van de Georgenkirchstraße waar hij de eerste zeven jaar van zijn leven doorbracht. Op het Gedenkblatt valt te lezen dat hij op 22 maart 1915 werd toegelaten en op 23 maart 1923 uitgeschreven.
Hij had gelegenheidsbaantjes als leerling in textielwaren, magazijnmedewerker, verkoper, vertegenwoordiger voor marmerproducten, boekhouder, reiziger in conserven, figurant aan de opera. De oprichting van een avondgymnasium was voor hem een uitkomst. Met een opstel rond het thema ‘Wie is uw lievelingsdichter en waarom?’ (Antwoord: Heinrich Heine) wist hij zich te kwalificeren.
Op basis van dagboekaantekeningen lezen we zijn literaire voorkeur. Hij heeft kritiek op Else Lasker-Schüler na een lezing maar is enthousiast over Hans Fallada's Kleiner Mann - was nun, later vertaald door de Nederlandse journalist en schrijver Nico Rost. Langzamerhand sloot zich het net. In zijn dagboek van 8 maart 1933 schrijft hij: ‘Das ist ja Deutschland jetzt, die Luft legt sich einem um die Haut wie Stacheldraht. Als wären alle Deutschen Schlachtgehilfen [slagersknechten]! Aber sie sind es nicht!
Hij studeert dan rechten aan de universiteit. In het archief bevindt zich een ‘Ausweiskarte’ van de Friedrich Wilhelm Universität, in 1880 gesticht door de hervormer en linguïst Wilhelm von Humboldt aan Unter den Linden, ook wel ‘Unter den Linden-Uni’ geheten.
Hij verloor zijn papieren. Zijn ‘Arierausweis’ werd hem afgenomen, zijn stipendium ingetrokken. Door de universiteit geschorst en op 24 februari 1933 uitgesloten. En niet minder erg: ‘Wegens reorganisatie van de handelsonderneming’ verliest hij zijn werk als hulpmedewerker van het Börsenbüro waar hij van 1 april 1930 tot 26 juli 1933 werkte - en daarmee zijn materiële bestaansgrond.
Zijn sympathie voor de Berliner Linke maakte zijn leven niet gemakkelijker. Maar hij dacht er in april 1934 nog niet aan Berlijn te verlaten. In zijn dagboek schreef hij: ‘Wenn schon sterben, dann aufrecht.’
Maar aan een Nederlandse vriend meldde hij niet lang daarna dat hij angst had voor arrestatie en met de gedachte speelde te emigreren naar een Britse kolonie. Kort daarop schreef hij aan dezelfde vriend dat hij concrete vluchtplannen in de richting van Nederland had. ‘Es ist kein Zweifel mehr, ich muß gehen’, want hij kon ‘in Duitsland niet meer leven, slechts sterven’. In de zomer verliet hij Duitsland en ging naar Amsterdam, daarna naar Ilpendam. Deze ervaringen vormen de basis voor wat later zijn bekendste boek zal blijken te zijn, Ein Mensch fällt aus Deutschland.
Op 9 juli 1934 is hij uitgeschreven van de lijst Polizeiliche Abmeldung. Waarschijnlijk heeft zijn moeder dat naderhand voor hem gedaan want de wijziging is op 14 juli van dat jaar ondertekend door Norothea Lehmann. Hijzelf constateerde nuchter: ‘Mij heeft Hitler tot het jodendom bekeerd.’
Dank zij de hulp van Menno ter Braak, criticus van Het Vaderland, kon Merz in 1936 bij uitgeverij Querido zijn roman Ein Mensch fällt aus Deutschland, gebaseerd op zijn vlucht naar Nederland, uitgeven. Merkwaardig genoeg werd deze exilroman veel beter besproken door Menno ter Braak dan Flucht in den Norden van Klaus Mann, een ‘emigrantenroman waaraan de emigratie voorbijging. Hij verweet Mann het ontbreken van