[Nummer 3]
Van de redactie
Ich verstehe, Sie sind also weder Hellseher noch Spekulant, Sie sind überhaupt unschuldig, haben Sie dem noch etwas hinzuzufügen.
Elfriede Jelinek, Die Kontrakte des Kaufmanns. Eine Wirtschaftskomödie (2009)
Literatuur en economie hebben een moeizame relatie. Volgens het romantische cliché hebben de beide fenomenen zelfs helemaal niets met elkaar te maken: schrijvers moeten zich niet bezighouden met triviale zaken als geld verdienen, maar dienen te mikken op de ‘hogere’ waarden van de kunst die zich niet laten uitdrukken in het begrippenapparaat van de econoom. Of deze gemeenplaats nog steeds resoneert in het denken over literatuur en geld, is een van de vragen die aan bod komt in het dossier ‘Pecunia’, samengesteld en ingeleid door Sven Vitse en Arnoud van Adrichem. Tegen de achtergrond van de internationale kredietcrisis vroegen zij enkele financieel-literaire experts na te denken over de verhouding tussen literatuur en geld.
Jaap Goedegebuure opent het dossier en belicht de geldzaken in het werk van Honoré de Balzac, Émile Zola en Frans Kellendonk. Kevin Absillis maakt enkele notities over schrijverschap en armoede. Voorts schrijft Matthijs de Ridder over de zegeningen van het bankroet in de kunst. Joyce Goggin herleest Jane Austens Pride and Prejudice, een roman die eerder over geld gaat dan over liefde. Gaston Franssen buigt zich over de economische lessen van de poëzie. Sven Vitse belicht de economie van de roman Zwerm van Peter Verhelst. Alain Meynen leidt L'Anti-OEdipe. Capitalisme et schizophrénie van Gilles Deleuze en Félix Guattari in. Naast essays biedt dit dossier ook proza en poëzie. In haar kortverhaal ‘Vlerken’ vertelt Josien Laurier over een mysterieuze ontmoeting tussen twee door geld gefascineerde mannen. Ondanks (of juist dankzij?) de huidige financiële crisis wil het lyrisch ik van Peter van Lier graag geloven in het adagium dat geld moet rollen. De beursspeculant en de kredietverstrekker in de gedichten van Nachoem M. Wijnberg lijken de financiële wereld vooral te beschouwen als een fictie, waarin we maar al te graag willen geloven. De tekeningen in dit dossier zijn van Ewoud van Rijn.
Buiten het dossier treft u een Berlijns essay van Lucas Hüsgen over onder anderen Dieter M. Gräf, een Duitse dichter van wie hij gedichten vertaalde voor Parmentier 18-1.
Tot slot nog een huishoudelijke mededeling. Met ingang van dit nummer neemt Gaston Franssen afscheid als vaste medewerker van Parmentier. Wij bedanken hem voor zijn inzet.