[Nummer 1/2]
Van de redactie
Het komt vaker voor dat bastaards en hybriden weinig licht vangen. Dat is spijtig. Juist deze tussensoorten plegen onze wetten te ontmaskeren als artificiële constructies. Door hun overschrijden van genregrenzen leggen zij het voorlopige karakter van iedere doctrine bloot, logenstraffen zij de modieuze aard van onze paradigma's. Het zal onder andere om die reden zijn dat een literair tijdschrift als Parmentier zich graag ophoudt in buitengewesten en grensstreken. Daar waait het goed door.
De fotoroman is zo'n mengvorm die pakweg de laatste decennia niet of nauwelijks aandacht kreeg. Deze geringe belangstelling valt in ieder geval historisch te verklaren: van oudsher kampt de fotoroman met een nefast imagoprobleem. Allerlei sociale en culturele vooroordelen blijven het genre tot op de dag van vandaag links- en rechtsom inhalen. In het door hen samengestelde en ingeleide dossier ‘Lichtschrijven’ adstrueren Jan Baetens en Arnoud van Adrichem waarom het wel degelijk de moeite loont om het fotoromaneske universum te betreden. Giovanni Fiorentino, Peter Verstraten, Ine Lamers, Penny Allen, Johan Sonnenschein, Saskia de Jong, Ernst van Alphen, Els Vanden Meersch, Jan Baetens zelf en Sandrine Willems & Marie-Françoise Plissart laten zien wat de fotoroman, in al zijn veelvormigheid, vermag.
En daarbuiten? Het met alcohol overgoten verhaal ‘De hoogte’ van dubbeltalent D. Hooijer sluit alvast goed aan op het dossier over de fotoroman. Zij kiest echter niet voor de camera om beeld en tekst met elkaar te confronteren, maar voor het programma Fotopaint waarmee ze tekeningen maakt die een alternatieve benaderingswijze van haar verhaal voorstaan. Ook Jeroen van Rooij schreef een verhaal waarin de demarcatielijnen uiterst dun blijken te zijn. In ‘Shakey’ liggen feit en fictie althans dichter bij elkaar dan men zou vermoeden.
Ook nog: Arnoud van Adrichem en Carl De Strycker waagden zich aan een meerdimensionale bespreking van Saskia de Jongs nieuwe bundel resistent. Jeroen Mettes (1978-2006) legt in een nagelaten essay enkele fundamenten van het schrijven en lezen bloot. In zijn vaste poëzierubriek s.s.t.t. vraagt Marc Kregting zich af of er muziek en geloof zitten in een herschrijving van de geschiedenis. En vaste medewerker Gaston Franssen bespreekt op ietwat ongebruikelijke wijze ‘De voorbode van iets groots’ van Dirk van Bastelaere.
Het laatste woord is aan de dichters. Met zes nieuwe gedichten bewijst B. Zwaal nog eens dat hij tot de allerbeste dichters van ons taalgebied behoort. Tot genoegen van de redactie treedt hij toe als vaste medewerker. Arnoud van Adrichem en Robert Van Ruyssevelt kruisen de pennen in het televisiegedicht ‘Ether’. Onno Kosters signaleert de Werdegang van de door Weldon Kees geadopteerde Robinson. En Samuel Vriezen, die wij met ingang van dit nummer eveneens mogen verwelkomen als vaste medewerker, herkent in oude barbaren nieuwe wilden. Peer Wittenbols neemt afscheid van Parmentier. Wij bedanken hem voor zijn inzet als vaste medewerker.
Geniet van uw dubbeldikke Parmentier.
nb: Als elektronisch supplement bij dit nummer vindt u op www.literairtijdschriftparmentier.nl een essay van Hugo Verdaasdonk over de loze belofte van de canon.