| |
| |
| |
Laura
‘Laten we teruggaan, straks zien ze ons,’ fluister ik en trek aan haar mouw. Waarom moet ik zo nodig het Huis van het Volk van binnen zien? Alleen maar omdat schildwachten mij vanmiddag de toegang hebben geweigerd?
Ik vrees dat dat de enige reden is. Twee mannen in vaalblauwe uniformen waren onverbiddelijk geweest. Ze toonden geen enkel begrip voor mijn argument dat ik alleen maar een paar foto's wilde nemen. Ze zwegen en leken dwars door mij heen te kijken. Door de overmacht staakte ik mijn poging en teleurgesteld droop ik af.
Toen ik vanavond aan Laura vertelde dat mijn bezoek op niets was uitgelopen lachte ze me uit. Ze zei dat we vannacht zouden gaan, wanneer we genoeg gedronken hadden en de schildwachten stonden te slapen. Maar ben ik langzamerhand niet te oud voor dit soort acties? Bovendien, dit is Roemenië. Komen hier niet de grootste problemen van? Laat ik hier eens en voor altijd mee ophouden. Niet meer liften met suïcidale Moldavirs die op de snelweg wedstrijdje met Russen willen doen. Geen onderdak meer accepteren van langbenige Bulgaarsen die je naar duistere achterbuurten brengen. Je financieel niet meer laten onderhouden door zigeunermeisjes met heroïne op zak. En vooral niet in het holst van de nacht met een jonge Roemeense het Huis van het Volk binnensluipen.
Ja, ik ben er te oud voor geworden. Het is mooi geweest. Tot nu toe is het altijd goed gegaan, maar je kan het lot niet blijven tarten. Bovendien wordt het tijd dat ik een bestaan in Nederland opbouw. Ik kan niet de rest van mijn leven over de poesta en door de Karpaten blijven trekken. Reizen is vluchten, dat weet ik ook wel. Dat wist ik al voordat een Franse atoomgeleerde in Lwow mij vaderlijk de les las. Als ik iets van mijn leven wilde maken, moest ik volgens hem als de donder naar Nederland teruggaan en mijn nek uitsteken. Je kon alleen gelukkig worden in de plaats waar je woonde. En anders moest je verhuizen. Met rusteloos ronddolen had nog geen mens wat bereikt. Ik zei hem dat hij niet wist waarover hij sprak. Hij kende mij helemaal niet en het was arrogant om met zo weinig informatie zo'n uitgesproken oordeel te vellen. Maar ik wist toen al dat hij gelijk had. En hoe langer ik ronddool door het uiteengevallen Oostblok, en hoe meer tijd er verstrijkt sinds het moment dat een Duitse vrachtwagenchauffeur mij nabij de Brienenoordbrug oppikte, des te groter wordt het gelijk van de Fransman.
Gisteren nog zei ik Laura dat ik van haar hield. Maar kan je echt van iemand houden die
| |
| |
je nog maar een maand kent? En die zoveel jaar jonger dan jij is? Natuurlijk, ze laat me niet onverschillig. Laura is geen meisje dat je onverschillig kan laten. Sinds die merkwaardige avond in het theatercafé en de emotionele nacht die er op volgde is er zelfs sprake van een hechte band. Zonder schroom toonde ze mij al haar kwetsbaarheid. Op een wijze zoals geen enkele vrouw mij dat ooit gedaan heeft. Ik schrok ervan, raakte geïmponeerd en liet de rol van wereldreiziger varen. Maar is het niet ontzettend veilig om van iemand te houden die tweeduizend kilometer van je vandaan woont? Veel kans dat ze plotseling voor je deur staat heb je bij een Roemeense niet. En daar ben ik bang voor. Laat ik er geen doekjes om winden. Ik ben bang om echt van iemand te houden. Van iemand die een paar straten verderop woont, die mijn eigen taal spreekt, die voor mijn deur staat wanneer ik het niet verwacht en die er niet staat wanneer ik er behoefte aan heb. Van iemand waaraan ik gehecht raak. Van iemand die je daarom pijn kan doen. Die verdomde Fransman met zijn nek uitsteken. Dat is bij mij niet nodig, had ik hem van repliek gediend, want mijn gevoel voor humor laat mij nooit in de steek. Wat wilde hij dan? Dat ik mijn spullen pakte, de trein naar huis nam en een vriendin de liefde verklaarde? Ik heb geen zin mij uit te leveren aan de grillen van een ander. Zij zou het geweldig vinden als ik een poging waagde. Vanuit de leunstoel toekijken hoe je het er vanaf brengt. En altijd vanuit de veiligheid van een relatie. Kom maar op, ga de strijd maar aan, bewijs maar eens dat je beter bent dan wie ik nu heb. Zoveel aandacht doet haar goed; haar lichaamstaal moedigt je aan. Ze voert je tot op het moment dat je te dichtbij komt. Dan bereik je een kritische grens, verandert haar houding en je wordt op afstand gehouden. Dit gaat door tot het moment dat je teleurgesteld afhaakt of totdat er een verschrikkelijke ruzie komt omdat je de grens overschrijdt. Naar de
vriendschap kan je fluiten en je bent slechts een illusie armer.
De Fransman reageerde geagiteerd op mijn woorden en zei dat mijn zwakte was dat ik mij bij voorbaat geen kans toedichtte. Zo dekte ik mij reeds tegen mogelijke teleurstellingen in. Op deze manier hoefde ik nooit enig risico te lopen. Ik zou nooit op mijn bek gaan, maar ik zou ook nooit aan het echte leven proeven. Ik zou genoegen moeten nemen met surrogaatrelaties en surrogaatbanen. Een surrogaatleven zou ik leiden, zonder noemenswaardige ellende, maar ook zonder het maximale eruit te halen. En hij begreep dat niet, want ik bezat toch uitstekende sociale vaardigheden, ik was slim genoeg, had een studie, waarom maakte ik niet van die mogelijkheden gebruik? Dat kon volgens hem maar door één ding verklaard worden en hij hield zijn wijsvinger in de lucht alsof hij college gaf. Ik bezat sterke gevoelens
| |
| |
van minderwaardigheid waarmee ik zou moeten afrekenen indien ik gelukkig wilde worden. Woedend beende ik de kroeg uit, de Fransman de vreselijkste ziekten toewensend. Ik was laaiend omdat hij het lef had gehad zich op hautaine wijze met mijn leven te bemoeien. Een pedante klootzak was het, wie was hij eigenlijk wel om mij te gaan vertellen wat ik met mijn leven moest doen? Ja, buiten zinnen was ik. Maar dat was ik bovenal omdat ik besefte dat hij de essentie van mijn bestaan had blootgelegd.
Laura tuurt op haar hurken naar de schildwacht die al minstens een kwartier op zijn plaats is blijven staan. Het lijkt wel een eeuwigheid; ik heb pijn in mijn bovenbenen door de ongemakkelijke houding. ‘We moeten hem met steentjes weglokken,’ zegt ze. Niets duidt erop dat ze haar voornemen het gebouw te betreden zal laten varen. En het zou me ook verbaasd hebben als ze zich voor mijn argumenten gevoelig had getoond. Als Laura iets wil, dan gebeurt het ook. Dat is het karakter waarom ik haar bewonder. Ondanks haar jonge leeftijd staat ze ergens voor. Al word je in een land als Roemenië natuurlijk eerder volwassen dan in onze verzorgingsstaat. Wie niet de luxe heeft maandelijks geld op zijn bankrekening gestort te krijgen, zal zelf moeten zorgen dat hij overleeft. Zij beheerst de kunst van het overleven zoals ook Nina het beheerste, maar dan op een andere manier. Laura volgt de legale weg, haar talenten zijn zo talrijk en haar persoonlijkheid is zo sterk dat ze zelfs in deze chaos en malaise een maatschappelijke carriëre gaat afdwingen. Ze spreekt nu al acht talen. Ze doet twee studies tegelijk, Duits en Engels, heeft in een maand Nederlands leren verstaan en begint het nu zelfs een beetje te spreken. Ik kan niet eens meer vloeken in mijn eigen taal zonder een standje te krijgen. Daarnaast is ze actief in studentenverenigingen, zit ze in commissies en besturen, beoefent een vechtsport en heeft baantjes om zichzelf in leven te houden.
Toen ìk negentien jaar was wist ik niet zo goed wat ik wilde. Ik zat bij moeder thuis en zag niet veel meer dan wat de blik over de dijk van de polder mij bood. Daar aan de overkant was het niet pluis. Daar werden zendelingen opgevreten en sodomie bedreven. Laura is op dezelfde leeftijd zo zelfbewust met haar toekomst bezig, dat ik het me nauwelijks kan voorstellen. Dat is de reden waarom ik haar bewonder. Niet waarom ik van haar houd. Wanneer we ons bloot geven, wanneer we laten zien dat we ook maar gewone mensen zijn die het allemaal niet zo goed weten, pas dan geven we iemand de kans van ons te houden.
Laura deed dat toen we van dat rare feest in het theatercafé terugkwamen. Ook al neukte ik haar al twee nachten, op de ochtend na de derde was het allemaal anders tussen ons.
| |
| |
En we waren niet eens met elkaar naar bed geweest.
Het had er eerst helemaal niet naar uitgezien dat de avond zo'n vreemd verloop zou krijgen. We bekeken foto's die ik in Budapest gemaakt had en ik trachtte Laura de juiste uitspraak van de Nederlandse woorden ‘huis’ en ‘heus’ te leren, want die merkwaardige klinkerverbindingen kostte zelfs haar veel moeite. Totdat ze meedeelde dat we naar een receptie van Nederlanders gingen. In het theatercafé zou deze plaatsvinden; personeel van de ambassade en docenten van universiteiten in Nederland zouden aanwezig zijn. Via haar docent Duitse Literatuur van de Middeleeuwen had ze vernomen waar en wanneer de receptie zou zijn. We moesten alleen nog een goede smoes verzinnen om binnen te komen. Ik luisterde geamuseerd naar haar plan, aanvankelijk in de veronderstelling dat het maar een spelletje was. Toen ze echter aanhield en ik begreep dat het haar ernst was, wees ik haar voorstel resoluut van de hand. Ik kan slecht liegen en zeker niet plotseling de diplomaat of docent spelen. Bovendien bezat ik helemaal geen kleding die bij zo'n gelegenheid past en met dit laatste argument dacht ik de zaak te hebben afgedaan. Maar Laura bleek zich goed te hebben voorbereid. Ze haalde een donkerblauw kostuum, inclusief stropdas en bijpassend overhemd, uit de klerenkast en zette een fles wodka voor me op tafel. Dat pak moest ik aantrekken en na een paar glazen wodka zou die smoes vanzelf wel komen. Daarmee was de discussie gesloten en ze begon zich om te kleden. Hoewel geen haar van mijn hoofd er over dacht dit bizarre idee ten uitvoer te brengen, schonk ik toch maar een glas wodka in. Want dat was altijd wel ergens goed voor. Ik zei haar onmiddellijk met die verkleedpartij op te houden, want ik ging niet naar het theatercafé. Het rokje dat ze op het punt stond aan te trekken smeet ze op de grond en ze begon me de huid vol te schelden. Ik was een lafaard die niets voor haar over had. Dat ik nou mijn hele leven alles had gekregen wilde nog niet
zeggen dat ik anderen die het iets slechter hadden getroffen niet hoefde te helpen. Ik zou haar vanavond kunnen introduceren bij landgenoten met vooraanstaande posities. Dat zou voor haar misschien de mogelijkheid bieden in Nederland te studeren of later bij de EG te werken. Als ik dan beweerde dat ik poëzie schreef, waarom zei ik dan niet gewoon dat ik dichter was. Een Nederlandse dichter met zijn mooie Roemeense vriendin zouden ze nooit durven weigeren.
Ik schonk nog een glas wodka in, want er rees bij mij een vermoeden dat deze strijd niet te winnen viel.
Ongedurig trommelde ze met haar vingers op de stoelleuning. Ik dacht toch zeker niet dat ze heel haar leven in deze stad zou blijven wonen? In deze metropool die in verre staat
| |
| |
van ontbinding verkeerde en waar de penetrante lijkenlucht je de adem ontnam. Alles was hier kapot. In de hele buurt functioneerde de telefoon al drie weken niet meer, zonder dat er iemand in de flat had vernomen waarom ze waren afgesloten. De stroomstoringen waren legio. Vorige week zat ze net naar Dallas te kijken en was het plotseling donker in de kamer geworden. Kon ze met een kaarsje in de hand haar bed opzoeken. Die imbecielen sloten iedere avond het water af, alsof je na negenen geen behoefte meer aan een douche had of niemand in Boekarest meer moest poepen. Er was nooit iemand die iets aankondigde en er was nooit iemand die iets uitlegde. Alles gebeurde hier maar gewoon en iedereen bleef er volkomen apathisch onder. Ze werd ziek van al die grauwe flats, die door betonrot waren aangevreten en waarvan balkonleuningen afbraken en het plamuur losliet. Alles was hier in verval en het zou alleen maar erger worden, want Illescu en zijn handlangers dachten alleen maar aan zichzelf.
Het had geen zin hier tegenin te gaan, want ik wist dat ze gelijk had. Gelukkig wist de wodka goed raad met mijn schuldgevoel.
Wat zat ik nou stom naar haar te kijken? Had ik dan echt gedacht dat ze zich zou laten ontmoedigen door het beeld dat de rest van de wereld van de Roemenen had? Vroeger voorkwam het IJzeren Gordijn dat ze de heilstaat zouden verlaten. De westerse landen hadden toen om het hardst geroepen dat dit onrechtvaardig was. Nu hebben diezelfde landen een muur opgetrokken om er voor te zorgen dat er ook maar één Roemeen in het rijke westen belandt. Maar zij zou er zich niet door uit het veld laten slaan. Hoe dan ook zou ze in het westen geraken. Niet door zich in het toilet van een trein te verbergen, of op vage advertenties te reageren en als prostituée in Amsterdam te eindigen. Nee, ze zou het door haar kwaliteiten en ambities bereiken. En vanavond zou in het theatercafé opnieuw een stap in de goede richting worden gezet. Want ze moest hier weg. Ze was het zat om telkens spaargeld in dollars te moeten wisselen omdat de inflatie zo hoog was dat de prijzen soms met de dag veranderden. Ze had genoeg van al die bestuurders van trams en chauffeurs van bussen die maar deden waar ze zin in hadden. Vandaag was ze weer bij zo'n klootzak ingestapt. Plotseling begon de buschauffeur een alternatieve route te volgen. Ze waren in een stadsdeel beland waar lijn 178 niet eens in de buurt hoort te komen. De bus had voor een flat halt gehouden en de chauffeur zei dat hij over een uur zou verder rijden. Want hij had nu pauze en ging thuis eten. En 's winters vroor het zo hard dat je zelfs binnen stierf van de kou. Dan moest ze met een haarföhn haar hand verwarmen omdat die anders te stijf werd om te kunnen schrijven.
| |
| |
In januari had ze zo bij drie graden boven nul een essay geschreven. Met in de ene hand een pen en in de andere een föhn. Ze wilde ook niet langer met de honden vechten die haar bedreigden als ze naar huis liep.
Dat was waarschijnlijk wel het ergst. Ik was als de dood voor ze en de eerste avond wist ik niet wat me overkwam. Vanaf de tramhalte moesten we vijf minuten lopen naar het huis van haar hospita. De wegen waren in deze wijk onverhard. Door een flinke regenbui waren ze in een modderpoel veranderd. Zo laveerden we in het donker om de plassen heen. Onze schoenen zakten geheel in de modder weg en Laura vloekte onafgebroken. Op het grasveld dat de wijk scheidde van de volgende sector was een groep zigeuners neergestreken. Bij een kampvuur maakten ze muziek en ik verlangde ernaar Nina te zien dansen. Laura leidde me langs de kale muur met de euforische liedtekst ole, ole, ole, ole Ceauşescu nu mai e! Toen doken de honden plotseling van alle kanten op. Als Laura op mij had gerekend, kwam ze bedrogen uit, want ik was doodsbang en kneep hard in haar hand. Ik hoorde ze hijgen en grommen en langzaam kwamen ze dichterbij. Laura zei dat ik stenen moest pakken. Ze begon de beesten met van alles en nog wat te bekogelen terwijl ze de vreselijkste dreigementen uitstootte. De honden hapten naar mijn schoenen en benen en ik ging nog dichter naast Laura lopen. Onder haar leiding bereikten we ongedeerd het appartement. Na die ervaring gingen we altijd met de taxi terug. Het liefst had ik de auto de flat in laten rijden, maar zover kon ik geen chauffeur krijgen. Zodoende wachtte er iedere nacht een confrontatie met de zwerfhonden.
Het gezicht van de man in de deuropening deed mij de moed in de schoenen zinken. Ik besefte echter dat er geen weg terug was en wenste hem in mijn eigen taal een goede avond.
‘Mag ik uw uitnodiging in ontvangst nemen?’ zei hij en lachte vriendelijk.
‘De uitnodiging?’ deed ik verbaasd, ‘moesten we die dan meenemen?’ Hij plukte aan zijn vlinderdasje en leek in verlegenheid gebracht. Laura toonde hem een gemaakte glimlach.
‘Dat was eigenlijk wel de bedoeling,’ zei hij toen, ‘maar wie heb ik het genoegen aan te kunnen kondigen?’
‘De dichter Giel van Strien en zijn Roemeense vriendin Laura Lakatos,’ zei ik op een toon die volgens mij alles verraadde. Hij knikte en zei dat we hem moesten volgen. Hij kondigde ons bezoek aan bij een man in pinguïn-outfit en met een zwart montuur met dikke glazen. Die nam ons vorsend op, waarbij hij zich waarschijnlijk mijn gezicht voor de geest trachtte te
| |
| |
halen. Ik stikte zowat de moord in het kostuum. Een nog altijd boze Laura had de stropdas geknoopt, want ik droeg nooit van die rare dingen. Maar dat had ze veel te strak gedaan, terwijl ook het kostuum mij te klein was. Ik had het idee dat ik in een maliënkolder rondliep. De pinguïn liep naar de microfoon op het podium en nam het woord. ‘De dichter Van Strien en zijn partner mejuffrouw Lakatos,’ klonk het door de ruimte. Ik voelde me zeer ongemakkelijk onder al die starende mensen die zich waarschijnlijk allemaal dezelfde vraag stelden. Laura was echter in haar element en straalde. Ze paaide de pinguïn met een glimlach en groette als een prinses de genodigden in het voorbijgaan. Als ze niet zo mooi was geweest had ik dit nooit gedaan. Ik nam de kortste weg naar de tafel met drank, greep het eerste beste glas en dronk het in één teug leeg. De whiskey brandde in mijn keel. Iemand naast mij vroeg of ik er zin in had en ik besefte dat dit niet de beste manier was om de achterdocht weg te nemen. Ik mompelde iets over het gebrek aan de betere dranksoorten in deze stad en vroeg wat de reden van zijn verblijf in Boekarest was. Dat deed ik bij zoveel mogelijk mensen, want bij dit soort gelegenheden is dat gebruikelijk. Op recepties moet je zo oppervlakkig mogelijk de tijd doden en zoveel mogelijk zuipen, wist ik uit de weinige ervaring die ik had opgedaan.
Laura's missie was een succes. Ik had ook niet anders verwacht. Haar plan was zo doordacht en haar gedrag zo geraffineerd dat er niets mis kon gaan. Ze had haar lippen vuurrood geverfd, het haar opgestoken en haar kortste rokje aangetrokken. Daar kon geen diplomaat of geleerde weerstand tegen bieden. Alleen de aanwezige vrouwen sloegen haar met minzame blikken gade. Waarschijnlijk zei hun intuïtie dat ze niet tegen dit geweld opkonden. Reeds na een half uur zag ik Laura de eerste adressen en telefoonnummers noteren.
Mij werd intussen het vuur aan de schenen gelegd. Tot nu toe was ik erin geslaagd om lastige vragen niet te beantwoorden. Wanneer iemand mij vroeg wat ik nu precies deed, of wie mijn uitgever was, dan maakte ik diegene attent op het mooie spel van de pianist of stelde ik vlug een wedervraag. Die strategie was nu echter niet meer toereikend en het zag er naar uit dat de tweede ronde veel zwaarder zou worden. De pinguïn had zich bij mij gevoegd, evenals de diplomaat met het koorballenhoofd en de aardige docent uit Leiden. Het koorballenhoofd had een eigenheimer in zijn keel en zei tegen de pinguïn dat hij geen enkel werk van Van Strien kende. Hij maakte de opmerking op een wijze alsof ik er niet bijstond en lachte laatdunkend. Hij sprak zo godsgruwelijk geaffecteerd dat hij door tien matrozen in zijn hol genaaid moest worden. Dan zou hij dat wel afleren. De pinguïn kaatste de bal naar mij en vroeg hoe mijn laatste bundel heette. Ik begon het Spaans benauwd te krijgen en brabbelde
| |
| |
wat onverstaanbare zinnen. Gelukkig bracht de Leidse wetenschapper uitkomst. Op zijn verzoek kon ik vertellen waarmee ik op dit moment bezig was. Zo verhaalde ik over mijn project over de Zwarte Zee waar ik al enige maanden aan werkte. Ik volgde de loop van de Donau naar de zee waarin ze uitmondde. De zoektocht naar de monding van de rivier legde ik vast in een dertigtal gedichten.
‘U bent eigenlijk een soort literaire Livingstone,’ merkte de pinguïn op.
‘Daarin vergist u zich. Livingstone was op zoek naar de bron, ik ben op zoek naar de monding. Dat wat achter ons ligt houdt ons gevangen, dat nog wat moet komen kan ons verlossen,’ zei ik pathetisch. Blijkbaar stelde dit antwoord de pinguïn gerust, want samen met het koorballenhoofd begaf hij zich naar twee vrouwen. Die stonden erbij alsof hun hele leven uit recepties bestond en gezien hun verveelde gezichten achtte ik die kans niet gering.
De wetenschapper was ongevaarlijk maar tergend saai. Hem verlaten durfde ik echter niet, want dat zou de kans dat ik door de mand zou vallen vergroten. Met gespeelde interesse luisterde ik naar het saaiste college dat ik ooit had gehoord. Oeverloos weidde hij uit over sonnetten, kwatrijnen, metra en welluidende buitenrijmen. Ik begon boos op Laura te worden die mij gevangene van deze veel te aardige en wereldvreemde man had gemaakt. In tegenstelling tot Laura kon ik geen kant op en het kon haar blijkbaar geen zier schelen want ze keek niet op of om. Ze stond met een jonge diplomaat te flirten en dat moest maar eens afgelopen zijn. De vlotte jongen dacht zich heel wat te kunnen permitteren en raakte haar om de haverklap aan. Ze liet het nog allemaal toe ook, trut die ze was.
Als een rekruut sluip ik achter Laura aan. Ik ben hartstikke gek dat ik dit doe. Ze denkt dat het een spelletje is, maar daar komt ze nog wel achter. Maar niets of niemand kan haar van gedachten veranderen. In een nis van het gebouw komen we overeind. Laura gebruikt de staaf die ze heeft meegesleept als breekijzer. Met een droge knap forceert ze het raam en ik houd de adem in. Geen enkele schildwacht lijkt het gerucht te hebben gehoord, want het blijft stil. Na een minuut opent ze het raam en stapt naar binnen. Ik werp een blik naar de straat waar een auto passeert en volg haar. Binnen is het aardedonker. Ze neemt mijn hand en leidt mij door het Huis van het Volk. Nu ik er toch ben, moet ik er maar van profiteren. Bovendien is het bouwwerk zo immens dat we niet snel zullen opvallen. Van dit grootste gebouwen-complex ter wereld wordt gezegd dat het elfduizend kamers heeft, verdeeld over zestien verdiepingen. De bovenste verdieping moest tot twee keer toe worden afgebroken omdat
| |
| |
Ceauşescu niet helemaal tevreden over het resultaat was. Ik overwin mijn schroom en neem op goed geluk een foto. We bevinden ons in een groot vertrek met een hoog plafond. Laura zegt me meer foto's te nemen. Telkens wanneer de flits voor een fractie van een seconde de ruimte verlicht ontdoet ze zich van een kledingstuk.
In de taxi kroop ze tegen me aan. De drank had haar opgewonden, en hitsig duwde ze haar tong in mijn oor. Ik weerde haar echter af. Ze dacht zeker dat ze het zo kon afkopen. Maar dan was ze aan het verkeerde adres. Ik was misselijk van de whiskey en kotste van de kwatrijnen. Gedurende de rit deed ik er het zwijgen toe. Ik voelde me misbruikt en had daar alle reden toe. Ze zei alleen maar dat ze van me hield omdat ze me nodig had. Ik was de springplank naar het westen. Zodra ze die had genomen was het gedaan met de liefde. Ze begon te zeuren dat ik niet zo nors moest kijken. Ik moest me verplaatsen in haar situatie. Dan zou ik namelijk hetzelfde doen. Wellicht zou het verstandig zijn als ze zich eens in mij verplaatste. Ik had me de hele avond in allerlei bochten moeten wringen. Alleen maar om haar een plezier te doen. Ik sprak met stemverheffing en door haar sussende woorden nam mijn boosheid alleen maar toe. Woedend sloeg ik het portier van de taxi dicht en schold ik op de honden. Laura volgde me gedwee en schuldbewust naar de slaapkamer. Daar begon ik mij direkt van mijn maliïnkolder te ontdoen. Toen ze zei dat het toch een gezellige avond was geweest ontplofte ik. Ik smeet de colbert en de stropdas op de grond en beet haar toe dat ik nog nooit zo voor lul had gelopen als deze avond. Laura begon hysterisch te huilen en gilde als een speenvarken. Gewekt door het tumult klopte de hospita op de deur. Ik draaide haar op slot en geprikkeld door het bemoeizuchtige gebons van de oude vrouw riep ik dat ze moest opdonderen en gaan slapen.
Na vijf minuten werden de onsamenhangde klanken van Laura enigszins verstaanbaar. Het kostuum was van haar broer geweest die tijdens de revolutie was omgekomen. Of eigenlijk erna, want de Ceauşescu's waren al afgezet en gefusilleerd. Haar moeder had hen verboden de straat op te gaan. Laura hield zich aan het verbod, maar Imre was er vanaf het eerste moment bij. Zodra het gerucht Brasov bereikte dat er in Timişoara een volksopstand was geweest verliet hij het huis en nam de trein naar Boekarest. Ze kwamen daar pas de volgende dag achter toen hij opbelde en zei voorlopig niet naar huis te komen. Haar moeder huilde en smeekte hem naar Brasov terug te keren. De eerste demonstraties waren reeds aan de gang en de spanning was om te snijden, 's Avonds hield haar moeder het niet meer uit en
| |
| |
was naar de hoofdstad gereisd. Ze drukte Laura op het hart geen voet buiten de deur te zetten. Zo volgde ze helemaal alleen, gekluisterd aan de televisie de gebeurtenissen in Boekarest. De volgende dag had ze eerst haar broer en later haar moeder aan de lijn. Ze probeerde Imre over te halen naar huis te komen, maar hij liet haar niet eens uitpraten. Hij was vijf jaar ouder dan haar en ze kon weinig tegen zijn enthousiaste stroom van woorden inbrengen. Vol vuur sprak hij over vrijheid en democratie. Hij zong zelfs een liedje voor haar waarin de communisten belachelijk werden gemaakt. Ze kende de cynische jongen die nergens in geloofde niet meer terug. Nog altijd voelde ze zich schuldig dat ze hem niet had kunnen bewegen naar huis te komen. Maar ze was te jong en niet mondig genoeg. Toen ze Imre vertelde dat hun moeder hem aan het zoeken was, werd hij woedend. Hij kon best voor zichzelf zorgen en voor revoluties had men geen moeders nodig. Dat waren de laatste woorden die ze van hem vernam. Een paar uur later had ze haar moeder gezegd dat het beter was naar huis terug te keren omdat ze Imre toch nooit zou vinden. Hij ging toch zijn eigen gang. Zo zaten ze samen voor de televisie, terwijl haar moeder een zenuwinstorting nabij was. Ze belden de universiteiten af, maar werden nergens wijzer. Totdat op een middag de telefoon ging en een man haar moeder meedeelde dat Imre dood was. Een meisje dat Andreia heette vertelde later wat er gebeurd was. Een paar dagen nadat de Ceauşescu's met een helikopter de stad uit waren gevlucht werd Imre door een sluipschutter vermoord. Velen hadden gewaarschuwd voor de Securitate, en ook Andreia had er bij Imre op aan gedrongen goed uit te kijken, maar hij sloeg alle waarschuwingen in de wind. Door de overwinningsroes achtte hij zichzelf onkwetsbaar, zo leek het wel. Nabij de verwoeste bibliotheek trof een kogel hem in het hoofd en hij was op slag dood.
Houd ik dan alleen maar van Laura omdat ik medelijden met haar heb? Omdat ze haar vader nooit ziet en haar broer dood is? Maar misschien is het veel basaler. Laura is een knap meisje, zo eentje waarmee je zo snel mogelijk naar bed wil. Zo was het ook mij vergaan toen ik de mensa van de universiteit binnenliep. Ik sloot achter Laura in de rij aan en raakte met haar in gesprek. Het was haar lichaam dat mij aantrok en wellicht is het nog steeds niet veel meer dan dat. Hoe primitief en weinig romantisch die gedachte ook mag zijn. Maar hoe komt het dan dat ik mij soms verantwoordelijk voor haar voel? Dat ik haar wil beschermen tegen al te opdringerige types? Of dienen die vaderlijke gevoelens alleen maar als dekmantel voor de vele vrijpartijen?
| |
| |
Eerlijk gezegd, ik zou op geen van deze vragen een zinnig antwoord weten. Het meisje dat hier voor mij een bizarre striptease houdt, is mij even vreemd als de taal die ze spreekt. Maar als ik niet eens in staat ben te beoordelen of ik van Laura houd, hoe kan ik dan ooit de raad van de Fransman opvolgen? Want dat is toch eigenlijk wat ik wil, gelukkig worden in mijn eigen stad. En zo lijk ik Faust wel, want ik ben teruggekeerd op het punt van vertrek. Vroeger dacht ik dat naarmate je ouder werd je de zaken beter ging begrijpen. Dat je een ontwikkeling doormaakte die je beter uitrust om met meisjes om te gaan. Nu zie ik hoe relatief deze volkswijsheid is, want ik voel me niet veel anders dan toen ik als vijftienjarige mijn eerste liefde na wat schuchter gezoen de bons gaf.
In ieder geval moet ik hier weg. Daar ben ik intussen van overtuigd. Boekarest is geen stad om gelukkig te worden. En Laura redt het ook zonder mij. Misschien redt ze het veel beter zonder mij dan ik zonder haar. Of eigenlijk weet ik dat wel zeker.
Het licht van een zaklantaarn verblindt me. Opgewonden stemmen weerklinken in de lege ruimte. Godverdomme, ik had het kunnen weten. Laura roept iets naar mij, maar door het geschreeuw kan ik haar niet verstaan. De schildwachten hebben namelijk de ontklede Laura ontdekt en alarmeren hun collega's. Ik raap Laura's kledingstukken bijeen en sommeer haar die snel aan te trekken. Zonder een woord te spreken hijst ze zich in haar spijkerbroek. Meer tegen mezelf dan tegen haar zeg ik kalm te blijven.
In de politiewagen naar het bureau moet ik mijn paspoort aan een vaalblauw uniform overhandigen. De man tracht mij op mijn gemak te stellen, maar struikelt over mijn christelijk verleden. ‘Killoesz,’ zegt hij met een verkrampte smoel alsof hij een nieuw merk bleekwater aanprijst. ‘Killoesz,’, laat hij er nogmaals - maar deze keer berustend - op volgen, want ik heb niet erg veel behoefte aan een praatje. Ik weet niet wat hier van moet komen. Het enige dat ik wil is een bed om te slapen. Laura lijkt totaal niet onder de indruk. Om mij gerust te stellen toont ze met een vrolijke lach mij haar vorderingen in de Nederlandse taal: ‘Het is niets, straks gaan we weer naar heus.’
giel van strien
|
|