Skinny Boys, in vele opzichten een tegenpool. Het werd gedraaid door mijn favoriete DJ John Peel, dus ditmaal was mijn enthousiasme wat meer verantwoord. Rip The Cut, heette het nummer, en ik was weg van de uitgeklede sound, met zuigende scratches en een loeiharde bas. Ik was verkocht voor de rap.
Dè rapgroep in opkomst was toen Public Enemy, een radicaal gezelschap uit New York. Ik kocht hun eerste twee LPs, waarop loeiende sirenes en een hoop noise gepaard gingen met kwade teksten over de racistische [media-] terreur in de VS. Wat een power, dacht ik in typische PE-terminologie. De enige dissonant, de militaristische poses op de hoezen, nam ik maar op de koop toe.
Wel schrok ik toen ik de autobiografie van Malcolm X las. Hoe kon een man die zo in en in fout was de held zijn van Public Enemy en vele andere rapgroepen? Maar het deksel ging pas goed open bij de derde Public Enemy LP, Fear of a Black Planet. Misschien waren ze overmoedig geworden door