van haar levensverhaal en werk. Haar godsbeeld staat hier centraal. De overige vijf boeken zijn in Parijs uitgegeven. De witte pater, ex-missionaris en onvermoeibare religieuze publicist Armand Duval komt met Etty Hillesum: quand souffle l'Esprit: essai (uitg. François-Xavier de Guibert, 2010). In dit boek poogt hij in haar leven iets terug te vinden ‘van de geheime daden van God in het hart van een mens’. De romanschrijfster Cécilia Dutter blijft in haar boek Etty Hillesum, une voix dans la nuit (uitg. Robert Laffont, 2010) meer met de voeten op de grond dan de paters. Ze schildert Hillesum vooral af als vrouw, als feministe avant-la-lettre en kiest voor een persoonlijke identificatie waarin zij figureert als tijdgenote: ‘Ik las niet, ze praatte met me.’ Ingmar Granstedt, auteur van De cendres et d'amour. Portrait d'Etty Hillesum: Amsterdam, Westerbork, Auschwitz (uitg. Lethielleux, 2011), analyseert weer vooral haar godsbeeld en geeft haar een plaats onder de grote mystici. Maar ook voor Hillesums relatie met Spier trekt ze ruim zestig pagina's uit.
De theologe Marie-Hélène du Parc Locmaria, auteur van ‘Tant souffrir et tant aimer’ selon Etty Hillesum (uitg. Salvator, 2011), gaat het verst. Ze ziet Etty Hillesum als een heilige trooster en martelares, iemand die ‘ons kan helpen het lijden te begrijpen en er een betekenis in te zien die ons op geen enkele wijze belet gelukkig te zijn’. Volgens de auteur getuigt haar werk van een ‘bijbelse wijsheid’ en ze vergelijkt haar met Jezus, ‘want ze kiest er vrijwillig voor het lot van de anderen te delen terwijl ze kon vluchten.’
Genoemde vijf boeken kenmerken zich door een vaagheid van genre: een mengsel van biografie, lange citaten, identificatie met Etty Hillesum en theologisch of spiritueel traktaat. De lezer krijgt het gevoel steeds hetzelfde boek te lezen. Persoonlijke noten zoals een bezoek aan het graf van Spier bij Bériault of informatie over een joodse grootmoeder bij Dutter scherpen het betoog niet aan. Een duidelijker genre lijkt Olympia Alberti te hebben gekozen, want zij noemt haar boek L'amour dans l'âme, le journal disparu d'Etty Hillesum (uitg. Presses de la Renaissance, 2011) een roman. Alberti, auteur van tientallen romans, essays en dichtbundels bij de betere uitgevers, laat Etty's verdwenen dagboek beginnen op 9 augustus 1942, de dag dat Edith Stein in Auschwitz werd vergast. We zien haar pendelen tussen Westerbork en Amsterdam, veel Rilke lezen en zelfs Marina Tsvetajeva die het echte dagboek niet noemt. Alberti doorspekt haar tekst met talrijke citaten uit Etty's werk, maar laat deze praktijk vrijwel vallen als ze in Auschwitz is aangekomen en nog enkele weken te leven heeft: de periode waarover we feitelijk niets weten. Troost vindt Etty in Alberti's boek vooral bij de bomen in Auschwitz. In haar laatste nacht droomt ze van Edith Stein die ze in Westerbork had gezien en voert met haar een gesprek over God, liefde en de dood dat twintig pagina's beslaat. Ze neuriet het Requiem van Mozart als ze vervuld van dankbaarheid voor God richting de gaskamer gaat.
De Etty Hillesum-cultus gaat in Frankrijk onverdroten verder. Zo kondigt uitgeverij Seuil voor mei 2012 het boek La profondeur de l'intime: le détachement chez Maître Eckhart van Éric Mangin aan, waarin voor de oude meester parallellen worden gezocht bij moderne denkers, ‘tels que Thérèse de Lisieux, Etty Hillesum, Camus, etc.’ Zou een dergelijke vergelijking, met alle vanzelfsprekendheid die er in besloten ligt, ook in Nederland voor Etty nog mogelijk zijn?