niet alleen in Berlijn maar ook in andere universiteitssteden plaatsvond. En zelfs propagandaleider Joseph Goebbels kwam nog langs om met zijn venijnige woorden de sfeer te verhogen.
Denkmal zur Erinnerung an die Bücherverbrennung op de Bebelplatz in Berlijn.
Zes dagen later drukte men de namen van de in totaal 131 auteurs wier werk was verbrand, af in het Börsenblatt. Ze waren op een lijst gezet door de bibliothecaris Wolfgang Herrmann.
‘Er is geen sprake van, dat men nog kan verschijnen in Duitsland,’ schreef Joseph Roth al op 17 maart 1933 aan zijn vriend Stefan Zweig, bijna twee maanden voor de boekverbranding. En op 6 april voegde hij er aan toe: ‘Wat ik u al heb geschreven is waar: onze boeken zijn in het Derde Rijk onmogelijk. Niet eenmaal zal men adverteren voor ons. Ook niet in het Buchhändler-Börsenblatt. De boekhandelaren zullen ons afwijzen. En de sa-stormtroepen zullen de etalages kapotslaan.’
De organisatoren van de boekverbranding baseerden zich op zwarte lijsten die in het voorjaar van 1933 door de Berlijnse bibliothecaris Wolfgang Herrmann nauwkeurig waren samengesteld. In de boekhandels en bibliotheken werden de boeken geboycot. De bewuste zwarte lijst werd doorgespeeld aan de organisatoren van de actie Wider den undeutschen Geist, die die avond ook in verschillende andere Duitse steden begonnen met de verbranding. Op de brandstapel vielen niet alleen de werken van Marx en Engels, de schrijvers Thomas, Heinrich en Klaus Mann en Alfred Döblin, maar ook die van Erich Kästner en Erich Maria Remarque ten prooi aan de meute.
Met de vorming van de Reichsschrifttumskammer op 1 november 1933 werd niet alleen de eerste stap gezet om auteurs, uitgeverijen en boekwinkels te controleren. Ook de liquidatie van ‘undeutsche’ geschriften werd verder geperfectionerd: de Herrmann-lijst werd regelmatig aangevuld. Met de maatregel van 25 april 1935 kreeg de Reichsstrifttumkammer de opdracht een lijst met boeken en geschriften op te stellen die strijdig waren met de nationaalsocialistische cultuur. Uiteindelijk omvatte de Liste des schädlichen und unerwünschten Schrifttums meer dan 4500 titels, vaak het totale werk van een auteur of het totale fonds van een uitgeverij. Om de roof van cultuurgoed inzichtelijk te maken is de lijst nog niet zo lang geleden op internet gezet.
Als je de lijst doorneemt kom je veel onbekende auteurs tegen. Hun boeken zijn veelal in de bloei van hun leven uit de handel genomen, uit de boekhandel, uit de bibliotheek, uit de universiteiten. Ze waren in de ogen van de nazi's gevaarlijke schrijvers. Hun namen moesten uit de geschiedenis worden gewist, uit de herinnering. Hun boeken moesten verdwijnen. Of ze, als ze de brandstapel hadden ontlopen, wel bekend waren geworden valt moeilijk te zeggen.
Nu kwamen ze in de kampen, werden geëxecuteerd, pleegden zelfmoord, of emi-