[2014/4-5]
Bij dit nummer
Louis Th. Lehmann (1920-2012) was een wonderkind met vele talenten. Toen hij nog op school zat debuteerde hij met verzen in het literaire tijdschrift Werk. Al vroeg trok het surrealisme zijn belangstelling. Behalve surrealistische verzen maakte hij collages en tekeningen. Hij vertaalde poëzie, romans en toneelstukken, schreef kritieken over buitenlandse literatuur, componeerde muziek, bekwaamde zich op de dansvloer, schreef romans. En hij studeerde: eerst rechten, daarna archeologie. In die laatste discipline bekwaamde hij zich in de scheepsarcheologie; hij werd een autoriteit op het gebied van de Griekse en Romeinse roeischepen.
Maar hij begon als dichter. Zijn poëzie viel in de smaak van de literaire critici van die tijd, 1939-1940. Menno ter Braak hield het erop dat Lehmann op zijn twintigste jaar met een zekere astrale volmaaktheid als een meteoor de Nederlandse literatuur was komen binnenvallen. Vestdijk noemde hem een ‘wonderkind’. Maar Ter Braak ontdekte ook een bepaalde slordigheid in zijn gedichten, een ‘onbekommerdheid om de afwerking’. Hij vond Lehmann ‘voor alles een dichter, die zelfs in het slechtste gedicht nog iets van zijn persoonlijke charme of bokkigheid weet te leggen; pas in de derde of vierde plaats aestheet, geraffineerd dwars door de “slordigheid” heen, schijnbaar (waarschijnlijk ook met eenige pose) onverschillig voor wat hij uit handen geeft, steeds bereid om den indruk te wekken, dat zijn techniek improviseerend is gebleven tot in den druk toe’.
Met dat improviserende als karaktertrek van zijn poëzie raakte Ter Braak de kern van het kunstenaarschap van Lehmann. In alles wat hij aanpakte zat een aantoonbaar talent, maar in geen enkele discipline liet hij zich vastlopen in de afwerking. Al zijn werk heeft iets ongecompliceerds en ondanks het verrassende ook iets vanzelfsprekends.
Tegenover die improviserende en speelse trek van zijn kunstuitingen stond de uiterste nauwgezetheid van zijn wetenschappelijke publicaties, op basis waarvan hij ten slotte niet alleen de doctorsgraad in de archeologie behaalde maar tevens in zijn vakgebied een veel gevraagde gast was op internationale symposia.
De Parelduiker brengt met dit nummer, dank zij de gulle medewerking van Lehmanns weduwe, Alida Beekhuis, het brede scala van Louis Lehmanns rijke leven en kunstenaarschap in woord en beeld. De enthousiaste respons van de vele medewerkers toont aan hoezeer hij gewaardeerd werd en hoezeer zijn talrijke kunstuitingen anderen hebben geïnspireerd.
Bijna alles in dit nummer werd speciaal voor deze gelegenheid geschreven en getekend. De artikelen werden aangevuld met enkele oude en nieuwe speciaal voor Lehmann geschreven verzen.
De redactie dankt allen die aan dit nummer meewerkten, en in het bijzonder Alida Beekhuis voor het ter beschikking stellen van haar archief en kennis.
De redactie