De Parelduiker. Jaargang 20
(2015)– [tijdschrift] Parelduiker, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 2]
| |
[2015/5]Jaap van den Born
| |
Henri Hubertus van KolWaar Heinz Polzer een kleine man was die zich met houterige, maar verende tred voortbewoog, om onopvallend in de massa te verdwijnen, was Henri Hubertus van Kol (1852-1925) een reusachtige, flamboyante gestalte met brede gebaren en zware stem, die in ieder gezelschap opviel en er zijn stempel op drukte. De invloed van de- | |
[pagina 3]
| |
Heinz als eerstejaarsstudent (onderaan, tweede van rechts).
ze man zou generaties doorwerken. Tussen Heinz en zijn grootvader bestaan zelfs opmerkelijke overeenkomsten, terwijl ze tegelijkertijd in menig opzicht elkaars tegenpolen waren. Heinz maakte in de meidagen van 1940 als lid van het Rotterdamsch Studentencorps Hermes het bombardement mee. Vanaf een dak, blussend als vrijwilliger, zag hij de Bijenkorf brandend instorten. Hij zat in 1941 korte tijd in de Scheveningse strafgevangenis (in cel 64 om precies te zijn), wegens een studentikoze grap over de bezetter. De oorlog bracht hij verder door in het neutrale Zwitserland, waar hij als hospitaalsoldaat zijn dienstplicht vervulde. In 1945 reisde hij als vrijwilliger van het Rode Kruis naar het bevrijde Parijs, waar hij piano speelde voor de Amerikaanse militairen. Dat deed hij overigens onder het minder Duits klinkende, aan zijn opa ontleende alias Henry van Kol. Als reclameman van Unilever was hij in het zinderende, hectische Indonesië van 1958, ten tijde van de Permesta/prri-opstanden, de moordaanslagen op Soekarno en de dramatische deportatie van de laatste Nederlanders en Indo's. Hij mocht blijven, als Zwitser. Zo maakte hij historische gebeurtenissen mee: als toeschouwer en buitenstaander. | |
[pagina 4]
| |
Henri Hubertus van Kol in zijn laatste jaren, in Japanse dracht.
Zijn grootvader daarentegen was als student in Delft medeoprichter van de vrijdenkersvereniging De Dageraad en actief als vurig revolutionair. Ook hij reisde af naar Parijs, tijdens de opstand van de Commune in 1870, om actief deel te nemen aan de strijd, alleen om er al in België achter te komen dat de opstand net was neergeslagen. Opmerkelijk is dat in 2012, meer dan 140 jaar nadat zijn grootvader mede de stoot gaf tot de geboorte van het blad, in De Vrijdenker een gedicht verscheen van Drs. PGa naar eindnoot2:
Ooit, ergens, had een man een kloek idee
Het werd scenario - Hij was briljant
En welbespraakt; het volk kwam aangestoven
‘Er is één God, en ik ben Zijn gezant
Veelgodendom valt niet meer te geloven’
Hij stichtte tempels, stelde priesters aan
| |
[pagina 5]
| |
‘Hosanna! Alle zegen komt van boven!
Wat heerlijk om daar geld aan af te staan!
Wij zijn het uitverkoren volk! Hoezee!’
Theologie - wat heeft die om het lijf?
Het is gewoon een lucratief bedrijf
Het sloot naadloos aan bij de opvattingen van Henri Hubertus. Van Kol beweerde dat algemene mensenliefde iets anders was dan het beginsel van de christelijke naastenliefde. In het studentenblad Vox Studiosorum verwoordde hij dat als volgt: [...] in tegenstelling met den Christen handelt hij, die de leer van de humaniteit als richtsnoer voor zijn daden neemt, ‘niet uit hoop op vergelding in een onbewezen volgend leven’. Hij beschouwt zich ook niet als een schepsel Gods, doch als een lid van het menschdom: Hij heeft geen eerbied voor een God, doch eerbiedigt den mensch. Voor hem is ieder mensch, hoe slecht, hoe diep gevallen hij ook zij, oneindig meer waard dan elke God, dien men ooit verzonnen heeft, of nog verzinnen zal.Ga naar eindnoot3 Waar Heinz' observaties in de achterbuurten van Rotterdam tijdens zijn studententijd leidden tot het gedenkwaardige lied ‘De commensaal’, leidden die van zijn opa als student in de achterbuurten van Delft tot diens aansluiting bij de Eerste Internationale en een levenslange strijd voor het socialisme. Van Kol was medeoprichter van de sdap. Hij correspondeerde met en ontmoette Marx, Engels, Kautsky, Bebel en alle andere grote namen uit die wereld en reisde onvermoeibaar de wereld rond. Wie heeft, zoals Heinz, een grootmoeder met een poëziealbum met versjes van o.a. Domela Nieuwenhuis, Engels, Kautsky, Kropotkin, Karl Liebknecht en Adler? Heinz heeft zijn bewondering voor zijn grootvader nooit onder stoelen of banken gestoken, wegens diens eigenzinnige opvattingen en vooral om de persoonlijke moed die hij toonde bij demonstraties en politieoptredens. Die waren toen niet mals en gingen gepaard met getrokken sabels. Maar de dictaturen en het dogmatisme waar deze idealen toe leidden stootten hem af. | |
Indië/IndonesiëMet zijn grootvader had Heinz ook de liefde voor de Gordel van Smaragd gemeen. Hij was er acht jaren werkzaam voor Lintas, het reclamebureau van Unilever, en dacht er tot zijn dood met heimwee aan terug. In zijn laatste jaren miste hij de tropen. Regelmatig getuigde hij van zijn afkeer van het Hollandse klimaat, herinneringen ophalend aan het gezelschap van tjiktjaks en de avondlijke geluiden uit de kampong. En rookte hij kreteksigaretten. | |
[pagina 6]
| |
Heinz' moeder Lili van Kol op een prentbriefkaart, destijds verkocht t.b.v. de stakingskas.
Grootvader Van Kol was ook jarenlang werkzaam in Indië, als ingenieur. Hij trok zich daar het lot aan van de inlander. Later, als Kamerlid, verzette hij zich in felle redevoeringen tegen de oorlog in Atjeh en het hele antikoloniale programma van de sdap kwam uit zijn koker. Hij trok door Indië, onrecht noterend en mensen ondervragend. Op zijn inspectie kwam hij ook in Atjeh, waar hij een persoonlijke waardering voor Van Heutz ontwikkelde. In hem herkende hij een tegenpool, maar ook een eerlijk man, die hem openlijk toegang verleende tot alle archieven. Het tegenovergestelde van Colijn, met wie hij later in de Kamer in felle discussies verwikkeld zou raken over Indië. Dit alles leidde tot een eindeloze stroom publicaties en pamfletten, een oeuvre dat zijn kleinzoon in kastlengte zou evenaren met zijn gedichten en liedjes. Voor diens aanleg of belangstelling voor poëzie moeten we echter niet bij Henri Hubertus zijn, maar bij grootmoeder Van Kol. Ook zij was een opmerkelijke figuur met haar eigen carrière als dichteres en (kinder)verhalenschrijfster. | |
Nellie van KolNellie van Kol-PoreijGa naar eindnoot4 huwde Van Kol in 1883. Zij was eveneens socialiste en bovendien een voorvechtster van vrouwenrechten. De opvoeding had haar speciale belangstelling; ze publiceerde als eerste een boek over seksuele voorlichting voor kinderen. Ook over tal van andere sociale en politieke onderwerpen roerde zij haar pen geducht. In 1886 ging ze met haar man naar Zwitserland waar haar dochter Lili geboren werd, de moeder van Heinz. Rond de eeuwwisseling kreeg ze steeds meer twijfels over het socialisme. Ze zocht haar heil eerst in het spiritisme en de theosofie, waarna ze tot de Hervormde Kerk toetrad. Ze scheidde een aantal vrome | |
[pagina 7]
| |
dichtbundels af. Onder de naam Nellie redigeerde ze het kindertijdschrift Ons Blaadje, waarin ze verhaaltjes en versjes schreef. Daarnaast publiceerde ze talloze kinderboeken en bewerkingen van sagen. Ook Henri van Kol legde, hoewel hij strijdbaar socialist bleef, aan het eind van zijn leven een ongezonde belangstelling aan de dag voor de theosofie, het spiritisme en wichelroedelopen. En ook hij bekeerde zich tot het christendom. In een voorwoord bij de in 1895 verschenen brochure Onze Aarde zij een Paradijs schrijft hij: ‘Het socialistisch beginsel bleef ik trouw, het doel van mijn leven en werken bleef ongewijzigd, al kwam er verandering in enkele mijner meeningen. Zoo is mijn geloof in de mogelijkheid en doelmatigheid eener gewelddadige revolutie verzwakt; onderging mijn overtuiging inzake godsdienst ingrijpende verandering.’ Uitgave van Heinz' grootmoeder, Nellie van Kol.
Heinz' afkeer van idealen en de cynische blik waarmee hij zaken als spiritisme, theosofie, antroposofie, christendom en andere vormen van bijgeloof bekeek lijken hierin een oorsprong te vinden (en ook, zoals we zullen zien, in de opvattingen van zijn vader en grootvader van vaders kant). Dat geldt wellicht voor zijn eigenzinnige levenshouding in het algemeen. In persoonlijke brieven noemde hij zich een vrijdenker, maar vond een vrijdenkersvereniging een contradictio in terminus. Sinds 1913 leefde Henri van Kol gescheiden van zijn vrouw en in 1919, het geboortejaar van Heinz, ging hij samenwonen met de Japanse Otawa Tomi. In 1925 overleed hij aan de gevolgen van een ongelukkige val. Nellie stierf vijf jaar later. | |
Lili en Herman PolzerHeinz' moeder Lili, geboren in Zwitserland en daar later in het huwelijk getreden, was als kind opgevoed in de strijdvaardige socialistische idealen van haar ouders. Na de ommekeer in de denkbeelden van haar moeder, groeide ze verder op onder haar christelijke hoede. Zij was grotendeels voor haar opvoeding verantwoordelijk: vader was constant op reis. Naar de invloed van een opvoeding door twee zulke markante persoonlijkheden kunnen we alleen maar raden. Er bestaat een foto van Lili op twintigjarige leeftijd waarop zij betrokken blijkt bij een staking in de textielindustrie in 1907, ook gesteund door de gereformeerde Anti-Revolutionaire Partij. Op deze foto kijkt ze ons aan met de ironisch-observerende blik waarin we met een schok de latere Drs. P herkennen. Ook zij gaf later blijk van een gedreven christelijke geëxalteerdheid. Waarschijnlijk heeft die mede geleid tot het ontstaan van het lied ‘Knolraap en lof, | |
[pagina 8]
| |
Omslag van Leibesübungen und Alkohol, van Herman Polzer, een pleidooi voor veel gymnastiek, de gezonde werking van vruchtensappen en de gevaren van alcohol.
schorseneren en prei’, een parodie op de christelijke jubelzangen die Heinz in zijn jeugd moest verduren. In december 1911 trouwde Lili in Bern met de tot Zwitser genaturaliseerde, uit Graz afkomstige Oostenrijker dr. Herman Polzer, ook al een opmerkelijk man. Met hem woonde ze de jaren daarna in Thun. Ze bleef actief, hield lezingen in Nederland over Graz en Stiermark, schreef erover in bladen en zamelde gelden in voor studenten en, na een ramp, voor de nooddruftige getroffenen. Heinz' vader zelf heeft van alles te maken met de in ons land alom aanwezige reformwinkels en het feit dat u volkorenbrood eet. Heinz' ouders scheidden toen hij drie jaar oud was en in interviews zei hij zich hem nauwelijks te herinneren. Toch bleef er contact: de verdeelde kinderen - over hen later meer - logeerden over en weer. Hij heeft zijn vader voor het laatst ontmoet in Potsdam, halverwege de jaren dertig. Die ontmoeting was niet hartelijk en alles wat hij erover kwijt wilde was dat zijn vader een vreemdeling voor hem was geworden. Mede wegens diens nazisympathieën verbrak hij het contact. Dat hij de ideeën van zijn vader niet deelde blijkt onder meer uit diens boekje Leibesübungen und Alkohol (Berlijn 1931), een pleidooi voor veel gymnastiek, de gezonde werking van vruchtensappen en de gevaren van alcohol. Herman Polzers proefschrift over een middeleeuws handschrift (Priester Arnolds Gedicht von der Siebenzahl. Ausgabe, Schreibung, Reime, Bern 1913) is bewaard en vermeldt als auteur dr. Herman Polzer-van Kol. Dat een man in die tijd de naam van zijn vrouw aan de zijne toevoegde, mag zeer opmerkelijk genoemd worden. In dit proefschrift merkt hij over de schrijver van dit middeleeuwse gedicht op: ‘Vorbemerkung. Aus der Reimtafel ersehen wir, dass der Dichter der Sz. ungewöhnlich rein reimt, dass gewisse in der ersten Hälfte des 12. Jahrhunderts gebräuchliche Unreinheiten von ihm ganz oder fast ganz gemieden werden.’ Ach, hij had zijn zoon eens aan het werk moeten zien. Herman Polzer kopieerde het leven van zijn vader nagenoeg: beiden studeerden filologie en werden Gymnasiallehrer, hun vrije tijd spenderend aan het schrijven voor obscure blaadjes met geschifte denkbeelden. Al jong was Herman dankzij hem betrokken bij de aan de antroposofen en (dus) nazi's gelieerde Reformbeweging. Deze zette zich in voor biodynamische landbouw, gebaseerd op antroposofische, esoterische en occulte ideeën die niet áánsloten op de Blut und Boden-theorieën | |
[pagina 9]
| |
van de nazi's maar eraan ten grondslag lagen. Hij schreef hierover vele artikelen voor Leib und Leben, het blad van de Deutsche Gesellschaft für Lebensreform. Daarin kwamen ook de niet geheel van racistische en antisemitische smetten vrije denkbeelden van Rudolf Steiner ruim aan hun trekken. Ook hier weer dat gedreven idealisme, gepaard aan een grote publicatiedrang. Tegenwoordige, nog steeds volkorenbrood etende en melk weigerende biologisch-dynamische reformaanhangers, beweren dat de beweging in 1930 door de nazi's verboden werd. Desondanks bleef die als onafhankelijke organisatie bestaan, evenals het blad. Beide waren immers al jaren nationaalsocialistisch, al vóór de machtsovername door Hitler. In 1941 werd Herman Polzer er leider van en hij bleef dat tot het werkelijke einde, in maart 1943. Dat beweging en blad nog zo lang konden blijven bestaan, was omdat hij ook, via zijn vader, gelieerd was aan de Artamanen of Armanen, een Blut und Boden-groepering die het runenteken en Wodan weer hun verdiende Germaanse plek gaf. De Artamanen werden gesteund door de ss van Himmler.Ga naar eindnoot5 Ze kwamen ten slotte als winnaar uit de strijd tussen de verschillende occulte en esoterische stromingen binnen het nationaalsocialisme (de sd en Gestapo stonden wantrouwend tegenover antroposofen en vrijmetselaars). Grootvader Aurelius Polzer. Dichter, liedjesschrijver en intrigant.
Herman Polzer overleed in Berlin-Nikolassee op 30 november 1945. | |
Aurelius PolzerHeinz' grootvader van vaders kant was de absolute tegenpool van die van moeders zijde, maar even gedreven en dominant. Schreef H.H. van Kol in Heinz' geboortejaar De Joden en de vrede, een oproep voor een onafhankelijke Joodse staat in Palestina, met de profetische voorspelling dat dit aanvankelijk een seculiere staat zou zijn tot de Messias zou komen, Aurelius Polzer was een uitgesproken antisemiet. Hij wordt beschouwd als een van de geestelijke wegbereiders van het nationaalsocialisme. Aurelius Polzer (1848-1924) stamde af van eenvoudige bergbewoners die sedert eeuwen enkele dorpjes bewonen in de buurt van Hohenstadt, het huidige Tsjechische Zabreh. Er is daar zelfs een Polzerberg met twee nabijgelegen, opmerkelijk ge- | |
[pagina 10]
| |
Een van de bundels van Heinz' grootvader Aurelius Polzer, met veel Blut und Boden en rassenwaan.
naamde dorpjes: Heinzendorf en Heinzhof. Aurelius streed voor aansluiting van het Duitssprekende deel van Oostenrijk-Hongarije bij het Duitse Rijk en voor etnische zuivering ervan. Hij was een rascomplotteur die in verschillende felnationalistische en antisemitische clubjes invloed had, of deze oprichtte; zoals de Schulverein für Deutsche, de Vereins Südmark en de Deutscher Turnerbund, onder welks vlag hij uitgever was van het Grazer Wochenblatt. Die Turnerbund, een met stokken gewapende knokploeg, was jaren later dekmantel voor de in Oostenrijk verboden nsdap.Ga naar eindnoot6 De betrokkenheid van Aurelius bij de Los-von-Rom-Bewegung, met name zijn vlugschrift Bekennt euch zur deutschen Nationalkirche! Ein Mahnwort an die Deutschen in der Ostmark, leidde tot zijn ontslag en overplaatsing. Evenals Heinz was Aurelius dichter en liedjesschrijver. De opbloei van Duits-nationalistische zangverenigingen beïnvloedde hij met zijn dicht- en zangbundels (onder de schuilnamen Erich Fels en Armin Stark), die titels droegen als Zu Schutz und Trutz! Deutscher Sang aus der Ostmark en Im Harnisch. Trutzgesang aus der bedrängten Ostmark. Zijn strijdlustige liederen werden door verschillende componisten op muziek gezet en hadden grote invloed. Zoals Das Deutsche Lied (1892), dat door Anton Bruckner tot vierstemmig koraalstuk werd bewerkt:
Wie durch's Bergtal dumpf grollt Donnergedröh'n,
Wie der Sturmwind saust um waldige Höh'n,
Wie die Meerflut tost an klippigen Strand,
So schalle, so schmettere, die Feinde zu schrecken,
Die schlaffere Brüder vom Schlafe zu wecken,
Der Deutsche Gesang durch's gefährdete Land!
Dat hij ook een verklaard antisemiet was, evenals zijn zoon, zien we in de volgende strofe uit zijn gedicht ‘Gegen Juda!’ uit de bundel Harfenklänge aus eiserner Zeit. Lieder, Balladen und Sprüche aus den Weltkriegsjahren 1914 bis 1918, dat een jaar voor Heinz' geboorte verscheen (mijn exemplaar heeft voorin het stempel ‘Haupt-Archiv der nsdap. München’):
Und liegt der Jude überwunden,
Dann töte ihn, der schleichend kreist
| |
[pagina 11]
| |
Heinz met zijn stiefvader, Everhard Schaank.
Und nimmermehr dich lässt gefunden,
Den Ahasver, den Judengeist!
In 1899 werd hij gearresteerd en veroordeeld wegens ‘Verdachtes der Geheimbündelei und Verbreitung verbotener Druckschriften’. Dit hield hem niet tegen: in 1906 vinden we zijn naam op een aanbevelingslijst van het Guido von Listgesellschaft, een Artamanengroep genoemd naar de grondlegger - een uit de theosofie afkomstige occultist. | |
Een dubbellevenVoor Heinz Polzer is er geen ontkomen geweest aan al dit dna van vaders- en moederskant. Hij was gedoemd zich bezig te houden met rijmen en verheven idealen. Met de laatste is hij gelukkig de spot gaan drijven, want door dit genenpakket had hij alles in zich om Volksleider van Nederland te worden en had hij Pim Fortuyn met gemak onttroond. Zijn kuiperijen beperkten zich echter tot het ondermijnen van het gezag van de Vijftigers. Dat de ideeën van vader Herman Polzer, en vermoedelijk vooral diens uitgesproken antisemitisme, niet goed aansloten bij het geëxalteerde sociaalchristelijk gedachtegoed van zijn vrouw Lili, moge duidelijk zijn. Hun huwelijk hield toch nog elf jaar stand. In 1922 vertrok Lili naar Nederland. Ze hertrouwde snel daarna met Everhard Menno Hartwich Schaank (1893-1975), een welgestelde ingenieur, die bij Rijkswaterstaat opklom tot hoofdingenieur-directeur en Rijksvaartcommissaris in Den Haag. En jawel; zijn vader schreef ook al over Indische cultuur, met name over de Chinezen op Borneo. Met dit huwelijk haalde de heer Schaank meteen twee kinderen in huis, want | |
[pagina 12]
| |
Heinz met zijn zusje: ‘Niet bepaald mijn hartsvriendin’.
vóór hun scheiding kregen Herman en LiliGa naar eindnoot7 zes zonen en een dochter (Ulrich, Hilde, Helmuth, Heinz, Roland en Dietrich), van wie de toen nog levende verdeeld werden: Hilde en Heinz gingen met moeder mee en Ulli en Helmuth bleven bij vader, die hertrouwde met de uit Polen afkomstige Hildegard Stampa. De oplettende lezer mist een naam, maar Heinz werd twee keer verwekt blijkt uit het volgende. In Nellies dichtbundel Uit de diepte (Amsterdam 1916, 3de dr. 1924) staat tussen tal van vrome versjes een gedicht over haar thuiskomst (‘Weer thuis’) na een bezoek in Zwitserland, overduidelijk aan Lili (‘En 't was wel schoon, dat meer van Thun’). Daarvóór staat een gedicht (‘Kort leventje’) waarin ze in zeven canto's een jonggestorven kleinkind bezingt, dat naar de naam Heinzeli of Heinzli luistert:
Maak mijn Heinzli 'n kind van U
'n hartje vol erbarmen;
dat zich aan Heinzli's hartje kan
al wat koud is verwarmen.
Zou in het Boek van Menschenlof
Heinzli's naam ook nimmer pralen,
als maar Uw lieve Engelen hem
eens den Hemel binnenhalen!
Dat gebeurt eerder dan verwacht:
Heinzeli is zoo moe, zóó moe, -
doet zijn blauwe oogskens toe,
wil ze niet meer openmaken.
Heinzeli kijkt naar ons niet meer,
| |
[pagina 13]
| |
[pagina 14]
| |
Heinzeli wil in beter sfeer
bij den Lieven Heer ontwaken.
Ga, lief ventje, ga in vree;
ga, en neem onz' groeten mee
aan veel kleintjes, die reeds gingen
om in 't Kinderparadijs
op zoetkinderlijke wijs
's Heeren lof en eer te zingen.
Michèl de Jong achterhaalde dat deze Heinzli in 1912 ter wereld kwam en stierf en dus de eerstgeborene van het echtpaar was. In 1919 werd de tweede Heinz geboren die dit kind ruimschoots in leeftijd zou overtreffen. De rest is geschiedenis. Een geschiedenis die momenteel in kaart gebracht wordt door diezelfde Michèl de Jong, dichter en historicus en vriend van Heinz Polzer, die hard werkt aan zijn biografie. |
|