gen, als lezer of, in de termen van Van Oorschot, ‘de belezen jongen die ik wel eens wat vraag’ (in een brief aan Johan Polak). Ik ken de documentatie betreffende de totstandkoming van Van Geels debuut niet, maar Lehmann zal daar dus waarschijnlijk een rol in gespeeld hebben.
Een zeer kort vers uit Het echolood heeft dienst gedaan als motto van de tentoonstellingscatalogus van Van Geel in het Stedelijk (1961/1962), geheel in onderkast:
de vogel valdood vliegt ook tegen beter weten
Er tegenover staat een wit afgedrukte tekening van een ‘vogel’ tegen een zwart fond. Los ingelegde teksten van Hillenius en Sanne Sannes, waarbij de eerste meer nadruk legt op het leven, de tweede het werk geheel in het teken vindt staan van de dood. Vandaar de ‘spreuk’, als motto.
Toen Lehmann in 1940 met Subjectieve reportage debuteerde, gaf hij het veelgeciteerde ‘Signature-Tune’ als openingssignaal mee. Er is wel eens een kwestie gemaakt van het voorkomen van een fiets in de poëzie, maar Lehmann is bepaald niet de eerste geweest die dit woord heeft toegelaten, Gorter in de Mei is hem al voorgegaan, nog eerder De Schoolmeester, en na hem heeft Kopland met Alles op de fiets het rijwiel als moderne Pegasus voor altijd gemunt. (Vlak ook Zuiderent en Korteweg niet uit.)
Het grappige is dat ik in de tweede helft van de jaren zestig hoog in het smalle huisje Herengracht 585 woonde (toen ik mijn bundel Strafwerk in 1968 wilde aanbieden aan Querido bleek mijn toekomstige uitgever, Reinold Kuipers, mijn buurman te zijn) en vaak als ik uit het raam naar beneden keek heb ik daar Lehmann op een piepklein, misschien opvouwbaar fietsje in de Utrechtsestraat de brug over zien rijden, met een soort tas op zijn rug, en zien afstappen bij de bakkerij op de hoek waar hij kennelijk gewend was zijn brood te kopen. Ik weet nog dat ik zei: ‘Kijk, daar gaat Lehmann weer.’ Ik herkende zijn achterhoofd, zoals Luxe dat achterop laat zien. Maar ik had hem ook zien en horen optreden op een jazz-&-poetry-avond, samen met Ted Joans en, meen ik, Remco Campert. De laatste heeft het fietsje nog gememoreerd in het gedicht ‘that's who (in thatland)’.
Het gebod ‘Gij zult niet bloemlezen’ heeft Lehmann bekender gemaakt als persoon dan als dichter. Het is een onzinnig idee, dat alleen maar tot gevolg heeft, vermoedelijk, dat minder mensen je lezen of op de gedachte worden gebracht dat te doen. Maar er was met hem geen onderhandeling hierover mogelijk. Toen ik een bloemlezing wilde maken - de eerste in Nederland, ik was daar niet weinig trots op