Van de roos van marmer naar de roos van ijzer
De roos van marmer reusachtig groot en wit stond alleen op het verlaten plein waar de schaduwen zich uitstrekten tot in het oneindige. En de marmeren roos alleen onder zon en sterren was koningin van de eenzaamheid. En reukloos droop de marmeren roos op haar onbuigzame stengel hoog op het granieten voetstuk onder de hemelvloed. De maan bleef staan mijmerend in haar ijzige hart en aan haar bloemblaadjes beproefden de tuingodinnen de marmeren godinnen hun kille borsten.
De roos van glas galmde onder de kustgeluiden. Elke snik van een gebroken golf bracht bracht haar aan het trillen. Rond haar breekbare stengel en haar doorzichtige hart draaiden regenbogen met de sterren. De regen gleed in tere bolletjes over haar blaadjes die al eens huilden onder de wind tot ontzetting van beken en glimwormen.
De roos van steenkool was een zwartbruine feniks door buskruit veranderd in een roos van vuur. Maar onophoudelijk voortkomend uit de duistere mijngangen waar mijnwerkers haar eerbiedig plukten om haar naar de oppervlakte te brengen in haar antracieten korst waakte de roos van steenkool aan de poorten van de woestijn.
De roos van vloeipapier bloedde al eens in de schemering wanneer de avond knielde aan haar voet. De roos van vloeipapier behoedster van alle geheimen en slechte raadgeefster vergoot een bloed dikker dan het schuim van de zee en dat niet eens haar eigen bloed was.
De roos van wolken verscheen over de vermaledijde steden ten tijde van vulkaanuitbarstingen ten tijde van branden ten tijde van rellen en boven Parijs toen de Commune er haar glinsterende olie-aderen doorheen mengde en de geur van buskruit. Ze was mooi op 21 januari mooi tijdens de maand oktober in de koude steppewind mooi in 1905 ten tijde van de wonderen ten tijde van de liefde.
De roos van hout regeerde de galgen. Ze bloeide heel hoog op de guillotine sliep daarna in het mos in de reusachtige schaduw van paddestoelen.
De roos van ijzer werd eeuwenlang gehamerd door de smeden van bliksems. Elk van haar bloemblaadjes was zo groot als een onbekende hemel. Bij de minste slag liet ze het rollen van de donder horen. Maar zacht was ze zo zacht voor de wanhopige minnaressen de roos van ijzer.
De roos van marmer de roos van glas de roos van steenkool de roos van vloeipapier de roos van wolken de roos van hout de roos van ijzer zullen altijd opnieuw opbloeien maar vandaag liggen hun blaadjes verspreid over je tapijt.
Wie ben jij? jij die onder je blote voeten de kortstondige resten vertrapt van de roos van marmer de roos van glas de roos van steenkool de roos van vloeipapier de roos van wolken de roos van hout de roos van ijzer.