Parmentier. Jaargang 19
(2010)– [tijdschrift] Parmentier– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 101]
| |
Marc Kregting
| |
[pagina 102]
| |
Joost met een ingezonden brief: ‘Volstrekt onjuist is de suggestie dat de Senseo tekenend is voor de mentaliteitsverandering die in Nederland gaande is. Dat een eenvoudig product iets zou kunnen bijdragen aan de mentaliteitsverandering is onzin. Ooit heb ik op een vraag van een journalist gezegd dat de kromming in het apparaat gezien kan worden als een vriendelijke butler die naar je toebuigt’. Als doorsnee westerse sterveling menen wij dat de ingezonden brief het medium bij uitstek is waarmee de common sense regeert, maar volgens Otto ligt dat echt genuanceerder. Het valt evenmin te ontkennen dat Daniel zijn parallel had getrokken op een symposium in de Koninklijke Nederlandse Akademie voor Wetenschappen te Amsterdam - en dus het kamp van de vermeende Senseotegenstander aan het behagen was geweest. Ten overvloede wist Patatronius te melden dat Joost afkomstig was uit Rotterdam, en ons was het opgevallen dat de betreurde vermoorde ‘at your service’ nogal bekakt had uitgestoten. Onderwijl werd op het Mediapark beslist dat er koffie geschonken kon worden naar eigen inzicht van oorsprong. Het viel daarbij niet uit te sluiten dat er alsnog één merk de hoofdprijs wegkaapte, want algemene navolging is toch wel een karakteristiek van de vrije wil. Niet dat het Otto deerde, druk als hij was meer bordjes tegelijk in de lucht te houden: zijn eigen laureaat, die van Jef, en de eerste klanten van zijn opleiding bij de PBNA. Beducht voor een pensioengat was Otto in de avonduren namelijk Rechten gaan studeren (‘advocaat van de duivel, dat zal wat binnenbrengen’), terwijl hij bij Adinda, een medestudente in de aanpalende richting Communicatie die hij ontmoette toen ze wat wilde doen met de elpeehoes van Making Movies, had laten doorschemeren dat zijn ‘passie in koffie’ lag. En hij werd haar onderwerp en zij bleek zo'n knappe kop dat Otto vlak nadat de post het bachelordiploma had afgegeven ineens op no cure no pay-basis wat zaakjes kon beheren voor Nespresso en voor Douwe Egberts. Geweldig, helemaal ‘zijn ding’, ware het niet dat Jef, die nota bene amper een verre vriend mocht heten omdat hij hem een ‘tunnelvisie’ verweet, zij het met een ontwapenende lach, nogal zichtbaar met zijn handen in het haar zat te zitten. De eerlijkheid gebood namelijk dat Jef geen los juryschap had, maar twee. Het andere was voor Pepperoni, die elke verifieerbare mening over literatuur meed. Hij was er bij toeval bij getrokken geraakt en stapelde het ene succes op het andere, zij het dat hij van de vakpers, waar hij gevoeliger voor was, optaters kreeg. De som noemde men in de jaren zeventig onzeker. Jef diende hem van een advies dat bindend moest heten. Punt was dat Pepperoni ‘in een ander segment’ zat, en er dus voor hem geen keuze viel te maken waar Jef zich gerust achter | |
[pagina 103]
| |
kon zetten. ‘Tussen populisme en elitisme gaapt nogal een gat, snap je.’ ‘Tussen Senseo en Nespresso ook, naar verluidt.’ Otto kon wat humeurig zijn in de afwerking, lijkt ons als doorsnee westerse sterveling, al hanteerde hij zelf de maatstaf van oprechtheid die een kameleon was en geen loewak (wiens schransen aan en uitkeutelen van bonen de beste koffie op aarde zou opleveren). ‘Laat me je dan ten minste eventjes Arnon versus Charlotte voorleggen.’ ‘Jij bent toch de kenner? En ik zeg toch dat ik bezig ben?’ ‘Ja ja. Maar een second opinion?’ ‘Luister, vouw plooi 34 van Rachels rokje open en beantwoord de vraag wat het voor zin heeft de wereld in te gaan om ervaringen op te doen als “het waar is dat de geur van versgemalen koffiebonen je telkens weer een smaak belooft die geen enkele koffiepot ter wereld, geen enkel Italiaans espressoapparaat je ooit schenken kan”.’ ‘Otto?’
Of het nu een gevolg was van de communicatiemiddelenbaaierd of niet, Nespresso en Douwe Egberts overlaadden Otto per fax, mail, sms en prints in enveloppen per snelpost met teksten die telkens dezelfde informatie leken te bevatten. En als inwijkeling durfde de nieuwbakken advocaat niet met een stalen gezicht te melden dat de fax het niet deed. Hij durfde zelfs niet nieuwe ladingen met sterk gelijkende documenten terzijde te leggen - zijn grootste angst was een cruciaal detail over het hoofd te zien. En telkens zat Jef er met zijn kanis tussen, niet letterlijk uiteraard, maar op zijn geheel eigen algemeen geaccepteerde wijze van het uitgooien van een hengeltje. Nespresso wilde dat Otto zich teweer stelde tegen Lavazza. Wat dacht dat firmaatje nu helemaal, dat reclames niet konden knipogen? De advocaat was geneigd het verkleinwoord voor de tegenstander uit te spelen jegens zijn opdrachtgever, immers een van de talloze poten aan Nestlé: dat concern had toch complete juridische afdelingen, met batterijen specialisten? Eerbiedwaardig beginner als Otto was slikte hij zijn gedachten in. Hij moest aan zijn voorland blijven denken. Hem was ter ore gekomen dat de grote baas van Nestlé, om precies te zijn de president van de Raad van Beheer, eventjes aanstipte te emigreren uit de natie waar de handel sinds 1866 opereerde, omdat de regering gesuggereerd had topsalarissen en bonussen te begrenzen. ‘Zeg Otto, wat koffie al niet kan doen in de begeleidende sfeer van het intermenselijk contact! Neem nu pakweg Jörgen Hofmeester, die in Tirza zijn drie jaar geleden weggelopen echtgenote, die ineens voor de deur staat, aanbiedt om te blijven overnachten: ‘“Waarom heeft hij niet gezegd: “Ik zal een hotel voor je | |
[pagina 104]
| |
bellen. Spreken we morgen nog iets af? Zullen we dan een kopje koffie drinken?”” Is dat niet vragen om complicaties? Ik citeerde, Otto. Otto? Hallo?’ Wij doorsnee westerse sterveling weten dat de vis die Otto ook is, aan het spartelen slaat. Och arme, wij raadplegen automatisch Patatronius voor zulke zaken, maar Otto werpt eens een blik op de klok, loopt naar de boekenkast, trekt er het een en ander uit en schuift de stapels papier naast het toetsenbord opzij. Waarna de zus-en-zomanager van Douwe Egberts belt, of er al ten minste een gedegen persverklaring is. Waarna Otto een ervaringsdeskundige inschakelt die op basis van een stuk of wat hierbij aangehechte documenten maar een eerste versie bezorgt. Voor het raken van de juiste snaar bij het publiek; de advocaat zal de feiten dan wel bijpoetsen. ‘Let's work, Jef!’ Is die outsourcing niet een beetje, hoe hebben we dat in de jaren zeventig als doorsnee westerse sterveling gehoord, een beetje: corrupt? Inmiddels denken we Otto goed genoeg te kennen dat hij op deze onmogelijke vraag slechts een doorverwijzend antwoord heeft (zoiets als: Douwe Egberts wil procederen tegen een provincie, dus is het mijn recht advies te halen bij een beroepsgroep die ik, als ik eerlijk en dus jaloers ben, provinciaal acht). Dat stomme, ogenschijnlijk jeugdige uitroepteken raakt ineens getekend door de jaren. Otto voelt die waarschijnlijk niet eens als hij Tirza doorneemt ‘op het koffiemotief’. Toch is het amper lezen wat hij doet, zoals vroeger, hij scant met al zijn routine en zuigt elk detail dat hem per ongeluk bij die daad ter ore kwam in zijn lezing. Die vrouw waarover Jef sprak (het behoort ‘over wie’ te zijn, maar tegen de bierkaai van het grosgebruik valt niet te vechten) is van verbazingwekkend weinig antecedenten voorzien en heet slechts De of Zijn Echtgenote. Dat kan een teken zijn van sleet, van middelbare leeftijd zeg maar, ware het niet dat er in de tekst iets zweemt van een overbewustzijn dan wel een lucide besef van haar aantrekkelijkheid bij mannen: ‘ze willen me niet, nog niet voor een kopje koffie’. Tevreden klikt Otto de mail aan, of reageert hier het computergestuurde lichaam dat elke drie minuten zoekt naar prikkels en daarbij de concentratie laat? Maar warempel, er is nieuws. Nespresso vraagt even tussendoor, of er toch niet gewoon, voor de toekomst, een copyright op de hemel valt te nemen? Oei, een heikele kwestie waarover de PBNA-cursus volledigheidshalve opbiechtte er nimmer de laatste update van te kunnen geven: door internet ontploft het zo ongeveer van de proefprocessen in die materie. Wellicht is het slimmer niet met jurisprudentie aan te komen zetten, maar met een aardige anekdote over auteursrecht bij wijze van parabel - een oude truc. Met dat verzoek for- | |
[pagina 105]
| |
wardt Otto Nespresso's mail gedecideerd naar, jawel, Patatronius. En dan wordt hij bang, herinnert zich zijn vraag aan Jef wiens daaraan voorafgaande vraag bij het verhoopte antwoord evengoed een gezaghebbend commentaar verdient: Arnon was niet de enige. De gang naar de boekenkast heeft Otto alweer gemaakt, en voor Koetsier Herfst verkiest Otto ditmaal het allerbanaalste, de openvalmethode. En na drie pogingen weet hij zich bijna een surrealist: ‘Koffie?’ vroeg ze. ‘Graag.’ ‘Apfelstrudel?’ ‘Graag.’ ‘Melk in de koffie?’ ‘Graag.’ ‘Suiker erbij?’ ‘Graag.’ ‘Voor een schrijver,’ zei ze, ‘is uw woordenschat tamelijk beperkt. Of bent u zenuwachtig?’
In het provinciehuis in Groningen werd sinds 1994 koffie met het Max Havelaar-keurmerk geschonken en de provincie eiste in 2007 bij de aanbesteding dat dit zo doorging. Maar het relatief mammoetgrote Douwe Egberts, vertegenwoordigd door de oneindig immensere moeder Sara Lee, spande een kort geding aan. Het had namelijk geen keurmerk, en vond dat zoiets niet mocht uitmaken. De rechter gaf Douwe Egberts ongelijk. Was dit bedrijf een ezel geworden toen het twee jaar later na een soortgelijke aanbesteding de provincie Vlaams-Brabant daagde? Of dacht het dat het notoir slome juridisch apparaat te België nog niet wist wat er benoorden voorgevallen was? Nee, het had inmiddels het label Utz Certified, dat tot in de Tweede Kamer was doorgedrongen. En het kon al jaren bogen op de actie ‘Een beetje warmte voor iedereen’. Voor elk gedurende de maand december verkocht pakje Douwe Egberts koffie van 250 gram werden via de Voedselbanken twee kopjes koffie geschonken aan minderbedeelden. ‘Tot zover de voorgeschiedenis,’ mompelde Otto. Misschien moest hij deze alvast aan zijn opdrachtgever overdragen, als het er nog om dezelfde mensen ging? Jef was hem voor. Vanzelfsprekend vroeg hij niet gelijk om zijn hete hangijzer van Pepperoni maar begon hij met een anekdote, die hij ‘verhaal’ noemde en die Otto van pas zou komen. Sara Lee motiveert de werknemers jaarlijks om buiten de werkuren belangeloos het welzijn van de medemens op lokaal niveau te verbeteren. Op uitnodiging was de krant eens mee geweest, toen tijdens de kerstperiode een paar bedienden de caritatieve vereniging Opération Thermos hadden geholpen met het uitdelen van koffie aan minderbedeelden op het Centraal Station van Brussel. | |
[pagina 106]
| |
Hooguit een voetnoot in de voorgeschiedenis, dacht Otto terwijl Sara een Venus van Willendorf werd en de Arnonvraag boven hem losbarstte. En hij citeerde de dialoog van Charlotte en stelde luchtig de tegenvraag wat daar nu elitair aan was en hoe het zat met het persbericht. ‘O, daar wordt aan gewerkt. Maar weet jij wat een hedge fund is?’ ‘Eh...’ ‘Jörgen Hofmeester in Tirza ook niet! Dus je bevindt je in goed gezelschap! Ciao!’ Iets beviel Otto wel aan dit soort straf: de nonchalance. Maar wellicht ook de bluf waarmee een gebrek aan activiteit geretourneerd werd in het bakje van de criticus. Bovenal hield hij van bladeren (en niet van onzekerheid). Jörgen is rond de zestig, zonder de spreekwoordelijke verlangenswaardige rijpheid te verwekken bij jongere dames. Wel stapt hij van een dorre belastingadviseur over naar een bank, die een jonge blonde juffrouw in dienst heeft, die hij zou willen kussen. Zij smeert hem beleggingen aan via dat duistere fenomeen hedge fund, waarop hij al zijn geld inzet en zij zegt: ‘Nog wat koffie?’ Als Hofmeester een klein jaar later terugkomt zijn de juffrouw en de koffie er nog, maar is zijn privékapitaal verdwenen. In de wereldeconomie, weten wij als doorsnee westerse sterveling, ons opdringende de nuance bij het personage aan te brengen. Hofmeester heeft wel degelijk erotisch succes bij jongere dames: hij wordt nota bene in zijn eigen schuur met een minderjarige vriendin van zijn dochter betrapt! Dan stuurt hij haar naar huis, per taxi, waarvoor hij ruimhartig honderd euro geeft. Wanneer hij niets meer hoort, contacteert hij haar over het wisselgeld en stelt hij voor te gaan ‘koffiedrinken’. Zij bestelt bij die gelegenheid een rode wijn en hij ook, ‘hoewel hij vast van plan was geweest het bij koffie te laten’. Zo'n man dus, al krijgt hij het wisselgeld terug. Iets beviel Otto niet aan dit soort tekst: de ijver. Maar wellicht ook het comfort dat de lezer wordt geboden van het typetje. Bovenal - vuige herhaling, Kregting. Arnon bulkt van het talent dat bij Pepperoni afwezig was, blootgesteld als je werd aan ambachtsbelediging, die dit niet langer peer reviewed merk niet aan te rekenen viel omdat hem er, naar Otto vreesde door heel wat Jefachtigen, om gevraagd werd. Daarom wrong bij Pepperoni's succes treurnis zich naar voren - zelfs werden er gedichten, summum van de aura, uit hem getrokken die in anoniemer tijden allerwegen waren geweigerd. Bovenal zou Otto liever iets vernemen van Patatronius, die normaliter forwards per kerende beantwoordt. Nespresso is te omvattend om er verhalen tegenaan te gooien, zelfs als die hun promotieacteur (indien er geen verwarring in de uitspraak optreedt aaneenschrijven) George betreffen. | |
[pagina 107]
| |
Dit idool van Adinda en ettelijke andere dames was in de recentste tv-spot zogenaamd gestorven, tot hij een deal wist te sluiten bij de hemelpoort. Precies die fungeerde in de jaren zeventig als ereboog voor armen die leden onder het onrecht, hun door het Westen aangedaan en waarvoor de keurmerken een eerste aardse leniging vormden. Over ‘kleine boeren’ kon al het schuldgevoel uitgestort. Ontkent Nespresso het bestaan daarvan in zijn postideologie? Welke klasse zou ontwerper Daniel de gebruikers toebedacht hebben? Een geste richting hen had het apparaat in geen van zijn varianten, en zelfs geen kleur: alles zwart en metaalgrijs wat er blinkt. Zoals Adinda, allerminst begeesterd door pure klank, met de grootst mogelijke vanzelfsprekendheid elpees verkoos boven cd's. Otto wilde bij zijn vervloekingen al de schepper betrekken, toen er een fax binnenviel van Sara Lee zelf: dat ze eraan hechtte nogmaals officieel te verklaren te streven om 10% van de koffiebehoefte rechtstreeks bij coöperaties van kleine boeren aan te kopen. Ook herhaalde ze graag haar doelstelling om binnen afzienbare tijd louter in duurzame koffie te doen. ‘Sara, mijn lief,’ lispelde Otto vanachter zijn bureau van de afhandelingsplaats. Mocht hij ooit zo oud als Jörgen Hofmeester worden, dan ging hij zeker plat voor haar beloftes en beleefden ze samen een déjeuner en fourrure.Ga naar voetnoot1 Alsof het zo moest zijn, belde Jef. Maar hij zei een ‘interessante’ jpeg te gaan mailen, met een verklarend knipsel erbij, gewoon voor de fun. Otto wachtte op het hengeltjesvervolg, voor de ontglipping waarvan hij een apart citatenbestand had aangelegd met naar hij dacht zo zijn eigen haakjes. ‘Wist je dat in Koetsier Herfst een vegetarisch restaurant bamboekoffie serveert?’ ‘Eh... en dat in Max Havelaar melding wordt gemaakt van koppi dahoen, ofwel thee van koffiebladen?’
Toen Otto zich bij de PBNA had ingeschreven, zag hij zich op LinkedIn al met ontelbare ‘connexions’ en dito ‘recommandations’, als doorsnee westerse sterveling die de twintigste eeuw achter zich heeft gelaten lachen we er maar om, omdat hij nu eenmaal het ronduit geweldig vond de uren te kunnen indelen naar believen, niet langer met lastige klanten te hoeven omgaan en, niet flauw doen, bakken geld te verdienen. Vooralsnog, heel eventjes, moest hij het stellen met bakken koffie. Hij haatte die oer-HollandseGa naar voetnoot2 uitdrukking, maar ze bevatte voor de ‘volle honderd procent’ de nuchterheid die nodig was om zijn lichaam te laten accommoderen aan zijn grote klussen. Het was alweer uren geleden dat hij zijn stoel onder het bureau van de afhandelingsplaats had geschoven en thuis aan de eettafel had plaatsgenomen achter zijn laptop, die een onbeduidende verschansing vormde vergeleken bij de informatief bedoelde | |
[pagina 108]
| |
papieren (‘Before printing, think about the environment’) die Otto van zijn opdrachtgevers gekregen had. Zijn outsourcing had nog immer niets dan het refrein ‘wordt aan gewerkt’ opgeleverd, maar de belofte voor de nabije uren besloeg al meerdere coupletten. En er was die jpeg, van ‘het toen nog prille Soedanese supermodel Alek Wek’, dat naakt in een gigantische witte espressokop poedelde. Dit voor het ‘fameuze Italiaanse koffiemerk Lavazza’! Otto voelde iets draaien, terwijl zijn stoel vier poten had. Patatronius zou uitsluitsel bieden. Voor de zekerheid, en opdat hij de eerste versie van het persbericht nog adequater kon corrigeren, nam Otto extra materiaal van Douwe Egberts door. Het gebruikte dan wel de term ‘boeren-koffie’ en had dus evenzeer een label, dat voldeed niet aan de voorwaarde van de provincie: een minimumprijs voor de boeren. Utz wou bij de aankoop van de bonen de vrije markt zijn werk laten doen. ‘Klinkt goed,’ grijnsde Otto, ‘maar daar is het al een miljoenenkwestie geworden’. En ha, daar was de mail. Patatronius, eindelijk. ‘Auteursrecht: waar wil je dat ik begin - vgl. eindeloos verhaal?’ Zo kon hij Nespresso niet klantvriendelijk te woord staan. Terwijl George nota bene makkelijk lullen had: hij mocht terug op voorwaarde dat hij bij Petrus zijn Nespressomachine en -capsules achterliet. Op de wereld stonden bovendien Adinda en de anderen te trappelen hem een warm welkom te bereiden (inclusief dessertcombinatievarianten als Irish Coffee die overigens tot ver in de twintigste eeuw onbekend was te Ierland, Hasseltse koffie, Biedermeier, Maria Theresia, Corretto, Cremat, Kaffee Fertig, Kaffeekask en, zoals het in Otto's woonland omineus heette, Pousse café). Raakt die onverbiddelijke offervaardigheid niet aan Koetsier Herfst? Na de dialoog, bij de eerste ontmoeting met de schrijver Maurice Maillot, roert de vrouw, die zich Adolphe Klein noemt en wier naam Dora Dhont luidt, met een lepeltje ‘alsof het een roeispaan was’ suiker door zijn kopje, waarna hij denkt: ‘Wat er in haar omging was waarschijnlijk verre van onbeduidend. Het moest en zou omgaan in mijn koffie om te kunnen circuleren in mijn bloed’. Dat maakt hem ook een beetje bang, dusdanig dat hij denkt ‘laat deze koffie alstublieft aan mij voorbijgaan’. Die allusie op Jezus' kruisdood wordt deels verhoord: van de geliefden die zij worden, is zij degene die, in zee, zal sterven. Tevoren heeft hij met zijn vinger in haar vagina geroerd, waarop ze kirt: ‘Wat doe je? Gedraag je. Ik ben geen koffiekop’. Als betamelijker noordelijk synoniem van ‘bak’ delft ook ‘kop’ het onderspit in het land waar Otto zijn tenten heeft opgeslagen: men gebruikt de drank zo te horen uit zichzelf als men heel zuidelijk ‘een koffie drinkt’. | |
[pagina 109]
| |
In afwachting van Jefs Douwe Egbertspersbericht stortte Otto zich nog even op Tirza, zodat hij wat kon ontspannen én met kennis van zaken meteen iets terug kon doen terwijl hij tijdens het lezen, zoals dat gaat met een bewustzijn dat al frei schwebte voor het multitasken uitgevonden was, een nieuw strategietje voor Nespresso zou ontwerpen. Hij spoot door het verhaal. Hofmeester gaat op zoek naar zijn dochter, voor wie hij, bij ontstentenis van zijn echtgenote, elke ochtend koffie had gezet die zij graag nam. Zij was op vakantie gegaan in Afrika en hij vindt haar niet. Wel is er een meisje van negen dat zich aan hem vastklampt (‘Do you want company, sir’) en dat hij dan weer niet weet af te schudden. Hij is namelijk ook iemand die de hele wereld behalve zichzelf gerust kan stellen, inclusief het meisje, tegen wie hij ‘praat als een bejaarde tijdens het dagelijkse koffie-uurtje’ en dat met hem mee reist, in hotelkamers ook, met alle insinuaties van dien die in de jaren zeventig voor naturel doorgingen. En elke ochtend drinkt hij bij het ontbijt koffie en het meisje warme chocomel. Ping! Sms. Eindelijk, Jef. ‘Prsbrcht morgen, zeker voor zessen, wrsch vroeger.’ Een zelfstandige moet flexibel zijn. Nu nog even Nespresso afhandelen, dus eigenlijk ‘een scenario bedenken’. Maar het enige wat Otto op basis van een volle thermoskan doping te binnen wilde schieten was dat Lavazza wel eens erg gelijk kon hebben over die pedante zondagskindjes wier snelle succes niet direct op hard werk was gebouwd maar op wat dan heette de uitstraling (van derden). En al was de drijfveer afgunst jegens de resultaten van dit geluksvogeltjesgedrag, het kon inderdaad best stoelen op ordinair jatwerk van de inmiddels zestig variaties die Lavazza in de reclame op het hiernamaalsthema geboden had, met Petrus als fanatieke slemper. Jatwerk gelegitimeerd door wat in de Bijbel vermoedelijk hoogmoed heette en tegenwoordig triomfalisme. Die idolatrie van Adinda, die het waarschijnlijk toch niet helemaal voor haar ‘volle honderd procent’ lachen vond dat ze via hem, indien hij het handig speelde, misschien toch een paar glimpen en meer van - alleen cursief als het niet in het Groene Boekje staat - eye candy George zelve zou kunnen opvangen? Ze zong er al over, met Dire Straits, inclusief geslachtsverandering: ‘And he was made in heaven / Heaven's in the world / Is this just nespresso love /You know I'm crazy for the guy’. Het liep tegen de ochtend, en de loondienst wenkte. Zouden er ook mokken bestaan met de afbeelding van Che erop, of van Mao?
De hoogste baas van de afhandelingsplaatscentrale had, discreet op het lunchuur, naar Otto's collega gebeld voor een bevestiging | |
[pagina 110]
| |
van het vermoeden dat zijn ‘collega van het bureau’ bijna vijfentwintig jaar dienst klopte. Hoe opgelaten kan men zich bij zo'n bericht voelen, als men simultaan uit noodweer edelachtbare de privésector aan het vertegenwoordigen is? En onderwijl kwam het persbericht maar niet, wat ook weer niet zo heel vreemd was omdat het iets moest dekken wat formeel niet te verdedigen was. Dat was volgens de geschiedschrijving louter in de jaren zeventig gebeurd, en smeekte om wat feiten die naakt zijn. Douwe Egberts maakte Otto wanhopig. Nu ja, licht wanhopig. Hij pakte de telefoon (‘nooit schriftelijk doen dat soort dingen’) en vroeg zijn opdrachtgever waarom het bedrijf toch niet overschakelde op het Havelaar-keurmerk. ‘Wacht, moeten wij aan onze advocaat uitleggen dat over de definitie van “eerlijke handel” te twisten valt? Bijvoorbeeld met niet bij name genoemde principienreiters wier betweterigheid ik bijna onfatsoenlijk zou noemen? En verleent onze Utz die godverse boeren soms geen markttoegang en biedt het ze geen begeleiding ter plekke?’ En meneer Heler werd stante pede bedankt voor zijn ongetwijfeld geweldige diensten. Terwijl hij net zeggen wou dat Max Havelaar per 1 oktober 2009 de minimumprijs van suiker had losgelaten. Maar dat ging niet. Had hij nu een zogeheten probleem? De cursus van de PBNA had bezworen nooit te panikeren, maar vertelde er wel niet bij hoe het concreet op te lossen ‘als de zaak op slot zat’. Wellicht kende Adinda de sleutel. Als doorsnee westerse sterveling moeten we even tussenbeide komen dat men in het beroepsleven op eigen benen hoort te staan, hoe zwalkend ook. Nu ja, dan hoefde hij ook niet meer op het persbericht te wachten. Toen hij (voor die inlichting of om dieptepsychologisch stoom af te blazen?) belde, kreeg Otto een meisje aan de lijn. Jef was ‘al weg, hoor’, en zou niet meer terugkomen wegens ‘een belangrijke afspraak’. Misschien lag het aan zijn verwaarloosbare slaaptekort dat Otto's ‘O’ op een rare manier autobiografisch klonk en dat het meisje vroeg of het dringend was, en of ze een boodschap kon doorgeven. ‘Het ging om een persbericht.’ ‘Daarvan liggen er hier veel, meneer, dat begrijpt u.’ ‘Van Douwe Egberts.’ ‘O dat! Da's toevallig, ik was er net weer in begonnen.’ ‘Wat? Dat hoeft niet meer hoor.’ ‘O. En uw naam was?’ ‘Mijn naam? Wie ben jij eigenlijk dat je Jefs telefoon opneemt?’ ‘Ik? De stagiaire.’ Otto bedankte haar voor de informatie, heel vriendelijk want je kon nooit weten. Ze klonk zo oncomplex, zeker vergeleken bij | |
[pagina 111]
| |
Adinda voor wie de bedenkelijkheid van Dire Straits evengoed te marketen was. Otto steunde de algemene opinie dat de groep vrij snel na het begin zijn ziel had verkocht, maar wist zich weerloos als hij het openingsnummer van de elpee draaide, op de achterkant van hetgeen Adinda had bewerkt: ‘Girl it looks so pretty to me just like it always did’. En de zaak-Nespresso stond nog open. Hoe Lavazza's claim van kopie, van plagiaat te weerleggen? De tekst op de website was nog de superieure, die spontaan scheen gekomen: ‘Nespresso gebruikt het hiernamaals in een metaforische betekenis. Het hiernamaals is een culturele referentie, niet gebonden aan één bepaald merk, en is al in talloze boeken, liedjes, films en advertenties gebruikt als decor’. Yeah right. En de ongetwijfeld uiterst artistieke uit Jefs knipsel te stipuleren verklaring van Lavazza voor de eigen kalenderschoonheid? ‘Een ironische variant op de stereotypie van de “goedmoedige zwarte” als Uncle Ben of Sjors en Sjimmie.’ Plots wilde Otto zijn erepenning niet meer, al kreeg hij 'm voor nul jaar trouwe dienst. Zelfs de Senseo mocht at zijn service staan, zolang het afscheidsel niet hoefde gedronken. Maar was dat geen luxeopvatting, waar Patatronius vorig jaar getallen bij gegeven had? Vier vijfde van de wereldbevolking deelt niet in de luxe die de globalisering aan een vijfde brengt. Hooguit zijn woningen van die een vijfde nu door hekken goed afgescheiden van die van de vier vijfde aan wie een uniformer aanbod in schijnbare bredere consumptieve en culturele keuze voorligt, mocht daar tijd voor zijn bij een interne competitie om wie de goedkoopste menskrachten levert ten behoeve van arbeidsintensieve, voor hun land best lucratieve sectoren. Toen Otto had verzucht wat hier drinkenderwijs tegen ondernomen kon, signaleerde Patatronius, zoals hij dat kon, slechts voor koffie de complicatie dat er niet, zoals gewoonlijk, sprake is van vraag en aanbod, maar dat tussenpersonen er de dienst uitmaken. Zij leggen op de New York Board of Trade de prijs vast met ‘futurecontracten’, bepaald door vermoedens over oogsten. Stabiliteit is er slechts voor de handelaar, een door multinationals ingeschakelde coyote, die moet letten op het verschil tussen de premies die hij betaalt aan de producent en die hij van de koper opstrijkt. Wacht, had Patatronius dit procedé niet hedgen genoemd? Otto zou er religieus van worden: ‘hier planeet aarde, dit is mijn lichaam’. Hij tuitte zijn lippen en drukte zijn wijs- en middelvinger van zijn rechter ertegen en gooide met de andere hand zijn mobiele telefoon het raam uit, de tuin in. Als doorsnee westerse sterveling voelden we het als onze plicht het ding te redden, al was het voor het milieu. Er stond een nieuw bericht op: ‘dank voor moeite A + C, zijn er al uit. pakken en-en-optie’.Ga naar voetnoot3 |
|