Passionate. Jaargang 2
(1995)– [tijdschrift] Passionate– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 6]
| |
[pagina 7/C]
| |
De eerste keer was tijdens die lange hete zomer van 1976. Ik wist toen nog niet dat Parijs naast een verzameling indrukwekkende ansichten ook de residentie van een groot aantal schrijvers was. Sartre en De Beauvoir leefden toen nog, de eerste in de schaduw van de Tour Montparnasse, vanwaar ik als tienjarige de stad mijn liefde verklaarde. Kundera had zich reeds in de Franse hoofdstad gevestigd, maar zijn beste jaren moesten nog komen. Ik was hier echter niet van op de hoogte, ik kende slechts één boek en wist niet dat er naast God nog andere - en veel betere - auteurs bestonden. Want laten we eerlijk zijn, Gods proza is niet altijd even sterk. Als ik God was dan had ik de hele bijbel door Salomo laten schrijven. Stelt u zich eens voor dat Genesis tot en met De Openbaring van Johannes door de meesterhand van Prediker zou zijn geschreven. Hoe geweldig zou dit leven zijn. Halverwege de jaren tachtig trok ik met Ik, Jan Cremer in mijn rugzak naar Parijs. Want ook ik ging talloze vrouwen het hof maken. Ik verbleef in het goedkoopste hotel van de stad, ergens in de buurt van Port Royal. Een douche was er niet en als er brand uitbrak kon je je begrafenis wel vergeten. De dame en het hondje, die het hotel beheerden, waren toen al stokoud. Telkens wanneer ik terugkeerde was het de vraag of zowel het grijze vrouwtje als het hondje de winter hadden overleefd. Van die vrouwen kwam overigens niet zoveel terecht. Wel van Hermans, Camus en Nabokov. Met nauwelijks een franc op zak kuierde ik over legendarische boulevards en door minder bekende stegen. Uit de voormalige stamkroeg van Sartre jatte ik de menukaart, want ik was intussen student geworden. Nu ik na die heftige liaison in de jaren tachtig weer terug ben is het erg anders. Geen lange hete zomer deze keer, of eenzame middagen op Saint-Germain-des-Prés, maar liefde in tijden van bomaanslagen. In de ondergrondse mis ik de muzikanten en slaat mij de schrik om het hart bij iedere koffer. Parijs is zichzelf niet meer. Maar dat was al langere tijd zo. De grootheidswaanzin van de Franse presidenten hebben tot pompeuze bouwwerken geleid die de stad tot één groot Disneyworld hebben gemaakt. Parijs kent geen oorspronkelijkheid meer. Alles wat hier gebouwd, gedacht en gedaan wordt dient dat ene hogere doel: het snelste pretpark van de wereld worden. Geschikt voor het hele gezin. Altijd wat te doen en ook op zondag open. Sartre is dood. De Beauvoir is dood. De dame en het hondje zijn dood. En ik wandel met F. over Père Lachaise, al weet ik niet of romantiek en begraafplaatsen goed samengaan. Ze zegt dat ik niet moet zeuren over vroeger en dat ik oud word. Ja, ik weet het, ik word oud.
giel van strien |
|