Parmentier. Jaargang 16
(2007)– [tijdschrift] Parmentier– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 13]
| |
Jonathan Israel
| |
[pagina 14]
| |
wat het Nederlandse radicale patriottisme trachtte te bereiken, waardoor het werd geïnspireerd en hoe het zijn doelen rechtvaardigde, waren onvermijdelijk vooral het werk van de geletterder en uitgesprokener leiders. Daarmee waren de mensen die de tijdschriften van de oppositie redigeerden en op bijeenkomsten de belangrijkste redevoeringen hielden ook diegenen die zich het intensiefst bezighielden met het ontwikkelen en verdedigen van haar filosofie. In zijn geschriften van de late jaren 1780 en de vroege jaren '90 heeft Paape geen thema zo indringend behandeld als de noodzaak het volk ‘wijsbegeerte’ te bieden om het daarmee te heropvoeden, om het zijn meest elementaire denkfouten te laten zien, die zijn voorgaande pogingen om ‘vrijheid’ veilig te stellen hadden gefnuikt en er zelfs toe hadden geleid dat het zich zonder het te beseffen de ketenen van politieke onderdrukking om de armen en benen had laten leggen. Wanneer de historicus aan de ene kant zegt dat de Nederlandse democratische revolutionaire beweging van de jaren 1780 een massabeweging was die de steun had van grote aantallen meestal slecht opgeleide mensen, en aan de andere kant stelt dat ze een zeer vernuftig en abstract filosofisch systeem was dat haar wortels had in ingewikkelde en slechts voor een verhoudingsgewijs kleine groep mensen toegankelijke argumenten en debatten - vaker gevoerd in Frans, Latijn, Engels en Duits dan in het Nederlands -, dan is daarin geen tegenspraak. Integendeel, de Franse revolutionaire ideologie die op het Europese toneel verscheen in 1789 was wat dit betreft niet anders: de meeste aanhangers daarvan hadden vrijwel geen besef van de intellectuele inhoud die die beweging beheerste en vormde. Het valt te verdedigen dat alle moderne revolutionaire bewegingen die zijn gebaseerd op complexe ideologieën in dit opzicht gelijk zijn. Een moderne ideologie kan diepe sociale en politieke invloed hebben op de levens van miljoenen mensen, omdat ze reageert op krachtige maatschappelijke stromingen en noden, maar valt tegelijkertijd vaak niet te begrijpen voor meer dan een handvol mensen. Onder de Nederlandse democraten uit de late achttiende eeuw valt Paape op als een klassiek geval van een radicaal ‘verlicht’ man van het volk, een voormalige Delftse plateelschilder die zich in de jaren 1780 ontwikkelde tot een fel politiek revolutionair, gedreven door het geloof in algemene emancipatie en het idee dat er voor de mensheid een pad vooruit lag, uit de wildernis van bijgeloof, | |
[pagina 15]
| |
goedgelovigheid en fout denken. Een dergelijke visie, en de weg van zijn persoonlijke emancipatie, zag hij als de uitkomst van een lang, intensief en ingewikkeld intellectueel proces, als de vrucht van wat hij ‘wijsbegeerte’ noemde. In zijn perspectief had de ‘wijsgeer’ een cruciale rol in samenleving en politiek. Dit essay doet een poging om de grote betekenis van het begrip ‘wijsbegeerte’ in zijn geschriften te duiden, en de blijvende centrale positie en bijzondere weerklank te laten zien die dat begrip in Paape's maatschappelijke en politieke denken inneemt. Het doel van ‘wijsbegeerte’ zoals Paape het woord opvatte, was een combinatie van persoonlijk geluk en het nastreven van wat hij noemde ‘het geluk en de vrijheid der Volken’. ‘Een waar wijsgeer,’ zo schreef Paape rond 1790, ‘bevordert altoos het genoegen en geluk zo van zig zelve als van zijn Medemensch’.Ga naar voetnoot2 Als de natuur de mens heeft geschapen ‘met het eenige oogmerk, om hem ten toppunt van alle geluk te leiden’, dan leert de ware wijsbegeerte, die in Frankrijk in die tijd vaak la philosophie moderne en door haar vijanden ‘philosophisme’ werd genoemd, de wijsgeer om zijn leven te richten naar het geluk van de mensen, om zijn eigenbelang in evenwicht te brengen met het algemeen belang van de samenleving, om alle bijgelovigheid te weerspreken en te streven naar een samenleving ‘waar het algemeen welzijn de wet steld’.Ga naar voetnoot3 Het is waar dat Paape, ondanks dat hij het woord voortdurend gebruikte, slechts zeer karige informatie biedt over de intellectuele bronnen van de ‘wijsbegeerte’; maar dat komt omdat haar intellectuele oorsprong in zijn perceptie veel minder belangrijk was dan haar overtuigingskracht, haar samenhang en praktische, maatschappelijke gerichtheid, dat wil zeggen haar relevantie voor concrete problemen. Toch is het duidelijk dat hij de volgende werken beschouwde als diegene die het meest hebben bijgedragen tot de verlichting van de mensheid zoals hij die zag: Lockes politieke beschouwingen, Montesquieus L'Esprit des Loix en Rousseaus Contrat social: ‘het menschdom ontdeckte [daarin] zijn eigen waardij, en elk burger las met verruking [...] dat hij vrij, en gelijk was met alle de overige stervelingen’.Ga naar voetnoot4 Ook bepalend was ‘de vaderlandminnende Mably’ die ‘de zwakheeden en gebreken der franschen ernstig en gestreng berispende, [hen] riep [...] tot de ware Vrijheid’.Ga naar voetnoot5 Maar dit zijn vanzelfsprekend slechts enkele van de meest in het oog springende lijnen. | |
[pagina 16]
| |
Zoals Paape opmerkte, werden radicale ideeën meestal geweerd tijdens openbare debatten en publieke uitlatingen in de patriottenclubs.Ga naar voetnoot6 Vandaar dat de centrale ideeën die felle democraten zoals Paape zelf motiveerden meestal achter de schermen werden verspreid. Tegelijkertijd waren de mensen op het punt gekomen dat ze, zoals hij het zag, konden reageren op en handelen naar intellectueel samenhangende berichten, verklaringen en interpretaties van wat de patriottenbeweging trachtte te bereiken, waar ze door werd geïnspireerd en hoe ze haar doelen rechtvaardigde. Bovenal, zo vond hij, moest ‘wijsbegeerte’ in het bewustzijn van het gewone volk worden ingeprent. Hij zag daarvoor mogelijkheden omdat de ervaring de bevolking had laten zien welke fouten hun traditionele ideeën en denkbeelden bevatten. De ‘ligtelijk misleide ingezetenen der Zeven Gewesten’ waren misleid genoeg om zichzelf als vrij te beschouwen en hadden zichzelf niettemin, tijdens de Orangistische restoratie van 1747-8, onder het juk van slavernij geplaatst.Ga naar voetnoot7 De rol van het volk bij het aan de macht brengen van het huis van Oranje in 1747, hield hij vol, viel alleen te verklaren in termen van de grofste domheid, gestuurd door de welbewuste misleiding door de Aristocraaten en diegenen die belang hadden bij het Oranjeregime. De hevige volksfeesten rond de geboorte van Prins Willem V vervulden Paape met walging: ‘sterker kon de verblindheid van Nederlands volk zig niet doen kennen, dan in de pragtige en kostbaare Illumnatien, die men allerwegen by deeze geboorte ontstak’.Ga naar voetnoot8 Wat betreft de Oranjekorpsen tijdens de bittere politieke strijd in het midden van de jaren 1780, daarmee viel politiek gezien inderdaad niet te spotten en ze genoten ongetwijfeld veel steun onder het volk, maar ze werden geleid door mensen die afhankelijk waren van het Huis van Oranje, en door binnenlandse en buitenlandse hoogwaardigheidsbekleders, terwijl de gewone troepen vooral bestonden uit de ongeschoolden. Het belangrijkste kenmerk van de beweging was volgens Paape haar gruwelijk lage intellectuele niveau.Ga naar voetnoot9 Hierdoor beschouwde Paape de traditie en geschiedenis van de Verenigde Provinciën nutteloos als gidsen voor de vorming van een democratische republiek en het verwijderen van de vele obstakels tot de ware vrijheid. Alleen ‘wijsbegeerte’ kan mensen leiden naar ‘menschlievenheid en der Volksvrijheid’. | |
[pagina 17]
| |
Onder de uitgesproken leiders was ‘het ware Patriottismus’ zoals Paape dat later noemde, waarmee hij ‘philosophische Patriottismus’ bedoelde, al in 1782-3 gerijpt. De belangrijkste doelen daarvan konden met geen precedenten worden onderbouwd en met geen argumenten uit de constitutionele geschiedenis worden verdedigd, maar konden alleen worden uitgelegd en gerechtvaardigd in termen van Verlichtingsargumenten en -begrippen. Ten eerste diende de leidende idee van ‘het algemeen belang’, waarin iedereen op zuiver seculiere wijze wordt beschouwd als gelijkwaardig, het belangrijkste wetsbepalende principe te zijn voor maatschappij en politiek. Op de tweede plaats kwam het doel van de afschaffing van alle ‘slechte wetten en gewoonten, vooral die waarvan niet alleen rede en goed begrip, maar ook de ervaring heeft aangetoond dat ze slecht zijn’. Voor ‘wijsgerige’ patriotten betekende dit dat de meeste of vrijwel alle basiswetten moesten worden afgeschaft. Ten derde bestond er een duidelijke anti-aristocratische retoriek, bewust gericht op het oproepen van weerstand bij het volk tegen de band tussen Oranje en de gens en place, of zoals Paape het zo kenmerkend verwoordde, tegen ‘Alleenheerscher en Aristocraat’. De patriottenleiders zagen dit verbond als de spil van het traditionele systeem, die vernietigd diende te worden omwille van de vrijheid van het volk. Er hing veel af van dit volledig nieuwe element in het populaire bewustzijn, omdat wat Paape beschouwde als de voor de ‘aristocratie’ kenmerkende arrogante en geslepen streken volkomen onverenigbaar waren met burgerlyke vryheid. Zodoende bleef voortdurend het gevaar bestaan dat de Aristocraaten en de geestelijkheid, twee groepen die zeer vaardig geacht werden in het bedriegen van ‘de afhanglyke, de onverschillige, de onkundige burger’, hun machtspositie over het gewone volk zouden heroveren.Ga naar voetnoot10 Ten slotte was er nog de verwerping van elke band tussen de staat en een bevoordeelde kerk en, op een (aanmerkelijk verbulder) manier, van traditioneel godsdienstige waarden in het algemeen.Ga naar voetnoot11 Paape's begrip van ‘algemeen welzijn’ en wat hij beschouwde als de kernleer van de beweging, omvatte geen traditioneel religieuze elementen. Dit was aantoonbaar kenmerkend voor de patriottenleiders. Mensen zoals, behalve Paape, Van der Marck, Cérisier, Fijnje, Vreede, Irhoven van Dam en Nieuhoff, die weliswaar altijd op hun hoede waren om de gevoelens onder het volk niet te schofferen, die meestal heel tactvol en | |
[pagina 18]
| |
zelden uitgesproken waren, beschouwden de geopenbaarde godsdienst en de ideeën van de traditionele godsdiensten toch duidelijk als niet relevant, en vonden dat ze geen betrekking hadden op de kernwaarden en principes die zij probeerden te verbreiden en te verdedigen. In tegenstelling tot wat historici vaak zeggen was de patriottenbeweging in dit opzicht op geen enkele manier een christelijke beweging. Terecht en met goede redenen merkte Paape later op dat voor het hervormen van de staat en haar instellingen in de lijn met de ware patriottische idealen ‘de godsdienst niet alleen nutteloos en gevaarlijk is, maar ook onlogisch’.Ga naar voetnoot12 Gezien de voornamelijk reactionaire ideeën van de Vlaamse en Brabantse Patriotten bestaat er geen tegenspraak in het feit dat de Nederlandse Patriottische bannelingen meestal Jozef II steunden tegen deze rebellen. Het was evenmin verwonderlijk - hoe ironisch het ook geweest mag zijn - dat de prins van Oranje en zijn conservatieve aanhangers juist de Belgische ‘patriotten’ steunden tegen Jozef II.Ga naar voetnoot13 Volgens Paape verdiende de keizer de steun van alle ‘redeminnende’ democraten en Verlichtingsmannen, omdat iedereen die in deze termen kon worden beschreven wel minachting moest hebben voor het ‘domme’, kwezelige zogenaamde ‘patriottisme’ van de zuidelijke Brabanders, dat naar Paape's mening alleen bestond uit een verlangen naar ‘het oude bestel’ en ‘loutere dweeperij die de priesterschap kunstig weet te onderhouden’, sterker, hij beschouwde het ‘Brabantsch Patriottismus’ als de verachtelijkste vorm van volksopstand voorstelbaar.Ga naar voetnoot14 Jozef, zo zegt hij, probeerde moedig om zeer noodzakelijke hervormingen in wetgeving en regering door te voeren, en enkele van de kloosters in de Oostenrijkse Nederlanden op te heffen ‘om aldus het land van een ongelooflijk getal lediggangers en opeters te ontlasten en er Menschen van te maken’.Ga naar voetnoot15 En toch weerstond het Belgische volk, in haar onoverwinnelijke goedgelovigheid en onwetendheid, die hervormingen! Paape beschouwde de stad Antwerpen als bijzonder onontvankelijk voor ‘wijsbegeerte’, hoewel hij toegaf dat de situatie in Oostende, Brugge en Gent slechts marginaal beter was dan in Brabant.Ga naar voetnoot16 Hij vond de burgerij en de zakenelite van Antwerpen, in die tijd economisch gezien dynamischer dan de Nederlandse steden, even onbegrijpend en reactionair in hun ideeën als de Orangistische massa's uit de lagere klassen van Amsterdam en Rotterdam. De bourgeoisie van | |
[pagina 19]
| |
de Zuidelijke Nederlanden, die in die tijd economisch gezien zeker de meest progressieve en dynamische van het Europese continent was, was dus terzelfder tijd de meest traditionele. Dit deprimerende gegeven werd volgens Paape duidelijk geïllustreerd doordat er vrijwel geen boekwinkels in Antwerpen of Brussel te vinden waren en dat de burgerij een sterke afkeer had van Verlichtingsteksten en -ideeën, een weerzin die zeker zo sterk was als die onder de meest onwetende bevolkingsgroepen in Amsterdam. Naar Paape's mening zou de moderne burgercultuur die heerste in Antwerpen, Mechelen en Brussel - katholiek, conformistisch, antiintellectueel - nooit in staat zijn om een nuttige, voor de mensheid heilzame transformatie op te leveren: in tegendeel, in Brussel en Antwerpen ‘kwam een Patriottisme op dat de aristocratie sterk ondersteunde.’.Ga naar voetnoot17 In zijn ogen leken de Oostenrijkse Nederlanden het bewijs van de trieste waarheid dat hoewel ‘de rede natuurlijk is’ ze toch vrijwel volledig kan worden onderdrukt als je het zo handig en slim aanlegt als de katholieke geestelijkheid het naar zijn mening eeuwenlang had gedaan. Over Antwerpen merkte Paape op: ‘de heeren boekverkopers kwamen mij voor regte ezels te zijn, ze hadden een hoope prullen, maar weinig of geen werken van belang’.Ga naar voetnoot18 ‘De geest van het Brabandsche Patriottismus, hoe strijdig ook met ons waar belang, met het gezond verstand en de waare Rechten van den Mensch, heerscht onder het Gemeen, heerscht onder alle bekrompen verstanden en bestuurd allen die voor den Godsdienst ijveren,’ zo concludeert hij.Ga naar voetnoot19 Frankrijk daarentegen, waar veel van de bannelingen die na de Pruisische invasie van 1787 de Republiek verlieten terechtkwamen en waar Paape uiteindelijk ook zou belanden, leek zelfs voor 1789 al veel betere vooruitzichten te bieden. Daarna werd het alleen nog maar beter. Paape leerde de Fransen zien als ‘een volk, dat zig waarlijk durft vrij maaken en zig wijsgerige wetten aanschaffen’.Ga naar voetnoot20 De Pruisische invasie van 1787 in de Verenigde Provinciën en de daaropvolgende vlucht naar het buitenland van de patriottenleiders was politiek gezien een verpletterende nederlaag maar opende intellectueel nieuwe perspectieven, dat wil zeggen, door de situatie thuis radicaliseerde de Nederlandse democratie en haar ideologie nog verder, en maakte de interactie tussen Nederlandse en Franse radicale ideeën hechter. Paape's latere opmerking, gemaakt na zijn terugkeer in Nederland, | |
[pagina 20]
| |
na de Bataafse revolutie van 1795, moet evenzeer intellectueel en moreel worden opgevat als strikt politiek: ‘wanneer men de zaak van agteren beschouwt, dan kan men zeggen, dat Oranje, de patriotten verjaagende, of tot de vlugt noodzaakende, niet anders deed dan hen naar de Hoogeschool van Patriottismus en Revolutie te zenden.’Ga naar voetnoot21
Met het uitbreken van de revolutie in Frankrijk - Paape gaat zover die ‘een wijsgeerige Revolutie’ te noemen,Ga naar voetnoot22 - werd de stemming onder de Nederlandse patriotten aanmerkelijk monterder. Tot het geluk van heel Europa, zo riep Paape uit, ‘en de eer van het gezonde redeneren’, nam de Franse Revolutie de zaken nu ter hand en vatte het gevecht weer op tegen de naargeestige drietal bijgeloof, onwetendheid en vooroordeel, er altijd op uit de mensen hun geluk te ontzeggen. En wat kon er genoeglijker en indrukwekkender zijn dan een land ‘waar de waare Vrijheid, de gezonde Wijsgeerte en het weezenlijke Volksheil, met de volkomenste eensgezindheid gewenscht, behartigt en verdeedigd word.’Ga naar voetnoot23 Frankrijk was zeker een land, zo schreef hij in 1790, waar ‘uit hunne geschriften en gesprekken te oordeelen’, de ‘wijsbegeerte’ zo veel verder was gekomen dan onder de Nederlanders en Vlamingen. Daar gold: ‘hunne geestelijken vaaren zo hevig niet uit, tegen de gezonde Wijsgeerte.’Ga naar voetnoot24 Toch was Paape zelfs na 1789 niet bijzonder optimistisch over de uitkomst: ‘de domheid, het bijgeloof de heerschzugt en de vloekwaardigste staatkunde vangen den verwoedsten krijg aan tegens de Verlichting, de redelijkheid, de vrijheid en de rechten van den Mensch! De laatste zijn ongetwijfeld de sterksten, ingevalle hun zaak voor de vierschaar van het gezond verstand en de rechtvaardigste onzijdigheid bepleit moest worden - doch of zij in 't harnasch tegen hunne partijen zijn opgewaschen, is zeer twijffelachtig!’Ga naar voetnoot25 Paape, die vanaf december 1789 enkele jaren net binnen Frankrijk woonde, bij de grens met de Oostenrijkse Nederlanden, in Duinkerken, was onder de bannelingen een van de felste tegenstanders van het voormalige Nederlandse staatsbestel in al haar aspecten, en van de privileges en tradities van de Oostenrijkse Provinciën, en had zich met ziel en zaligheid gewijd aan de bevordering van wat hij noemde ‘het geluk en de vrijheid van volkeren’. Om deze redenen was hij ook een van de onverzettelijkste patriotten in ballingschap, want hij beweerde dat ‘wijsbegeerte’ de enige actieve en doeltreffende bron was die niet alleen de Nederlandse maar zelfs elke samenleving kon hervormen. | |
[pagina 21]
| |
Dat geloof stond voor hem recht tegenover onwetendheid, Orangisme en het ‘Brabantsch Patriottismus’ en bovendien tegenover aristocratie, de dominante kerken, de Pruisische kroon, Groot-Brittannië en het Britse rijk en allen die verantwoordelijk waren voor de algemene onderdrukking van ‘de leer eener wijsgeerige Vrijheid’.Ga naar voetnoot26 Mensen, zo beweert hij, leven helaas het grootste deel van hun leven op basis van contradictie, valse trouw en goedgelovigheid, en dat is een van de droevigste gegevenheden van deze wereld; naar zijn mening kan alleen ‘wijsbegeerte’ en de groei van wijsheid en wetenschap die zij stimuleert, perspectief bieden op een algemene hervorming van het menselijk leven en van de instellingen die een betere orde kunnen scheppen en uiteindelijk individuen in staat kunnen stellen een gelukkiger bestaan te leiden. Vandaar de volgens Paape alles beheersende noodzaak om ‘wijsbegeerte’ naar het volk te brengen.Ga naar voetnoot27 Hoe groot de afkeer ook is die de meeste mensen voelen voor ‘wijsbegeerte’, voor hem stond het vast dat je een wijsgeer moest zijn om gelukkig te kunnen worden.Ga naar voetnoot28 De ware wijsgeer was voor Paape iemand die denkt - en, even belangrijk - leeft op basis van relevantie, kennis en kwaliteit.Ga naar voetnoot29 In het hart van zijn gedachtegoed stond het spinozistische idee dat iedereen een gelijk en onvervreemdbaar recht heeft om op zijn eigen manier het geluk te zoeken. Gelijkheid en individuele vrijheid van denken, meningsuiting en handelen waren dus de belangrijkste bouwstenen van zijn ‘wijsgerig Patriottismus’. ‘Deze algemeene gelijkheid der menschen,’ zo hield hij staande, ‘betrekkelijk hunne vrijheid blijft in het wezen der zaak altoos het zelfde: niemand heeft het recht, om er mij, tegen mijn dank, van te berooven.’Ga naar voetnoot30 Geen macht op aarde had het recht op deze ‘onvervreemdbaare rechten’ inbreuk te maken. Wat Spinoza's democratisch republicanisme zo bijzonder maakte was het idee dat zo veel mogelijk van de vrijheid die mensen in de staat der natuur hebben moet worden overgedragen en bewaard in een rationeel georganiseerde staat. Dat is ook precies het centrale kenmerk van Paape's politieke leer: ‘wij behouden verre de meesten onzer rechten; de eerste gronden onzer natuurlijke Vrijheden blijven ongerept’Ga naar voetnoot31 Mannen en vrouwen werden dus vrij, onafhankelijk en gelijk geboren, en moesten voor het grootste deel zo blijven. Daaruit volgt dat ‘de Natuur, of liever de Schepper van alle Weezens’, Paape's equivalent van de ‘Natuur, of God,’ ‘alle Menschen vrij geschapen | |
[pagina 22]
| |
heeft’ en bovendien onafhankelijk, gelijk, en begiftigd met de ‘vrijheid van over alles te mogen denken zo als de waarheid aan ons oordeel en verstand zig voordoet’.Ga naar voetnoot32 Zo zullen de politieke en maatschappelijke omstandigheden automatisch verbeteren en zal het persoonlijke geluk vergroten met het voortschrijden van de ‘wijsbegeerte,’ zo schreef hij in januari 1788 in Mechelen. Terwijl conventioneel ingestelde mensen chagrijnig, humeurig en wrokkig zijn, is, zo leek het hem, ‘de verstandige Menschenvriend [...] overal te huffs en schept uit alles genoegen.’Ga naar voetnoot33 |
|