Passionate. Jaargang 3
(1996)– [tijdschrift] Passionate– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 40/t]
| |
Het Belang van Poëzie 1Vanaf nu zult U op deze plek maandelijks een verhaal over poëzie aantreffen. Het geschrevene zal de verschillende genres van recensie, essay en polemiek omvatten. Actualiteit, oude Grieken en middeleeuwse hofdichters zullen in de loop van het jaar aan bod komen. Theoretische bespiegelingen over begrippen als traditie, perfectie, innerlijke stem, de mythe van het genie en het recht op tegenstrijdigheid, maar ook subjectieve kritiek losgelaten op de nieuwste bundel van de nieuwste hype-dichter van de zoveelste wanhopige uitgeverij zullen samen met voorbeelden van hoe het wel moet hier hun plaats vinden.
Doelstelling van deze rubriek is om de hedendaagse poëzie op haar merites te schatten, om de oudere poëzie van stof en vooroordeel te ontdoen, om de eigenschappen te formuleren waaraan laat-twintigste-eeuwse poëzie moet beantwoorden, om het belang van poëzie wederom tot onderwerp van gesprek te maken.
Mijn streven is om iedere maand verslag te doen van hetgeen ik in de vier voorafgaande weken aan taal ben tegengekomen. Ik weet dat het hoog gegrepen is, dat het najagen van samenhang binnen een levend en derhalve voortdurend aan verandering onderhevig organisme als taal snel het karakter van een spookgevecht kan krijgen. Het zij zo, ik vertrouw erop dat iedere tegenwerping van de kant van de taal, iedere poging van haar om aan mijn defenities te ontsnappen, gepaard zal gaan met minstens zo veel ideeën voor nieuwe schrijfsels. Moge de weg lang zijn en onvoorzien! | |
[pagina 41/T]
| |
In Memoriam
| |
[pagina 42/u]
| |
scherp worden gezet, terwijl het verstand en het kritisch vermogen niet zozeer worden uitgeschakeld, alswel opgeschort. Brodsky's poëzie laat net als het werk van zijn voorgangers Mandelsjtam en Tsvetajeva een oververzadiging van taal zien. Het ene moment bevindt de schrijver zich op een brug over één van de vele kanalen in het voormalige Leningrad, een volgend moment zweeft hij als een havik door de ionosfeer, converseert in een park in Parijs met Mary Queen of Scots, om vervolgens in één van de weinige autobiografische gedichten voor eens en altijd duidelijk te maken dat zelfbeklag ongewenst is en dat niemand hem in de rol van slachtoffer zal zien. De overtuigingskracht van zijn poëzie ligt in het feit dat, naast de virtuoze beheersing van het vak, alles wat tot het rijk der verbeelding behoort binnen zijn vermogen lijkt te liggen. Door het in de meest onvoorziene combinaties samenvallen en over elkaar heen schuiven van beelden, klanken en verhalen ontstaat er een kristalvormige structuur die een eenheid en een samenhang suggereert zoals die door veel hedendaagse schrijvers als onhaalbaar en niet meer van deze tijd wordt geacht.
De wereld bestaat uit naaktheid en uit plooien,
met in de laatsten meer liefde dan straalt uit gezichten.
Zo wordt ook de heldentenor in de opera mooier
hoe meer hij zijn aria's naar de coulissen gaat richten.
Ik kijk in de nacht, en de blauwe pupil in mijn ogen
spoelt zijn lens met een traan die er glans aan verleent.
En de maan in het hoofd is een plein, leeggezogen,
zonder fontein. Maar wel van eender gesteent.Ga naar eind4
Het werk van Joseph Brodsky is tegelijk persoonlijk en afstandelijk. De in zijn gedichten vaak aanwezige ik-figuur eist niet de aandacht voor zichzelf op, maar zet de lezer er toe aan om samen met hem de wereld opnieuw, van een afstand en met verbazing te bekijken. De wereld die hij te zien kreeg maakte hem tot een pessimistisch dichter, met dien verstande dat in het woord ‘dichter’ zijn optimisme besloten lag. Dankzij de taal kan er immers vorm worden gegeven aan leegte, wanhoop en aan andere zaken die in vormloze staat een mens kunnen overweldigen. Zijn ongeloof en verzet t.a.v. alles wat bekend werd geacht betrof ook de taal. Brodsky was een dichter die zich veel aan de traditie gelegen liet liggen, maar die het tevens als noodzaak zag om uitdagingen aan te gaan: nieuwe versvormen, nieuwe thematiek en uiteindelijk ook een nieuwe taal. [Deze instelling is waar ik op doel, wanneer ik zeg dat hij poëzie schreef zoals er naar mijn idee nu poëzie geschreven moet worden.] Veel van zijn gedichten vormen cycli, pagina's lange gedichten met een, naar Russische gewoonte, vast rijm- en metrumschema. Daarnaast schreef hij sonnetten, stanza's, elegieën, vrije verzen, gedichten met schijnbaar kinderlijk simpele metra, vlindergedichten, en om met de man zelf te spreken: etcetera, etcetera. Brodsky was ook een meester van de opsomming, van de hele en de halve herhaling. In zijn ‘Grote elegie voor John Donne’ uit 1963 laat hij gedurende meer dan tweehonderd regels zien hoe met de dood van | |
[pagina 43/U]
| |
de grootste zeventiende-eeuwse Engelse dichter, de wereld die hem omringde tot stilstand kwam.
Verstomd de kraaiekreet, het nachtelijk
uilegelach. Verstomd heel Engeland.
Enkel een ster. Een muis schiet bangelijk
voorbij. De wereld slaapt. De doden slapen
zacht in hun kist. Wie leeft slaapt in zijn bed,
gedompeld in de zee van zijn pyjama.
Alleen. En diep. Tegen elkaar, getwee.Ga naar eind5
Rijm, op een enkele uitzondering na, was voor hem onontbeerlijk. Afgezien van esthetische redenen bleef het een niet te verwaarlozen hulpstuk bij het voordragen van poëzie. Joseph Brodsky las met het timbre en de vervoering van een russisch-orthodoxe priester. Een spanningsboog van honderd regels kon hij volhouden zonder, naar het leek, ook maar één keer adem te halen. Het waren altijd de originele Russische versies van de gedichten en, al kon je er geen woord van verstaan, toch kreeg Brodsky direct gelijk in zijn opvatting dat de betekenis van een gedicht in de eerste plaats door haar klank wordt overgedragen. Nadjezjda Mandelsjtam, de weduwe van de eerder genoemde dichter Osip Mandelsjtam, herinnert zich Brodsky in het tweede deel van haar memoires als volgt:
‘Ik heb wel eens gehoord hoe losif gedichten voordroeg. Aan het vormen van de klanken neemt zijn neus actief deel. Zoiets had ik nog nooit bij iemand anders geobserveerd: de neusgaten worden samengetrokken, verwijden zich, de neusvleugels bewegen op allerlei manieren, iedere klinker of medeklinker krijgt een bepaalde neusklank mee. Dat is geen mens, maar een blaasorkest, maar afgezien daarvan is hij een heel lieve jongen, voor wie ik bang ben dat het slecht met hem zal aflopen. Dichter zijn, en bovendien Jood, is in onze tijd niet aanbevelenswaardig.’Ga naar eind6
*
Joseph Brodsky werd als Iosif Aleksandrowitsj Brodski op 24 mei 1940 geboren in het voormalige Leningrad, aan de vooravond van negenhonderd dagen Duitse belegering. Dit ‘inleidend hoofdstuk ter voorbereiding op het leven’ gaf de stad het uiterlijk van een overlevende, en zoals Brodsky in zijn essay ‘Tussen iemand en niemand’ opmerkt: ‘Een overlevende kan niet naar Lenin vernoemd worden.’Ga naar eind7 Het joods-russische milieu waaruit hij voortkwam omschreef hij zelf als ‘intellectuele middenstand’, zijn vader was journalist en persfotograaf, zijn moeder vertaalster. In die tijd had een Sovjetburger recht op negen vierkante meter privé-woonruimte, keuken en sanitair werden gedeeld met een aantal andere gezinnen. ‘Het wonen erin ontdoet je van alle illusies over de aard van de mens.’Ga naar eind8 Zijn negen jaren verplichte schoolopleiding vielen samen met de laatste, en vooral voor de joden ergste jaren van het Stalinbewind. Vanaf zijn vijftiende werkte hij als freesbankwerker in een | |
[pagina 44/v]
| |
kanonnenfabriek, het Arsenaal geheten, ook wel aangeduid met de veelzeggende codenaam: ‘Postbus 671’. Naast de fabriek lag een ziekenhuis en in het lijkenhuis aldaar vond hij zijn volgende baan. Aan de andere zijde van het ziekenhuis lag een gebouw dat ‘de Kruisen’ werd genoemd, Ruslands beroemdste gevangenis. Ook hier zou hij spoedig enige tijd doorbrengen, zodra hij het plan om dokter te worden had laten varen en in plaats daarvan gedichten was gaan schrijven. Na nog twee even verplichte als vergeefse visites aan psychiatrische inrichtingen verscheen er in november 1963 een artikel in een sovjetkrant met als kop: ‘Een literaire parasiet.’ Hierin werd gesteld dat ‘mensen als Brodsky niet in Leningrad thuishoren.’ Dit was de opmaat tot zijn arrestatie in februari 1964 en tot het daaropvolgende schijnproces dat ‘het werkschuwe element Brodsky’ tot vijf jaar verbanning en tewerkstelling in een gebied nabij de poolcirkel zou veroordelen. ‘Maar ik vond het niet zo erg, want zie je, ik hou van vervelende dingen, van onplezierige dingen, want bij onplezierige dingen weet je tenminste zeker dat er geen bedrog in het spel is.’Ga naar eind9 Ironisch genoeg was door dit proces de naam van Brodsky in binnen- en buitenland bekend geraakt en dankzij internationale pressie werd hij na ruim een jaar vrijgelaten. Acht jaar later, in juni 1972, werd Brodsky gedwongen de Sovjet-Unie te verlaten. Op de dag van zijn vertrek verzond hij een open brief aan de man die verantwoordelijk was voor zijn verbanning, partijvoorzitter Brezjnev. In deze brief maakt hij duidelijk wat zijn verbanning wel en niet zal veranderen: ‘Although I am losing my Soviet citizenship, I do not cease to be a Russian poet. I believe that I will return; poets always return, in flesh or on paper.’Ga naar eind10 Het formuleren van de redenen waarom een niet-politieke, laat staan programmatische dichter als Brodsky tot twee maal toe verbannen werd is een hachelijke zaak. Het zou impliceren dat in het Rusland van de jaren '60 en '70 mensen op vast te stellen gronden veroordeeld werden. De Opperste Sovjet had in 1961 een decreet uitgevaardigd waarin het opriep tot ‘intensivering van de strijd tegen individuen die geen sociaal nuttig werk verrichten’. Ondanks het feit dat de poëzie van Joseph Brodsky in de Sovjet-Unie nooit gepubliceerd werd [althans niet voordat hij in 1987 de Nobelprijs kreeg] was zijn werk dankzij zijn eigen voordrachten, ondergrondse uitgaven en heimelijk geïmporteerde westerse vertalingen bijzonder populair geworden. De meeste van de in het Engels vertaalde gedichten stammen uit de periode 1972-1985, maar uit de ongeveer twintig gedichten die ik ken van voor zijn verbanning kan je wel opmaken dat titels als ‘The End of a Beautiful Era’ en ‘To a Tyrant’ de grenzeloos cultuuroptimistische sovjetautoriteiten niet welgevallig zullen zijn geweest. Brodsky was niet zozeer geïnteresseerd in de dagelijkse gevolgen van een vergankelijk systeem als wel in de oorsprong van het, door hem vaak met een hoofdletter geschreven, Kwaad. Het Kwaad was voor hem de ‘ongelofelijke vulgariteit | |
[pagina 45/V]
| |
van het menselijk hart’, die wortel schiet wanneer de een zich beter gaat wanen dan de ander. Het is dan ook te simpel om in het werk van Brodsky het zogeheten Kwaad gelijk te stellen aan het sovjetsysteem, waarvan hij zoveel te verduren heeft gehad. Ook zou het te veel eer voor de geschiedenis zijn om te zeggen dat zijn werk en dat van vele andere dissidenten te danken is aan de dictatuur. Het was ondanks de repressie dat Brodsky een trefzekere poging deed om de continuïteit van de Russische literatuur veilig te stellen. Zijn gevecht tegen het communisme was een gevecht voor de cultuur. Na een kort verblijf in Europa vertrok hij naar de Verenigde Staten. Met het aannemen van het Amerikaans staatsburgerschap veranderde losif Brodski zijn naam in Joseph Brodsky.
*
Na ruim tien jaar in Amerika te hebben gewoond ging Brodsky over op het schrijven in het Engels. Zijn poëzie is hij altijd in het Russisch blijven schrijven [al heeft hij er, zoals gezegd, zelf schitterende Engelse vertalingen van gemaakt], maar de essays die vanaf halverwege de jaren tachtig verschenen waren het gevolg van zijn behoefte om zich een nieuwe taal eigen te maken. Al vanaf de tijd dat Brodsky nabij de poolcirkel de lange nachten kon vullen met studeren, hadden de Engelse taal en haar literatuur een grote invloed op zijn werk gekregen. Een deel van de essays gaat over door hem bewonderde auteurs zoals de eerder genoemde Marina Tsvetajeva en Osip Mandelsjtam, maar ook over niet-Russische dichters als Konstantinos Kavafis, Eugenio Montale en Wystan Hugh Auden. Echter voor een ander deel van de essays, de verhalen die gewijd zijn aan zijn jeugd, zijn ouders, aan Leningrad, is het van meer betekenis dat ze in het Engels zijn geschreven. In het essay ‘In anderhalve kamer’ beschrijft Brodsky in 45 korte hoofdstukken van vaak niet meer dan één bladzijde, het leven dat hij met zijn vader en moeder heeft gekend. Het is geschreven vlak na de dood van zijn ouders en het is via de Engelse taal dat Brodsky een poging doet om zijn ouders enige vorm van vrijheid terug te geven, een vrijheid die zij zich van voor 1917 nog konden herinneren, maar die zij sindsdien niet meer ervaren hadden. ‘Dit zal hen niet uit de dood doen opstaan, maar de Engelse grammatica zou op zijn minst wel eens een betere ontsnappingsroute uit de schoorstenen van het staatscrematorium kunnen blijken te zijn dan de Russische.’Ga naar eind11 Wat Brodsky met deze essays probeert te bereiken is om in het reine te komen met wat hij noemt: ‘de kwaliteit van mijn geheugen’. Het was een poging om de onverenigbaarheid te weerleggen van zijn Amerikaanse heden met het Russiche verleden. Het was een poging die uitliep op een aanklacht, omdat het geheugen alleen in details geïnteresseerd bleek te zijn. Met al zijn verbale kracht, met zijn strategie om het geheugen te geven wat het vraagt, namelijk een detaillering die | |
[pagina 46/w]
| |
reikt tot zoiets verfijnds als: ‘de roodachtige, licht ontstoken linkerwang van mijn moeder’, moet hij uiteindelijk toegeven ‘dat er geen continuïteit mag zijn, van niets.’ Precies hetgeen hij met zijn poëzie weet te bewerkstelligen, is dat waarvan hij in zijn meest geslaagde proza moet erkennen dat het in werkelijkheid niet bestaat. Het is vooralsnog onzeker of Brodsky in de laatste tien jaar van zijn leven ook nog gedichten heeft geschreven. Zijn onverschilligheid jegens publiceren doet hopen dat zijn bureauladen gevuld zijn, maar evenzeer is er een kans dat het Engelstalige proza beschouwd moet worden niet alleen als het vervolg, maar ook als de plaatsvervanger van zijn Russische poëzie. Met Brodsky heeft de Russische cultuur haar grootste dichter van na de Tweede Wereldoorlog verloren. Mandelsjtam, Tsvetajeva, Achmatova, Pasternak, zij hadden zich geen waardiger opvolger kunnen wensen.
In januari 1965 schreef de 25-jarige Brodsky een in memoriam voor de in die maand overleden Engelse dichter T.S. Eliot. De eerste strofe, in de vertaling van Charles B. Timmer, luidt als volgt:
Hij stierf in januari. 't Jaar begon
met vorst bij de lantaarn aan het balkon
en de natuur had nog te weinig zon
om hem haar fraai ballet te openbaren.
Elk raam vernauwt als het een sneeuwlaag torst;
elk kruispunt werd een plas bevroren korst;
in 't straatlicht stond de bode van de vorst
en sloot de deur op 't nachtslot van de jaren.Ga naar eind12
peter swanborn |
|