Parmentier. Jaargang 13
(2004)– [tijdschrift] Parmentier– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 7]
| |
Helma van Lierop-Debrauwer
| |
Een verandering in mentaliteit: Annie M.G. SchmidtIn de jaren vijftig en zestig trad een nieuwe generatie schrijvers naar voren. Schrijvers als Annie M.G. Schmidt, Han G. Hoekstra, Miep Diekmann, An Rutgers van der Loeff, Mies Bouhuys, Paul Biegel, Hans Andreus en Tonke Dragt, om er enkele te noemen, zorgden voor een verandering in mentaliteit. Zij wensten niet langer de positie van de alwetende volwassene in te nemen, maar wilden kinderen, hun leef- en belevingswereld, serieus nemen. Dat betekende ook dat zij vonden dat kinderen hun eigen verantwoordelijkheid moesten leren nemen. | |
[pagina 8]
| |
De eerste auteur die in dit verband genoemd dient te worden, is zonder twijfel Annie M.G. Schmidt.Ga naar voetnoot1 Met haar gedichten voor kinderen brak zij met de braafheid die de Nederlandse kinderliteratuur zo lang had gedomineerd. Haar debuut, Het fluitketeltje, verscheen in 1950. Het eerste dat de lezer daarin opvalt, is de inhoud. Schmidt schrijft vol humor over fantastische, nonsensicale gebeurtenissen. Haar moraal is die van ‘de wereld op zijn kop’. Schmidt heeft een aversie tegen grote woorden; zij is subversief en ironisch en toont solidariteit met kinderen en meer in het algemeen met alles wat weerloos is. Ook de vorm van haar gedichten is innovatief. Met haar vakmanschap, haar gevoel voor metrum, ritme en rijm trok ze zelfs de aandacht van critici die zich normaal gesproken enkel met volwassenenpoëzie bezighielden. Schmidt was niet alleen een goed dichter. Zij is de auteur van een omvangrijk en gevarieerd oeuvre. Behalve gedichten en verhalen voor kinderen en volwassenen, schreef ze ook voor radio, televisie en theater. Drie generaties kinderen hebben tot nu toe van haar boeken genoten. Bij hun vijftigste verjaardag in 2003 bleken de twee bekendste personages uit het werk van Schmidt, Jip en Janneke, nog altijd springlevend. Schmidt was de eerste auteur die in 1964 de Staatsprijs voor kinder- en jeugdliteratuur (sinds 1988 de Theo Thijssenprijs) in ontvangst mocht nemen. | |
De realistische jongerenroman: Miep Diekmann en An Rutgers van der LoeffEen andere auteur die van belang is geweest voor de ontwikkeling van de jeugdliteratuur na 1945 is Miep Diekmann. Haar belang ligt niet alleen in haar boeken, maar zeker ook in haar inspanningen om de jeugdliteratuur meer aanzien te geven. Diekmann debuteerde al in 1947, maar haar grote doorbraak kwam in 1956 met De boten van Brakkeput. Hoewel Diekmann een allround auteur is die vele genres beoefende, roemen veel critici vooral haar realistische jongerenromans. Zij was de eerste die over controversiële onderwerpen als racisme, slavernij, seksuele intimidatie en zelfmoord durfde te schrijven. Maar, net als bij Schmidt, is niet alleen de inhoud van haar werk het vermelden waard. Ook de literaire vorm is opmerkelijk. Vooral haar uitgediepte en genuanceerde karaktertekeningen werden destijds als vernieuwend gezien. Mede dankzij de inspanningen van Diekmann kreeg de jeugdliteratuur meer aandacht bij een groter publiek. De jury die haar in 1970 de | |
[pagina 9]
| |
Staatsprijs voor kinder- en jeugdliteratuur toekende, honoreerde dat door de prijs niet alleen toe te kennen voor haar spraakmakende boeken, maar ook voor haar inspanningen op het terrein van de promotie van kinderboeken: ‘Ook wanneer Miep Diekmann nooit een boek voor de jeugd had geschreven en zich had beperkt tot haar bemoeienis met jeugdlectuur: artikelen, recensies, interviews, uitspraken, lezingen; ook dán zou een huldiging op haar plaats zijn geweest. Zij is de Cassandra van de jeugdliteratuur. Zij schreeuwt waar anderen gelaten mompelen, zij vloekt waar anderen goedig protesteren, zij laat niet af te waarschuwen. Waarschuwen tegen de geestelijke armoede, nivellering, commercialisering, bevoogding, verouderde ethiek, verstarring en vooral onverschilligheid.Ga naar voetnoot2 Haar rol in de ontwikkeling van de jeugdliteratuur in Nederland en over de grenzen (met name in Tsjecho-Slowakije) kan niet genoeg benadrukt worden. Kinderen serieus nemen was niet alleen het motto van Miep Diekmann, maar ook van An Rutgers van der Loeff.Ga naar voetnoot3 Zij debuteerde als kinderboekenauteur in 1949 met De kinderkaravaan. Lawines razen, verschenen in 1954, kreeg de eerste Kinderboek van het Jaar-prijs in 1955. Hoewel ze minder radicaal was, zijn haar werk en haar bijdragen aan de promotie van het goede kinderboek te vergelijken met die van Miep Diekmann. Net als haar collega schreef Rutgers van der Loeff realistische jongerenromans, waarin ze kinderen met de vaak harde werkelijkheid confronteerde. Met haar verhalen wilde ze kinderen in de eerste plaats stimuleren zich een eigen mening te vormen. Daarnaast wilde ze het gevoel van solidariteit met andere mensen bij kinderen voeden. De boeken van Miep Diekmann en An Rutgers van der Loeff zijn vandaag de dag bij het grote publiek enigszins in de vergetelheid geraakt. | |
Twee verhalenvertellers: Paul Biegel en Tonke DragtTwee auteurs die debuteerden in het begin van de jaren zestig, zijn Paul BiegelGa naar voetnoot4 en Tonke Dragt. Een belangrijke reden om hen in dit naoorlogse overzicht te noemen, is hun tijdloosheid. Al veertig jaar lang is sprake van een grote waardering voor hun werk. Het zijn bijzondere verhalenvertellers en scheppers van fantastische werelden. Critici bewonderen Biegels speelse stijl en de manier waarop hij kinderen en volwassenen uitdaagt deel te nemen aan zijn sprookjeswereld. Hij is een van de meest productieve en gelauwerde kinderboekenauteurs. | |
[pagina 10]
| |
Schrijven is voor Tonke Dragt een ontdekkingsreis.Ga naar voetnoot5 In haar boeken verkent ze de grenzen van tijd en ruimte. In sommige van haar romans, onder meer in het met de Griffel der GriffelsGa naar voetnoot6 bekroonde De brief voor de koning (1962), neemt ze haar lezers mee naar een niet precies gedateerd verleden, in andere, zoals Torenhoog en mijlenbreed (2969), reist ze naar de toekomst. Tonke Dragt is een dubbeltalent: ze is niet alleen een voortreffelijk auteur, maar ook een bijzonder illustrator. Voor haarzelf zijn schrijven en illustreren onlosmakelijk verbonden. | |
De veranderende maatschappij weerspiegeld in het jeugdboek: de jaren zeventigOnder invloed van de maatschappelijke ontwikkelingen in de jaren zestig - de weerstand tegen autoriteit, het feminisme en de seksuele revolutie - veranderde ook het jeugdboek. Het beeld van de jaren zeventig is sterk bepaald door de zogenaamde Werkgroepen Jeugdliteratuur. Deze werkgroepen kritiseerden het wereldbeeld in het gros van de kinderboeken van dat moment en hielden een pleidooi voor meer realisme en meer sociaal engagement. Jeugdboeken zouden de sociale veranderingen van de eigen tijd moeten reflecteren en dus meer open moeten staan voor de veranderde verhouding tussen mannen en vrouwen en ouders en kinderen, (homo)seksualiteit, andere samenlevingsvormen dan het traditionele gezin en sociale ongelijkheid. In reactie hierop begonnen jeugdboekenauteurs boeken te schrijven waarin deze maatschappelijke kwesties benadrukt werden. In deze hyperrealistische boeken stond de inhoud voorop. Een goed opgebouwd plot en geloofwaardige personages waren van secundair belang. De inhoudelijke vernieuwing op zich kan positief gewaardeerd worden: taboes werden doorbroken, waardoor in de jeugdliteratuur alles bespreekbaar werd. Vanuit literair perspectief gezien waren deze zogenaamde probleemboeken verre van origineel. Kritiek was onvermijdelijk. Het belangrijkste bezwaar tegen het probleemboek was dat de boodschap van de auteur niet of nauwelijks geïntegreerd was in het verhaal. De romans lieten geen ruimte voor de verbeeldende en deductieve vermogens van de lezer. Natuurlijk waren er in deze jaren zeventig ook auteurs die schreven vanuit dezelfde ideologische principes als schrijvers van probleemboeken, maar die er wel in slaagden hun idealen te combineren met literaire kwaliteit. Het Schrijverscollectief met als bekendste leden | |
[pagina 11]
| |
Willem Wilmink (overleden in 2003), Karel Eykman en Hans Dorrestijn, is daarvan een goed voorbeeld. In hun boeken hadden ze oog voor maatschappelijke ontwikkelingen zonder de gevoelens van kinderen te vergeten. Hun taal is de taal van kinderen. Een andere auteur die in deze context genoemd moet worden, is Guus Kuijer. Zijn carrière als schrijver voor kinderen startte in 1975 met Met de poppen gooien. De anti-autoritaire werkgroepen roemden zijn werk als een voorbeeld van jeugdliteratuur waarin de maatschappelijke veranderingen een plaats hadden gekregen. Kuijer zelf daarentegen brak met elke vorm van pedagogisering en didactisering van de kinderliteratuur in de essaybundel Het geminachte kind.Ga naar voetnoot7 Hij pleitte voor een gelijkwaardige interactie tussen volwassenen en kinderen. Een schrijver moet met zijn lezers meevoelen en ruimte bieden aan hun verbeelding. Zijn eigen boeken laten zien hoe schrijvers deze uitgangspunten kunnen vormgeven. Kuijer schrijft nog steeds en de vijf boeken die sinds 1999 over Polleke zijn verschenen, worden gewaardeerd door volwassenen en kinderen. De mentaliteit die uit zijn werk spreekt laat een grote affiniteit zien met die van Annie M.G. Schmidt. Kuijers essay Het geminachte kind is het beginpunt van een nieuwe discussie over de eigenschappen van goede jeugdliteratuur. | |
De jaren tachtig tot nu: de literaire emancipatie van jeugdliteratuurDe hyperrealistische boeken van de jaren zeventig werden meer en meer bekritiseerd in de jaren tachtig. Auteurs als Imme Dros, Annemarie en Margriet Heymans, Els Pelgrom, Toon Tellegen, Peter van Gestel, Edward van de Vendel, Ted van Lieshout en Joke van Leeuwen, om de belangrijkste te noemen, toonden zich eerst en vooral geïnteresseerd in het schrijven van literatuur. Voor hen is jeugdliteratuur een kunstvorm. In hun verhalen en gedichten is sprake van een uitgebalanceerde verhouding tussen vorm en inhoud. De kant en klare antwoorden van de jeugdboeken uit de jaren zeventig zijn vervangen door keuzemogelijkheden. De boeken van deze auteurs vragen een actieve betrokkenheid van de lezer. Traditionele composities hebben plaatsgemaakt voor meer experimentele. Het gebruik van intertekstualiteit en experimenten met perspectief en chronologie maken dat de teksten zich kenmerken door meerduidigheid. Ze kunnen op meer dan één niveau gelezen worden. De ontwikkeling vanaf de jaren tachtig | |
[pagina 12]
| |
samenvattend zou men kunnen zeggen dat de Nederlandse jeugdliteratuur volwassen is geworden. De genoemde auteurs worden gelezen en gewaardeerd door kinderen én volwassenen. Om dit te onderstrepen worden deze boeken vaak omschreven als ‘boeken zonder leeftijd’. Kleine Sofie en Lange Wapper van Els Pelgrom, verschenen in 1985, wordt vaak beschouwd als een soort van beginpunt in deze ontwikkeling. Het is een verhaal dat speelt met de grenzen tussen werkelijkheid en fantasie. De vele lagen in het verhaal maken dat de vraag naar wat echt en niet echt is, niet beantwoord kan worden. Er lopen verschillende werkelijkheden in elkaar over. Door deze literaire emancipatie van de jeugdliteratuur is er sprake van een voortdurende discussie over het al dan niet vervagen van de grens tussen volwassenenliteratuur en jeugdliteratuur.Ga naar voetnoot8 Dit debat wordt onder meer gevoed door een groeiend aantal auteurs dat de grens met een zekere regelmaat oversteekt. Auteurs als Willem van Toorn, Toon Tellegen en Mensje van Keulen, bekend als auteurs voor volwassenen, zijn ook succesvolle jeugdboekenschrijvers. En omgekeerd schrijven auteurs als Joke van Leeuwen, vooral bekend als schrijver voor kinderen, ook romans en gedichten voor volwassenen. Niet iedereen is gelukkig met de vervagende grens. Vooral binnen de onderwijs- en bibliotheekwereld bestaat de zorg dat de literaire emancipatie ten koste zal gaan van het leesplezier van kinderen. Zij zien de veranderingen als het verdwijnen van het kinderboek en de opkomst van het kinderboek voor volwassenen. | |
De kunst van het illustrerenKleine Sofie en Lange Wapper, geschreven door Els Pelgrom, is geïllustreerd door The Tjong Khing. Het is een voorbeeld van een mooie samenwerking tussen schrijver en illustrator. Als er één element eigen is aan kinderboeken, dan is dat de combinatie van tekst en beeld. En een overzicht van de naoorlogse geschiedenis van Nederlandse kinderboekillustraties leert dat er meer duo's van schrijvers en illustratoren zijn geweest die elkaar perfect verstonden: Annie M.G. Schmidt en Fiep Westendorp die samen Jip en Janneke vormgaven, Imme Dros en Harrie Geelen en Guus Kuijer met eerst Mance Post, later The Tjong King en tegenwoordig Alice Hoogstad. In de Nederlandse jeugdliteratuur treft men ook tal van getalenteerde schrijvers aan die hun eigen werk illustreren en, vice versa, tal van | |
[pagina 13]
| |
goede illustratoren die tegelijkertijd vaardig zijn met de pen. Eerder werd Tonke Dragt al genoemd, maar haar naam kan aangevuld worden met dubbeltalenten als Jean Dulieu, Dick Bruna, Max Velthuijs, Wim Hofman, Ingrid en Dieter Schubert, Annemarie en Margriet Heymans, Harrie Geelen, Ted van Lieshout en joke van Leeuwen. Vanuit internationaal perspectief gezien is Dick Bruna waarschijnlijk de meest bekende schrijver/illustrator. Zijn werk is wereldwijd vertaald. In Japan is zijn werk zo populair dat er speciale Brunawinkels zijn in Tokio en Nagasaki. In eigen land zijn miljoenen kinderen opgegroeid, en groeien nog steeds op met de boekjes over Nijntje. Bruna is beroemd vanwege zijn eenvoudige vormen en zijn gebruik van hoofdzakelijk primaire kleuren. Hij begon zijn carrière al in de jaren vijftig, maar moest tot 1989 wachten voor hij in Nederland werd bekroond. In dat jaar ontving hij een Gouden Penseel en was er een tentoonstelling van zijn werk. Een andere illustrator met een internationale reputatie is Max Velthuijs. In 2004 ontving hij voor zijn illustraties de Hans Christian Andersenprijs, de belangrijkste internationale prijs voor de kinder- en jeugdliteratuur. Harrie Geelen is niet alleen schrijver en illustrator, maar ook componist, musicus en filmmaker. Hij is in artistiek opzicht van vele markten thuis. In zijn werk benut hij heel verschillende technieken. Zijn stijl is expressief. Vooral zijn gebruik van computertekeningen wordt als innovatief beschouw, zowel in Nederland als in het buitenland. Naast deze dubbeltalenten zijn er vele illustratoren die, ieder op zijn of haar eigen wijze, letterlijk invloed hebben gehad op het gezicht van de Nederlandse kinderliteratuur vanaf de jaren vijftig en die hebben bijgedragen aan haar ontwikkeling als kunstvorm. Daarbij moet gedacht worden aan illustratoren als Wim Bijmoer, Jenny Dalenoord, Babs van Wely, Carl Hollander, Lidia Postma, Sylvia Weve, Annemarie van Haeringen, Jan Jutte en Philip Hopman. | |
ConclusieDeze beknopte schets van de veranderingen in de jeugdliteratuur na 1945 maakt duidelijk dat de aandacht besteed aan het lezen van kinderen en het aanbod aan kinderboeken hebben geresulteerd in een kinderliteratuur waarbij de nadruk ligt op het tweede deel van de | |
[pagina 14]
| |
samenstelling. De vele vertalingen laten zien dat de kwaliteit van het Nederlandse kinderboek internationaal wordt erkend. Sinds de jaren zeventig is ook de academische interesse voor jeugdliteratuur toegenomen. De wijze waarop deze belangstelling zich concretiseerde in onderzoek verliep parallel aan de ontwikkelingen in de jeugdliteratuur zelf. In de jaren zeventig lag het accent op de pedagogische aspecten van kinderboeken. Ze werden gezien als een belangrijk middel in de opvoeding. Vanaf midden jaren tachtig worden de literaire aspecten benadrukt. Vorm en inhoud van boeken voor kinderen worden op dezelfde wijze bestudeerd als teksten voor volwassenen. Zo besteedde Literatuur zonder leeftijd, een periodiek voor de studie van de kinder- en jeugdliteratuur, de afgelopen jaren onder meer aandacht aan intertekstualiteit en postmoderne tendensen in kinderboeken. Anders dan bij volwassenenliteratuur het geval is, wordt dit soort van tekstgericht onderzoek vaak bekritiseerd. De bezwaren ertegen zijn vergelijkbaar met die tegen het literaire kinderboek zelf. Belangrijkste punt van kritiek is dat in deze studies wordt voorbijgegaan aan de kinderlijke lezer. Deze kritische geluiden nemen niet weg dat de ontwikkeling van kinderboeken als een literaire genre nog altijd doorgaat. |
|