heid werd hij een intieme vriend omdat hij me wilde verdedigen.’
9/11 was voor Hitchens een aanval op de westerse seculiere en liberale waarden. Sindsdien trok hij fel van leer tegen religie. God himself was de ultieme totalitaire macht, en diens rijk ‘een soort goddelijk Noord-Korea’. Hij werd een veelgevraagd debater over het onderwerp; en verwierf de reputatie van provocateur. Christelijke tegenstanders als John Carson Lennox, hoogleraar wiskunde en wetenschapsfilosofie in Oxford, en voornoemde Douglas Wilson leerden hem juist kennen als een aimabel mens die debatteren op hoog niveau serieus nam en respectvol met zijn tegenstanders omging. ‘Nooit kwam er van hem een onvriendelijk woord tegen mij, behalve op het podium,’ aldus Wilson.
Niettemin beheerste Hitchens de kunst van het schelden, soms onaangenaam, meestal geestig. In 2000 praatte in een bomvolle boekwinkel in Los Angeles een sympathisant van de extreemrechtse Lyndon La-Rouche door zijn inleiding heen. Hitchens weigerde hem te laten buitenzetten door de politie - dit was toch Amerika? In plaats daarvan hoonde hij de amokmaker op superieure wijze: ‘I wouldn't piss on him if he was on fire.’ Hij mocht blijven, maar: ‘Als je nog één ding zegt, zet ik je er zelf uit.’ Hetgeen prompt gebeurde.
Hitchens kon zichzelf ook verliezen in drammerigheid en overdrijven (en wist dat heel goed). Bij een bezoek met Martin Amis aan Saul Bellow, die hij voor het eerst ontmoette, kruiste hij fel de degens met de Nobelprijslaureaat over Israël en de Palestijnse zaak. In strijd met de afspraken, aldus de gegeneerde Amis (in Experience); volgens Hitchens echter (in Hitch-22) had Bellow op ‘grove’ wijze zijn medestander Edward Said aangevallen. Bellow zelf vond Hitchens blijkens zijn Letters geen ‘geschikt gezelschap, vooral aan tafel’. Ook deze plooi werd later gladgestreken.
Hitchens was hoe dan ook geen leunstoelessayist. Hij bezocht talloze brandhaarden: Belfast, Roemenië, Oeganda, Iran, Koerdistan, etc. Voor Vanity Fair onderging hij een intensieve gezondheidsbehandeling in een duur wellnesscentrum, fietste hij door Central Park met de voeten van de pedalen (hetgeen daar verboden is) en liet hij zich waterboarden om te testen of die omstreden verhoormethode gelijkstond aan foltering of niet. (Hitchens' slotsom: absoluut.) Hij vervulde zijn leven en werk als een soort mengeling van Gore Vidal, Hemingway en Orwell.
Laatstgenoemde was zijn ‘held’. Hitchens publiceerde veel over literatuur, maar slechts één keer in boekvorm. Why Orwell Matters (2002; Engelse editie Orwell's Victory) is wel wat anders dan ‘een bewonderend boekje’, zoals Gerry van der List smaalde in Elsevier van 5 maart 2011. Met de teksten in de hand schetste Hitchens een levendig portret van Orwells schrijverschap en las de critici de les die dat waren afgevallen. Voor velen personifieerde Hitchens zelf de geest van Orwell: antitotalitaristisch, alom aanwezig in de pers, politiek radicaal-pragmatisch en grenzeloos nieuwsgierig. Hij had het echter niet in zich om, zoals zijn voorbeeld, zijn denkbeelden in fictie te gieten.
En verhuizen naar de vs zou nooit in Orwells gedachten zijn opgekomen. Het ‘land of the free’ was Hitchens' lotsbestemming. In 2007 werd hij zelfs Amerikaans staatsburger. Voor de naturalisatieplechtigheid bij het gedenkteken van de bewonder-